Skip to main content

(reactie 3 augustus 2011)

Beste Kontekstueel,

Ik ben lezer vanaf jaargang 1 nr.1. Ik was aanwezig bij het 25-jarig jubileum.
Tevens ben ik al zo’n 40 jaar bezig met theologie. Maar niet alleen met ‘gereformeerde hermeneutiek’. Zo’n 25 jaar geleden ben ik vanuit de ‘evangelische orthodoxie’ geleidelijk doch onherroepelijk ‘doorgegroeid’ naar een modernere theologie, die de vragen van 2 eeuwen Verlichting en met name vanuit een historisch kritisch denken serieus wilde nemen. De vragen van de eeuwen, maar juist in deze tijd van atheïsme, nihilisme, ook de vragen van elke christen. De vragen van Kuitert, Den Heyer en van Hendrikse. Maar ook van André Troost. Terechte vragen. Terechte zoekontwerpen.
Vragen naar geloofwaardigheid, naar rationele logisch- consistente antwoorden.
Tegelijk weet je dat je jezelf overvraagt. Er blijft ook altijd een zeker geheimenis.
In die bescheidenheid en zelfrelativering wil ik toch wat opmerkingen maken.
Ik besef dat ik als niet-theoloog veel meer vrijheid heb gehad om mijn eigen ontwikkeling te sturen dan een theoloog in functie, die in principe keuzes heeft gemaakt voor de ‘leidende’ theologie in de kerk. Dat is ook wat ik opsnuif in het blad Kontekstueel: leerzaam, actueel, maar toch ‘vrolijk’ orthodox. Het laatste boek en artikel van de door mij al 25 jaar zéér gewaardeerde analyticus drs. Wim Dekker is echter uiteindelijk weer gekozen voor de klassieke theologie. In ‘geloof dat het (uit)houdt’ erkent Dekker dat veel mensen er nu vanuit gaan dat de algemene geldigheid van de christelijke wereldbeschouwing niet meer tot de grondslagen van onze cultuur behoort en in het bad der religies meedoet in de tombola van het relatieve postmoderne waarheidsbegrip.
Maar daar kan hij niet mee leven. “In het Nieuwe Testament betekent geloven dat je hoort bij de gemeenschap van degenen die ‘in Christus’ zijn, die met Hem zijn gestorven en opgestaan. Als dat niet het unique selling point van de kerk is, dan weet ik niet of de kerk verder wel echt interessant is.”
Houd mij ten goede, ook ik ben vuurbang voor ‘religie’ en voor het cultuurchristendom van deugdzaamheid en fatsoen. Ook ik sta voor het primaat van de Openbaring en ook ik ben, op het gevaar af even eenzijdig te worden, een enorme fan van Barth en Miskotte op het punt van de geheimenis van de NAAM. Het Koninkrijk van God staat storend en diametraal op de bestaande orde.
Maar wat mij zo teleurstelt is dat Kontekstueel uiteindelijk niet kiest voor de inclusiviteit.
Want het is van tweeën één. Of de klassieke christelijke theologie heeft het bij het goede eind - je kiest in ieder geval voor deze aanname - of er is toch één Schepper-God van alle volken en tijden, die zich in de verschillende religies heeft geopenbaard als de Bevrijder. Daarvoor heeft God zich bediend van Geschriften, waarin Woordbeelden en Beeldwoorden zich als bronnen van kracht en wijsheid hebben gemanifesteerd.
Sommige van deze Woordbeelden hebben zich gepersonifieerd als een hemelse gestalte. Een gestalte waarin je kunt ‘zijn’. Wij noemen het Christus. De messiaanse Geest van God, God-zelf in zijn actie naar mensen. Ook Jezus van Nazareth was als mens in zeer bijzondere mate vervuld van deze Geest. Dit even als zeer kort door de bocht visie van mijzelf (vooral gelezen bij K.H. Roessingh).
Het zou m.i. Kontekstueel sieren als, veel meer dan tot nu toe, de vragen rondom de klassieke dogma’s en de exclusiviteit van de kerk serieus werden genomen.
Dat is nu niet gebeurd, alhoewel Wim Dekker het ietsje pietsje opneemt voor André Troost in zijn vraag naar de goddelijkheid van Jezus. Nee, Jezus is niet zonder meer God. We mogen dat als kerk niet zomaar zeggen, maar we moeten dat wel (stilletjes) geloven en toch hardop zeggen als er dwaalleer voorbij komt die het ‘is-gelijk-teken’ weghaalt tussen Jezus en God.
