Skip to main content

nr5 • 2013 • ‘Je wilt je kind toch iets meegeven’

27e jaargang nr. 5 (mei 2013)

Dopen in een seculiere tijd

Inleiding op het thema

C.W. Saly

Je wilt je kind toch iets meegeven’

In de gereformeerde traditie bedienen wij de doop aan kinderen en wat mij betreft van harte. De afgelopen jaren valt mij bij doopzittingen op hoe geseculariseerd sommige ouders zijn die voor hun kinderen (nog) de doop verlangen. Zij spreken met een duidelijke afstandelijkheid over het leven van de gemeente. Je ziet hen rond de geboorte van hun kind in de kerkdiensten, om daarna weer te verdwijnen.

Als je deze ouders vraagt waarom zij hun kind eigenlijk willen laten dopen, krijg je antwoorden als: 'Je wilt je kind toch iets meegeven, een houvast' of: 'We zijn dankbaar voor de geboorte van ons kind.' Steevast probeerde ik in gesprekken over de doop iets van Romeinen 6 aan de orde te stellen, omdat voor mijn besef voor het verstaan van de christelijke doop de thematiek van het sterven en opstaan met Christus van groot belang is. Zit in passages als Romeinen 6 niet de theologische kern van de doop? Maar regelmatig merk ik dat dat hele Romeinen 6 verhaal niet aankomt of op verzet kan rekenen. ‘Ons kind is net geboren. Moet het nu alweer sterven?’

Volgens het klassieke doopformulier moet de doop niet uit gewoonte of bijgeloof bediend worden. Sommige mensen - onder wie collega's - zijn zeer optimistisch en zeggen: ‘Als jonge ouders vandaag de dag nog bij je komen met het verzoek hun kind te laten dopen, dan is dat niet meer uit gewoonte of bijgeloof, want dan zouden ze niet meer komen. Die ouders zijn dan op zoek.’ Dat die ouders op zoek zijn, wil ik wel geloven, maar is het de doop waarnaar zij op zoek zijn? Of zoeken ze meer een beaming van en een zegen over het leven van hun pasgeboren kind?

Met betrekking tot de doop heb ik - in het spoor van de gereformeerde theologiebeoefening - tot nu toe sterk geredeneerd vanuit het verbond. De ruimte die het genadeverbond met zich meebrengt vind ik uitnodigend. Het troost mij dat de voortgang van het verbond uiteindelijk niet afhankelijk is van het geloof van mensen.1 Zoals een collega mij onlangs mailde: Ook toen het in het tienstammenrijk in godsdienstig opzicht bergafwaarts ging, is men doorgegaan met het besnijden van kinderen. En voor de profeten was dat een reden om de mensen op te roepen zich te bekeren tot de God van het verbond. Niettemin is er ook in de traditie die sterk verbondsmatig wil denken aandacht voor het verband tussen geloof en doop. En in de kerkelijke praktijk van alledag, vraag ik mij wel eens af: Op grond van wiens geloof doop ik dit kind nu eigenlijk?

Nog niet zo lang geleden schreef Wim Dekker in het Reformatorisch Dagblad: ‘Wie de weg van Christus niet wil gaan en voor zijn kinderen ook te zwaar acht, moet van de doop afzien. Hij hoort (nog) niet bij de volgelingen van Jezus, maar bij de schare, de zoekers misschien. Jezus had de schare lief. Maar de schare is niet hetzelfde als de discipelkring. Op dit onderscheid komt het vandaag opnieuw aan. Concreet betekent dat een strengere dooppraktijk."2 Ik merk dat wat Dekker zegt mij enerzijds aanspreekt. Tegelijk vraag ik me af: hoe doe je dat dan praktisch? En hoe leg ik dat uit, juist aan die randkerkelijke ouders?

Dat de doop onvermijdelijk verbonden is met navolging, snap je meteen als je Romeinen 6 leest. Maar wat nu als de ouders die de doop voor hun kind wensen met die navolging niet goed raad weten? En wie bepaalt dat eigenlijk? Hoeveel navolging is genoeg om je kind te mogen laten dopen? Dat zijn vragen waar je liever geen casuïstiek bij schrijft. Anderzijds komt het antwoord van de ouders op de vraag of zij hun kind willen voorgaan op de weg van het evangelie in sommige gevallen wel erg in het luchtledige te hangen. Is dat misschien de reden dat in steeds meer gemeenten ook de gemeente antwoord geeft op de vraag naar verantwoordelijkheid voor de geloofsopvoeding van de gedoopte kinderen?

Als ik mijn verhaal tot nu toe terug lees, zie ik dat er vragen te stellen zijn op verschillende niveaus.

1. Er is een theologisch niveau waar vragen liggen over wat nu precies de theologische begrippen zijn die doorslaggevend zijn in de betekenis van de doop. In de gereformeerde traditie is voor de doop vooral geredeneerd vanuit de verbondssluiting en vanuit de analogie besnijdenis-doop, met als bijzondere nadruk de afwassing van de zonden. Maar is dat wel terecht? De doop wel opvatten als een teken en zegel van het verbond en gaat het in de doop om de afwassing van de zonde? Of moet je bijbels-theologisch gezien de doop eerder zien als het ingaan in de eschatologische werkelijkheid, zoals Van de Beek3 betoogt?

2. Er is een communicatief niveau waarop vragen te stellen zijn over de manier waarop de theologische inhoud van de doop in een geseculariseerde context nog ter sprake gebracht kan worden en wanneer je dat moet doen. Als ik in Christus een nieuwe identiteit ontvang, dan begint toch het levenslang zoeken naar wat dat betekent voor mijn alledaagse leven? En hoe kun je van ouders verwachten dat zij hun te dopen kinderen voorgaan in dat zoeken als zij de symboliek van de doop als participatie in het sterven en opstaan van Christus zelf niet lijken te begrijpen of te geloven? En zou daar nu juist niet iets van een nieuwe dooppraktijk zichtbaar moeten worden? Een praktische oplossing is misschien uitvoeriger dooponderricht. Zoals mensen soms de belijdeniscatechese volgen terwijl ze nog niet weten of ze ook belijdenis zullen doen. Je neemt dan uitvoerig de tijd om met hen een weg van geloofsonderricht te gaan. Daarna nemen ze een beslissing. Waarom gebeurt dat eigenlijk niet rond de doop? Waarom worden daar hoogstens enkele avonden aan besteed, voor zover dat al gebeurt?

3. Ten slotte is er een pastoraal niveau waarop vragen te stellen zijn die te maken hebben met de wijze waarop je met doopverzoeken van mensen die aan de rand van de kerk meeleven omgaat. Je wilt vanuit bewogenheid geen deuren dicht doen. Maar de doop is ook geen leeg ritueel dat ieder naar eigen behoefte kan invullen.

Overwegingen als hierboven brengen mij tot de vraag hoe je op een geloofwaardige manier de kinderdoop vanuit de gereformeerde traditie kunt praktiseren in een geseculariseerde wereld, die de wereld van je gemeenteleden (en jou zelf) is.

Ds. Richard Saly is predikant (PKN) te Ede. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

1 Dat is een lijn die ook - bijna tegen beter weten in - door ouders en grootouders vastgehouden wordt als het gaat over hun (klein)kinderen die van kerk en geloof vervreemd zijn.

2 Reformatorisch Dagblad, 16 augustus 2011

3 A. van de Beek, God doet recht: eschatologie als christologie, Zoetermeer, p. 178.