Skip to main content

nr5 • 2013 • Delen in Christus door de doop

27e jaargang nr. 5 (mei 2013)

Dopen in een seculiere tijd

J.M. Burger

Delen in Christus door de doop

Delen in Christus is de kern van het christelijk geloof. De doop maakt dat delen in Christus tastbaar door de overgang te markeren van het buiten Christus naar het in Christus zijn. Dat in Christus ingedoopt worden zal met nadruk naar voren gebracht moeten worden in de uitleg van de betekenis van de doop. Anders leidt de praktijk van de kinderdoop tot een uitholling van het christelijk geloof.

Tegelijk kost het in onze context moeite om die kern van de doop onder de aandacht van doopouders te brengen, en roept dat de vraag op hoe die overgang plaatsvindt en wat in die overgang de betekenis van de doop is.

Betekenis van de doop

Dat voorzetsels soms van groot belang zijn, geldt ook bij de betekenis van de doop. Paulus kan spreken over ‘in Christus’ (in het Grieks en christooi), maar juist in twee passages die over de doop gaan gebruikt hij een andere uitdrukking, in het Grieks eis christon. ‘…Allen die gedoopt zijn eis Christus Jezus…’, schrijft Paulus in Romeinen 6:3. ‘Want allen die eis Christus gedoopt zijn …’, staat in Galaten 3:27. In het Nederlands vertaal je hier ook ‘in’ Christus, maar in het Engels wordt eis vertaald met ‘into’ in plaats van ‘in’. Het gaat hier om een beweging van buiten Christus naar in Christus, ‘to be baptised into Christ Jesus’. Wie gedoopt wordt, wordt in Jezus Christus ingedoopt. Die beweging wordt in de doop als overgangsritueel gemarkeerd.

Via het eis christon van het in Christus indopen kom je in de ruimte van het ‘in Christus’ en ‘met Christus’. Wie verder leest in Galaten 3:27 ziet hoe Paulus het in Christus ingedoopt worden verbindt met het beeld van kleding: de gedoopte trekt Jezus Christus aan. Zoals je kleren om je heen zijn en je uiterlijk en eerste aanblik bepalen, zo is Jezus Christus om je heen en ben je in Hem. Opnieuw spelen voorzetsels en door Paulus gemaakte samenstellingen een rol, zoals ‘mee-begraven’. Zo verbindt hij momenten uit het verhaal van Jezus Christus met wie wij zijn. In Romeinen 6 en in Kolossenzen 2 legt hij een verbinding tussen in Christus ingedoopt worden en de dood en begrafenis van Christus.

In Romeinen zegt Paulus dat wij gedoopt zijn in de dood van Christus en met Hem mee begraven zijn (6:4). Zo zijn wij door de doop ‘één geworden met wat gelijk is aan zijn dood’ (6:5). Ons delen in de dood en begrafenis van Jezus is symbolisch. Gelukkig is het voldoende dat wij op rituele wijze daarin meegenomen worden. Het doel daarvan wordt op twee manieren verwoord: wij zullen (nu al) in ‘nieuwheid van leven wandelen’ (6:4) en wij zullen gelijk zijn aan zijn opstanding (6:5). Dat wordt volgens Romeinen 8 werkelijkheid wanneer zijn heerlijkheid over ons geopenbaard zal worden bij Christus’ tweede komst. Dit voltrekt zich niet zoals ons delen in de dood van Christus op rituele wijze, maar in de werkelijkheid van ons eigen lichaam. In de tussentijd leven we ‘in Christus’, al wel met Hem gestorven maar nog niet met Hem opgestaan. We gelden nu als dood voor en vrij van de zonde (6:6-7:11), en kunnen nu al een nieuw leven gaan leiden in dienst van God (6:4,13). De doop brengt ons in de ruimte die bepaald wordt door Christus, onze representant. Ons delen in Hem is bezig zich te voltrekken in een proces, dat loopt vanaf de doop tot aan de wederkomst van Christus.