Ik ben het met Troost eens dat dit’is-gelijk-teken’ al 2000 jaar een ‘weeffout’ is in onze theologie.
Paulus, de mysticus, heeft volgens mij dit bedoelt: de Christus is God, de NAAM Jezus (God redt) is Gods wezen, die als de Geest in Jezus van Nazareth, de gestalte van God heeft weerspiegelt en in zijn dood en opstanding een weerspiegeling is van de weg die iedere gelovige mag gaan als hij de metamorfose ondergaat van het zoonschap.
Ik zeg niet dat ik de oplossing van Troost de beste vindt, maar als de Engel naast God een beeldwoord is van de dichter-dominee  om uit te drukken dat God  in zijn boodschap, in zijn Woord, scheppend, oordelend en bevrijdend aanwezig is, dan ga ik voor deze uitleg.
Beter dan flauwe opmerkingen maken over het lief nemen van een hele mythologische wereld.
In Maleachi 3:1 is er differentiatie en identificatie tussen God en zijn Engel.
Dat moeten we ook zo zien in het hele Oude Testament. En dan niet vanuit de visie van een pre-existente Jezus, of een massieve, alleen op de zoon van Maria en Jozef toegespitste Christus-typologie, maar vanuit de visie dat ‘Christus’ de masjiach is als het alles overstijgende verlossingsprincipe van het Oude Testament.
 Op bladzijde 149 van het boek Tora van Ariel en D’vorah Berkowitz (messiasbelijdende joden) staat iets wat mij, sinds ik het zo’n 10 jaar geleden (2001) gelezen heb, heel erg heeft geïntrigeerd.
In het boek gaat er om dat wij de Masjiach ontdekken in de woorden van de Tora.
Zij halen dan Lucas 24:27 aan: En Hij begon bij Mozes en bij de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.
Ariel schrijft dan verder: Toen ik er voor het eerst mee begon om Jesjoea te zoeken in elke parasja,was ik bang dat ik er een tegen zou komen die zo duidelijk een ‘wettelijke strekking had dat ik Jesjoea er niet in zou kunnen vinden. Tot mijn grote verbazing kon ik haast niet meer ophouden toen ik eenmaal begonnen was. Ik heb ontdekt dat de persoon en het werk van Masjiach zelfs in de meest technische gedeelten van de Tora duidelijk naar voren komen.
Ook zij komen dan uit bij Jesjoea van Nazareth. Maar ik zou het veel breder willen oppakken, veel meer net als Willem Barnard het doet in ‘Stille omgang’. Jezus is niet uniek in zijn messias zijn. Veel meer mensen waren vanuit hun roeping en bestemming manifestaties van de messias.
Zodoende kun je dat principe zelfs uitbreiden naar Mohammed, Siddharta Gautema en Lao Tse, die ons in hun geschriften en leven de weg wezen naar God.
Het kan m.i. ook niet zo zijn dat Paulus op de weg naar Damascus  Jezus heeft gezien en gehoord. Hij heeft Jezus de Christus gezien. In één klap viel alles op zijn plek. De messias als de vervulling van alle joodse verwachting, van Abraham tot en met de profeten. Een mystieke ervaring, een inzicht in de universaliteit van de Christus, een plaatje die hij ineens scherp kreeg dwars door het leven van rabbi Jesjoea heen. Toen was deze ineens geen ergernis meer of een wetteloze jood, maar een bevestiging van dè waarheid. Eenzelfde ervaring van verlichting die Nicodemus doormaakte. Ook hij ontdekte en herkende dwars door de rabbi heen het reddende principe van de Zoon, die eeuwig leven geeft. De Torah kwam ineens tot leven, hij werd wedergeboren uit water (Torah) en Geest.
Wat mij betreft is dit hetzelfde unique selling point wat Wim Dekker bedoelt in zijn laatste boek, maar dan verbreed tot de essenties van alle grote religies.
Als Jezus van Nazareth is gestorven aan het kruis en zijn opstanding als een symbolisch verhaal wordt geïnterpreteerd en de incarnatie  pneumachristologisch wordt opgevat (G.J.D. Dingemans), dan kunnen we van hieruit verder met onze antwoorden aan joden en moslims, zonder last te hebben van een tweenaturen-leer en een drie-eenheidsdogma.
