Skip to main content

nr4 • 2013 • Miskotte in het gewone leven

maart 2013 (jaargang 27 nr. 4)

P.L.D. Visser

Miskotte in ‘Het gewone leven’

Wat is er van God waar te nemen in deze onttoverde en gebroken wereld? K.H. Miskotte, de hervormde denker, dominee, theoloog en hoogleraar doordacht deze vraag al aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Het is een vraag die verrassend aan de orde blijkt te komen in het bijbelboek Ruth. De lezingen die Miskotte hierover hield zijn neergeslagen in zijn werk Het gewone leven. In den spiegel van het boek Ruth.

Kornelis Heiko Miskotte (1894-1976) heeft scherp de toenemende dreiging aangevoeld die er van Nazi-Duitsland uitging in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Zijn boek over Ruth1, verschenen in 1939, draagt er op verschillende plaatsen de sporen van. Zo horen we Miskotte spreken over ‘het gewelddadige’ van zijn tijd, over ruiten die ‘rinkelen van het kanongebulder over de grenzen’ en over de ‘grote mogendheden’ Engeland en Duitsland (340-1). Miskotte wendt zich in de spanning van zijn tijd niet naar het eschaton, om daar zijn hoorders mee te troosten, maar hij concentreert zich juist op het ‘gewone leven’. Daar gebeurt ‘het’. Daar drukt God sporen van zijn openbaring in, juist daar is Hij tegenwoordig, hoe alles ook van zijn afwezigheid lijkt te spreken.

Anti-idealisme

Die wending naar het gewone leven heeft alles te maken met het anti-idealistische beginsel in Miskottes theologie. Het wijsgerig idealisme is uit op de reductie van de werkelijkheid tot één principe. Dat leidt tot een denken waarin getast wordt naar het eigenlijke achter de werkelijkheid, naar een laatste grond, waaruit alle vormen van het bestaan - God, mens, natuur - afgeleid kunnen worden. Wie kennis heeft genomen van Wij zijn ons brein van de hersenonderzoeker Dick Swaab, zal bekend voorkomen waartoe dit idealisme kan leiden: ‘alles is materie’. Een tegengestelde variant is: ‘alles is geest’, of - met een pantheïstische twist - ‘alles is God’.

Miskottes punt is (zie o.a. zijn opstel ‘Over Franz Rosenzweig’ in Verzameld Werk 9), dat het wijsgerig idealisme tot zelfvervreemding leidt: een mens weet niet meer wat of wie hij is en wat zijn ervaringen met werkelijkheid nog waard zijn. Als alles materie is, wat ben ik dan nog, behalve een biologische machine? Wat moet ik ervan denken dat mijn ‘ik’ niets dan een bijproduct is van een gecompliceerd, maar machinaal opererend brein? Wat betekent de liefde voor man, vrouw en kinderen nog, behalve evolutionaire aanpassing aan het samenleven in een menselijke roedel? Wie kan zich neerleggen bij deze stand van zaken, als hij zijn existentie serieus wil nemen?

Miskotte wil af van het idealisme in de verklaring van de Schrift: dat biedt geen ruimte voor de concrete Godsontmoeting in de werkelijkheid van het bestaan. Het idealisme kan zomaar binnensluipen, namelijk daar waar gesproken wordt over het geestelijke leven op zo’n manier, dat het naast of buiten het natuurlijke leven komt te staan (333). Het geestelijke wordt dan, idealistisch geformuleerd, het eigenlijke, met als gevolg dat het concreet geleefde leven bijkomend wordt. Het is niet verwonderlijk dat de Godsontmoeting in het gewone leven dan problematisch wordt.