In Kolossenzen 2:12 legt Paulus iets andere accenten: hij zegt hier dat we zowel met Hem begraven als opgestaan zijn, en legt ook de link met de opstanding. Overigens blijft er ook in Kolossenzen een verborgen aspect aan het leven in Christus. Paulus schrijft: Richt je op Christus die boven is bij zijn Vader. ‘Want jullie zijn gestorven en jullie leven is verborgen met Christus in God’ (3:3). Door de doop gaan we dus delen in het verhaal van Christus. Het heden van dat delen is gekenmerkt door incompleetheid en verborgenheid, tot het moment dat Christus verschijnt in heerlijkheid en wij met Hem in heerlijkheid zullen opstaan.

Niettemin markeert de doop wel een overgang die door Christus werkelijkheid is geworden, ook al delen wij daar nu nog op incomplete wijze in: de overgang van oud naar nieuw, van de oude schepping en van Adam naar de nieuwe schepping in Christus. Vóór de doop is er de werkelijkheid van de zonde en de dood, van de oude schepping en de oude mens. In plaats daarvan komt in Christus een nieuwe schepping. Allen worden we levend gemaakt. In plaats van de oude mens trekken we Christus aan (Gal. 3:27). En daarmee zijn we weer aangeland bij de passage waar we begonnen en waar Paulus expliciet refereert aan de doop. Elders in de brieven wordt de doop ‘de wassing van de wedergeboorte en de vernieuwing van de Heilige Geest’ genoemd (Tit. 3:5). Doop markeert wedergeboorte en vernieuwing.

De trinitarische doopformule

Dit leidt tot een vooral christologisch verstaan van de doop, net als in Handelingen waar de doop steeds naar voren komt als een doop in de naam van Jezus Christus. Hoe verhoudt zich dat tot de trinitarische doopformule (alleen in Matteüs 28:19)? Wie de reflecties op deze formulering in het klassieke doopformulier op zich laat inwerken, kan makkelijk inzien hoe de relatie met de Vader en met de Geest niet losgemaakt kunnen worden van de participatie in Christus. De relatie met de Vader wordt verwoord in termen van een verbond en van adoptie. Het nieuwe verbond is er door Christus. Bovendien is belangrijk dat in Jesaja 42:6 en 49:8 over de knecht van de Heer gezegd wordt dat hij gegeven is als een ‘verbond voor het volk’.

Wanneer Christus zelf het verbond is, hebben ‘in Christus zijn’ en in het verbond zijn alles met elkaar te maken. Het verbond met de Vader is niet los te zien van ons delen in Christus.

Hetzelfde geldt voor de adoptie. In Galaten 3:26-27 wordt het Christus aantrekken, en het in Christus zijn als gevolg daarvan, expliciet geduid als een delen in zijn identiteit als zonen van God. Op vergelijkbare wijze wordt in Romeinen 8 het delen in Christus verbonden met de Geest van het zoonschap, zodat we God ‘Vader’ noemen en zijn erfgenamen zijn (Romeinen 8:14-17). Door de Vader geadopteerd worden als kind veronderstelt onze participatie in Christus. De relatie met de Geest wordt in het doopformulier expliciet gerelateerd aan de participatie in Christus: de Geest komt in ons wonen en maakt ons tot lichaamsdelen van Christus. De trinitarische doopformule sluit dus naadloos aan bij de betekenis van de doop als in Christus ingedoopt worden.

Betekenis van de doophandeling

Dit mag bijbels-theologisch de betekenis van de doop zijn, de vraag is vervolgens wel wat de betekenis van de doophandeling is. Allereerst is die een teken: de symboliek van de onderdompeling in het water spreekt van in Christus ingedoopt worden en in Hem verdwijnen, sterven en begraven worden, gewassen worden door het waterbad. Maar wat is de doop behalve een teken? Is de doop als sacramentele handeling:

1. zelf de inlijving in Christus en in zijn lichaam (de rooms-katholieke duiding);

2. een persoonlijke bezegeling van de belofte dat God ons in Christus laat delen (de gereformeerde optie);

3. een geloofsbelijdenis en een expressie van iets dat plaatsgevonden heeft toen de dopeling tot geloof kwam (de interpretatie verdedigd door baptisten)?