Maar dan moeten we dus wel een cesuur aanbrengen tussen de aardse Jezus(die achterblijft in het graf) en de Christus als het beeld van de levende God. Als vorm en ruimte van God. Als kosmische Christus. De bewijsgronden van de cesuur tussen rabbi Jesjoea en de Christus liggen in de bestudering van de joodse apocalyptiek, de joodse mystiek en de joodse hypostasenleer en alles wat er in en door de Dode Zeerollen aan inzicht ontstaat over de messias en de uiteindelijke verlossing. Maar ook geschriften uit de tijd na Christus bv. de Handelingen van Johannes of ook allerlei elementen uit de Nag Hammadi Geschriften.
In de Henoch literatuur is er o.a. sprake van een Zoon der mensen. 1 Hen. 62:13.
“ De gestalte als eens mensenzoon in Dan.7:13 beeldt de triomferende gemeente der heiligen en rechtvaardigen uit.
 In Henoch is hij het middelpunt der rechtvaardigen. Zij vinden in hem hun prototype. In Henoch heeft de Zoon des mensen dan ook al veel meer een persoonlijk karakter gekregen.
…..Men moet echter oog hebben voor het feit dat de ‘corporate personality’ in het OT telkens terug te vinden is.” (Andel, C.P. van, De structuur van de Henoch-traditie en het nieuwe testament, Utrecht 1955, blz. 94)
Het boek van Geurt Henk van Kooten, Paulus en de kosmos heeft mij geholpen om tot in detail te kunnen lezen wat het Griekse denken (bv. de Midden-Platoonse ideeën over een gedifferentieerd Godsbeeld) voorgebracht heeft. Een eerste principe boven het actieve principe, die uiteindelijk de uitvoerder van de schepping werd, precies zoals in Spreuken 8 Vrouwe Wijsheid uitvoerder van de Schepping werd en bij Philo van Alexandrië de Logos het uitvoerende principe.
Ook conform de 10 sefirot van de kabbalah, waar 10 manifestaties van God een hemelse gestalte vormen en God zich openbaart, maar zelf achter elke menselijke beschrijving verborgen blijft, in zichzelf rust en onkenbaar is (het En-Sof).
Met andere woorden: Christus is voor mij de pre-existente uitvoerder-God, die sprak en het was er, en die in soteriologische en echatologische zin de mensen aan zich bindt en hen zo bevrijdt van de machten van de duisternis en zo ruimte en vorm is waarin de gelovigen geborgen zijn.
Dit is het geheimenis van het ‘in-Christus’-zijn. En als Christus het beeld is van de onzichtbare God….want het heeft de ganse pleroma behaagd in Hem woning te maken, dan doen we toch niets anders dan het naspreken van de brief van Paulus aan de Kolossenzen.
De grote sprong die ik gemaakt heb en die vrijwel niemand met mij wil maken is dan dat we Christus moeten zien als God en dat we Jesjoea  moeten zien als de rabbi, een mens net als David, een man naar Gods hart. Dus geen versmalling van het heil in die ene mens Jezus. Maar die ene mens Jezus transparant maken en door hem heen de Christus zien, het beeld van de onzichtbare God.
Roessingh werkt dat o.m. uit in het beeld van de kosmische Christus, die hij Gods werkende macht in de wereld noemt. Dat kun je enerzijds dus ook de Geest van God noemen, die universeel is en in alle religies werkt en in veel gelovigen. In het Christendom noemen we dat dan specifiek de Christusgeest, die door de persoon van Jezus in bijzondere mate gestalte heeft gekregen, maar na Jezus dood ook in anderen zoals bv. in Kierkegaard.
Over deze kosmische Christus, die bv ook Paulus op de weg naar Damascus heeft gezien, schrijft Roessingh in zijn artikelen: Als een levende, voortwerkende, reële macht Gods in de 'gemeente'....als metafysische reële macht, met wie het den mens gegeven kan zijn, contact te vinden. (Roessingh, K.H., Verzamelde Werken Tweede Deel, blz. 340,341)
Er is natuurlijk nog veel meer te zeggen, dat kan in dit verband even niet.
Ik had alleen veel behoefte om te zeggen dat de discussie rondom de goddelijkheid van Jezus en het boek van Troost niet evenwichtig is benaderd.
Ik voel me, zeker na lezing van het boek van Troost, niet gedrongen om zijn visie te verdedigen, maar wel spreek ik de hoop uit dat er een bredere benadering van de theologische vragen zou plaats vinden. Vandaar deze mail naar Kontekstueel en niet naar de scribenten van het laatste nummer.
Het is echter beslist niet verboden bovenstaande naar hen toe te klikken.

A. van Dijk
Nijkerk