Gewoon

Het boek Ruth blijkt in verband met het totaal en existentieel geleefde leven - ‘het gewone leven’ - opmerkelijke dingen te verkondigen. Miskotte zegt het speels: ‘We slaan nu een boekje op, volgens velen bijna te simpel om aan te kijken’ (332). Het gaat in Ruth om een gewone familiegeschiedenis op het boerenland, onder de dreigingen van het lot. Gebeurtenissen van wereldhistorische betekenis lijken afwezig. Het gaat over niets anders dan rouwen en trouwen, honger en brood. Een bruiloft onder de kleine luiden en een uitgebreide kraamvisite vormen het slot. ‘En wat er tussen de regels te lezen is, wat zou het anders zijn dan koken en afstoffen, aangebrande pap en verkouden kinderen?’ (332) Het boek Ruth ademt niet de geest van ‘afgescheidenheid van de wereld’ of ‘de sfeer van het conventikel’. Er is, integendeel, nauwelijks een spoor van wat geestelijk leven mag heten. Het boekje rept niet van directe openbaring, profetie of wonder: het is allemaal ‘gewoon’. ‘God is hier méér dan elders verborgen, verhuld, of liever niet méér openbaar dan in uw en mijn leven.’ (346-7) Miskotte stelt als geen ander de moderne vertwijfeling van het gebrek aan Godservaring, juist vanuit de Schrift, aan de orde.

Leesregels

De episode waarin Naomi met haar gezin honger lijdt in broodhuis Bethlehem, en uit arren moede naar het heidense Moab emigreert, wordt in de behandeling van Miskotte een treffende gelijkenis van óns gewone leven, waarin we - zo luidt immers algemeen de klacht - een gebroken en onttoverde wereld ervaren en ons afvragen waar de sporen van God te vinden zijn.

Miskotte gaat ervan uit dat de leesregels waarmee de Schrift geopend wil worden, ook van toepassing zijn op de werkelijkheid van het bestaan. Hij zet hiervoor de fenomenologische methode in, als tweede lid van de trits kijken, zien en horen. In het kijken worden we de verwarrende veelheid van verschijnselen en gegevens gewaar. In het zien doorzien we de structuren en verbanden in deze veelheid. In het horen naar de Schrift openbaart zich het geheim van het leven, waarnaar we gekeken hebben. Miskotte legt de Schrift én de werkelijkheid open en leest ze in elkaars licht.

Afwezigheid

Op een modern aanvoelende manier weet Miskotte vanuit het leven van Naomi en haar gezin de hedendaagse aanvechting aan de orde te stellen: Israëls God heeft kennelijk zijn belofte niet vervuld. Het broodhuis vloeide níet over van melk en honing. Maar de afgod Kamos, uit het heidense Moab, heeft wél voor brood gezorgd. De mensen, de dingen, de feiten en ‘de stemmen in uw eigen hart’ zeggen: ‘Waar is uw God? Kijk hier moest Hij “zijn” dat is zijn daden doen, maar hier “is” hij niet.’ (356) In grote aanvechting zien Naomi en Elimelech zich gedwongen uit te wijken naar Moab. Er komt immers geen engel aangevlogen om uitkomst te brengen, geen profeet is er te zien, geen stem geschiedt er. ‘Dit is het gewone leven maar - houd op met uw dromerijen: dit gewone leven is héél het leven.’ (356).

Was het terecht dat Elimelech en Naomi emigreerden? Miskotte zegt dan dat wij in het tegenwoordige zo weinig weten. Is het niet het ‘lot’ dat de dingen hier willekeurig leidt? (359)

In de titel van het hoofdstuk waarin hij deze episode behandelt, ‘Lot, verlating en leiding’ (349), laat Miskotte doorschemeren hoe hij zijn fenomenologische methode hier wil toepassen. De nood van Naomi en de haren lijkt hen toe te vallen door het ‘lot’. Kijken levert hier een verwarrende kluwen van vragen op. Zien verdicht de problematiek tot de vraag: Waar is God in dit gebeuren - heeft Hij bemoeienis met die drie achtergelaten weduwen? (365) Het woord dat hier opklinkt is ‘verlating’. Lezend vanuit het einde van het boek Ruth is echter duidelijk dat hier sprake is van ‘leiding’, zo wijst het horen uit. Als Naomi in zak en as zit in Moab en zij zich toch maar gereed maakt met twee schoondochters om terug te keren naar Bethlehem, is God al aan het werk bij Boaz. Zijn er immers geen ‘andere delen’ van het Rijksgebied, ‘die door de wenk van ’s Konings scepter met deze verloren post in stil verband staan?’ Is God niet zo bezig met Boaz dat hij geen vrouw ‘kon vinden’ en, ouder wordend, ongehuwd bleef? (365)