Bij optie 1 is de doop onmisbaar voor iedereen die bij de Heer en bij zijn kerk wil horen, en kun je kinderen het beste maar zo snel mogelijk dopen omdat ze anders buiten de Heer en zijn kerk leven en sterven. Bij optie 2 is de doop een aanhangsel bij een belofte dat niet werkelijk iets toevoegt en daarom als optioneel beschouwd kan worden. In deze visie is het goed mogelijk om kinderen te dopen en hoogstens verplicht omdat God het ons opdraagt. De doop verandert echter niet werkelijk iets, omdat Gods belofte niet van het doopritueel afhankelijk is. Het enige wat de doop toevoegt is een persoonlijke bekrachtiging van een belofte waar je je aan op kunt trekken. Bij optie 3 is de doop vooral een constatering van een verandering die al een gepasseerd station is, of een gelovige zelfexpressie daarvan. Hierbij is het onmogelijk om kinderen te dopen voor ze tot geloof gekomen zijn, of is een dogmatische constructie als de veronderstelde wedergeboorte nodig om de kinderdoop te legitimeren.

Om hier tot duidelijkheid te komen, is een eerste belangrijke vraag of de gelovige zelf in de doop een handelende persoon is. Expliciet lijkt dit in 1 Petrus 3:21 het geval te zijn, waar gezegd wordt dat het bij de doop niet gaat om een uiterlijke reiniging, maar om een gebed van of om een goed geweten tot God. De volgorde in Marcus 16:16 wijst in diezelfde richting: wie gelooft - dat gaat nadrukkelijk voorop - en zich laat dopen zal behouden worden. Is de doop zowel een handeling van God of de kerk, als van de dopeling zelf? In 1 Petrus 3 gaat het om gered worden door de doop, zoals Noach met de ark gered werd. Het gaat te ver om aan een verzoek om redding een constitutieve betekenis voor de redding zelf toe te kennen. In het gered en gedoopt worden ben je als mens passief. Opnieuw geboren worden, of met Christus sterven en opstaan zijn beelden die menselijke activiteit uitsluiten. Optie 3 valt dus af. Tegelijk is het wel van betekenis dat in het beeld van het aantrekken van kleren (Gal. 3), in het noemen van het gebed (1 Petr. 3) en het voorop plaatsen van het geloof (Mar. 16) de existentiële betrokkenheid van de dopeling nadrukkelijk in beeld komt. Gedoopt worden leerlingen van Jezus (Mat. 28:19) en mensen die zich bekeerd hebben (Hand. 2:38). Ook al ben je bij de doop passief, de doop veronderstelt wel geloof bij de dopeling. De in het Nieuwe Testament normale situatie is de doop van een bekeerling die gedoopt wordt nadat hij of zij tot geloof gekomen is.

Gelovigen worden dus gedoopt, en iedere doop is een geloofsdoop. Betekent dit dat kinderen niet gedoopt zouden moeten worden? Wanneer we blijven bij het beeld van Noach die met de ark gered wordt, lijkt me dat een onjuiste conclusie. Als de doop een reddingsboot is die redt van de eeuwige dood, dan zou het toch merkwaardig zijn wanneer God ouders van hun jonge kinderen scheidt. Zou God ouders van de verdrinkingsdood redden en hun kinderen niet? Zou God in dezen in het Nieuwe Testament minder gul zijn dan in het Oude Testament? In het Nieuwe Testament worden mensen die tot geloof komen gedoopt, met hun huis. Het lijkt me van een karig godsbeeld getuigen om daarin niet de kinderen opgenomen te zien. Wie worden er dus gedoopt? Gelovigen (met hun huis, met hun kinderen). Zo verstaan is er wel ruimte voor kinderdoop, maar echter niet voor een dooppraktijk waarbij ieder kind gedoopt kan worden. Ook een kinderdoop is een geloofsdoop, waarbij aan de doopouders met de doopvragen vóór de doop opnieuw een geloofsbelijdenis gevraagd wordt.