Zo volgt Miskotte in heel zijn werk over Ruth telkens twee leeslijnen. Van het begin naar het eind: hier lijkt het lot te beschikken. Maar van het eind naar het begin gelezen, wordt duidelijk dat Gods leiding in dit alles aanwezig is. Zo leest Miskotte de Schrift met het oog op onze werkelijkheid, en onze werkelijkheid met het oog op de Schrift.

Thora

Miskotte benadrukt dat het boek Ruth ligt ingeklemd tussen de herinnering en verwachting. God heeft in het verleden gesproken tot Mozes in de Thora. Dit spreken galmt na in de herinnering. God zal spreken in de profeten, dat vormt het voorwerp van de verwachting. Het boek Ruth representeert aldus een ‘tijd tussen de tijden’. (337) Toch speelt de Godsopenbaring, hoe afwezig die ook lijkt, een wezenlijke rol. Het leven van Ruth en Naomi wordt beschut in de sfeer van de Thora. De Wet spreekt immers van het Noachitisch verbond. De oergestalten van het leven blijven in stand, hoe ontaard de mensen en de tijden ook zijn (351). Het is Gods trouw, toegezegd in de Thora, waardoor Ruth het recht had om aren te lezen van Boaz’ akker. En Boaz handelt naar de Thora, wanneer hij, op het spoor gezet door de subtiliteit van Naomi en Ruth, in heilige creativiteit leviraatshuwelijk en losserschap combineert tot een huwelijk met de Moabitische. H.C. van der Sar zegt het pregnant in zijn dissertatie: ‘Miskotte verstond het als zijn theologische opgave om duidelijk te maken, hoe ons gewone leven geen voorwerp maar vórm van Gods genade is.’ (Verborgen in eenvoud, Kampen, 1995, 67-8)

Schepping

Dat Ruth moeder wordt van Obed en zo stammoeder van David en Christus, legt een bijzondere, zij het indirecte wijding over het gewone leven. Wij hebben Christus’ ‘godheid niet ergens áchter zijn mensheid te zoeken’. God is voor ons ‘nérgens dan in het mensenleven van “David”, van deze “Obed”. In Christus is ook het gebod Gods mens geworden; van daaruit treedt de goedheid Gods mij gewoonlijk tegemoet in en door een ander mens in het gewone leven.’ (655) Miskotte komt tot een prikkelende formulering: ‘Openbaring is op zichzelf reeds verzoening. De openbaring is niets anders dan dit éne mensenleven van Davids Zoon en Heer.’ (655)

Van der Sar wijst op de intrigerende notie in Miskottes theologie, dat de incarnatie niet primair betrokken wordt op de vergeving van de schuld, maar op de onthulling van de schepping. Voor Miskotte is dat de enige manier om de vraag van het Jodendom aan de kerk recht te doen: ‘Wat is de verlossing van de mens waard als niet de wereld verlost is?’ (Van der Sar, id., 65) Romeinen 8 geeft hierbij te denken, als het daar gaat om de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf.

Hoe men Miskotte ook apprecieert, er is alle reden om zicht te houden op het gewone, in de Thora bewaarde en door Christus verloste ‘gewone leven’, waarin klinkt: ‘dit Woord is zeer nabij u’.

Ds. Peter Visser werd als legerpredikant uitgezonden door de CGK Ouderkerk a/d Amstel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

1 K.H. Miskotte, Het gewone leven. In den spiegel van het boek Ruth, Amsterdam 1939, in: K.H. Miskotte, Verzameld Werk 10, Kampen 1984. Nummers tussen haken verwijzen naar pagina’s in dit werk.