Omdat we niet op het geloof van een ander kunnen blijven teren, vraagt deze doop om een persoonlijke geloofsbelijdenis van de dopeling. Zou een kinderdoop geen geloofsdoop meer kunnen zijn, dan is het mijns inziens terecht om tegenstander van de kinderdoop te worden. Als we moeten kiezen, is het belangrijker om de band tussen geloof en doop vast te houden dan om kinderen te blijven dopen. Liever baptist zonder kinderdoop dan kinderen dopen zonder geloof.

Als de dopeling passief is bij de doop, wat gebeurt er dan op het moment van dopen? Het lijkt mij te ver gaan om de wedergeboorte of de overgang van buiten Christus naar in Christus met de doophandeling te identificeren. Niet iedereen die zijn geloof belijdt en gedoopt wordt, blijkt uiteindelijk een wedergeboren nieuwe mens te zijn. Niet ieder gedoopt kind komt tot geloof. Optie 1, wedergeboorte door de doop lijkt me daarom niet houdbaar.

Optie 2, de doop als zegel op een belofte, kan echter ook onbevredigend zijn wanneer niet uitgelegd kan worden waarom de doop eigenlijk geen overbodige handeling is. Het taalfilosofische concept van een ‘performatieve handeling’ kan helpen om te begrijpen dat er met de doophandeling inderdaad iets gebeurt. Een performatieve handeling is een taaldaad die, verricht door een bevoegd persoon in de juiste context, een nieuwe werkelijkheid tot stand brengt. Wanneer bijvoorbeeld gezegd wordt ‘met de volgende hamerslag open ik deze vergadering’ of ‘met het doorknippen van dit lint open ik dit gebouw’, gebeurt er daadwerkelijk iets. Zo is het ook wanneer iemand, daartoe bevoegd en binnen een liturgische setting, een ander met water doopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Geest. Op dit officiële moment ontstaat er een nieuwe werkelijkheid. (Tegelijk hebben zulke officiële momenten hun relativiteit: ook al zijn ze niet herhaalbaar, ze zijn ook niet noodzakelijk in strikte zin.)

De doop is een performatieve handeling waarin God zichzelf in Christus aan ons geeft. Om te begrijpen hoe dat precies gebeurt, is het echter belangrijk te zien hoe ons delen in Christus en de transformatie als gevolg daarvan zich voltrekt. Ons nieuwe leven ligt primair buiten onszelf, in Christus. Christus wordt ons gegeven als onze rechtvaardigheid, onze heiligheid en onze verlossing (1 Kor. 1:30). In het geven van Christus is alleen God actief.

Christus wordt ons gegeven in het evangelie: in dat woord is Hij aanwezig en geeft Hij een nieuwe werkelijkheid van participatie en transformatie. Dit woord realiseert zich wanneer het in geloof ontvangen wordt. De performatieve taaldaad van de doop heeft dus een tweevoudig karakter: God verbindt zich in Christus aan ons, en God verplicht zich ertoe ons de laten delen in Christus. Deze zelfverplichting heeft het karakter van een belofte die vraagt om geloof: het gaat immers om een proces van transformatie dat nog maar net begonnen is. Dat betekent, dat de dopeling vanaf zijn doop officieel geldt als lichaamsdeel van Christus (dat is: als lid van de kerk, het lichaam van Christus). Wij beoordelen gedoopten met het oordeel van de liefde als mensen in Christus. Ook zelf mogen we als gedoopten ons aan onze doop optrekken en vanuit dit liefdesoordeel onszelf bekijken. Zonder geloof van de gedoopte wordt Christus echter niet ontvangen. De realisering van een steeds intensievere participatie en een steeds verder gaande transformatie, gebeurt alleen in geloof.

Dr. Hans Burger is postdoc onderzoeker systematische theologie, Theologische Universiteit Kampen.
Mailadres:
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.