Skip to main content

nr3 • 2013 • Om Hem te gedenken

januari 2013 (jaargang 27 nr. 3)

G.C. van de Kamp

Om Hem te gedenken

In 1989 verscheen in de serie Werkboekjes voor de Eredienst de eerste druk van De drie dagen van Pasen. (In 2001 herzien en herdrukt.) Toen ik het boekje schreef, was ik predikant in Delft. Vanaf 1987 vierden we als hervormde en gereformeerde wijkgemeenten samen de drie dagen van Pasen met diensten op de avond van de Witte Donderdag en de Goede Vrijdag en de late avond van de Stille Zaterdag. Deze traditie duurt voort tot op vandaag.

Ik schrijf vanuit mijn ervaring als gemeentepredikant die in de loop van de jaren vertrouwd geraakt is met een zeer uiteenlopende praktijk van vieringen. In de Christelijke Gereformeerde Kerken, waar ik begon als predikant, bestond de gewoonte van de zeven lijdenszondagen, met aan het slot de diensten op de Goede Vrijdag en de eerste Paasdag. De enige verandering die ik in mijn eerste gemeente introduceerde, was de overgang van zeven lijdenszondagen naar de zes zondagen van de veertigdagentijd. In de Gereformeerde Kerk van Wassenaar-Zuid kon ik een begin maken met de viering van de drie dagen van Pasen.Tot de introductie van de Paaswake is het daar toen niet gekomen.

De redactie vroeg mij de verschuivingen te overzien die gedurende de laatste vijftig jaar plaats vonden met betrekking tot de viering van de Stille Week. De verschuivingen worden voor een deel weerspiegeld in mijn eigen ervaring. Ik zal ze in kaart brengen tegen een bredere oecumenische achtergrond, proberen ze theologisch te duiden en aandacht besteden aan motieven die ik ervoor waarneem.

Lijdenstijd wordt veertigdagentijd

In kerken waar men de drie dagen van Pasen viert, houdt men zich aan de telling van de veertig dagen met zes zondagen. De zes weken voor Pasen tellen weliswaar 42 dagen, maar omdat de zondagen geen vastendagen zijn, blijven er 36 dagen over. Om aan het getal 40 te komen begin je te tellen op de woensdag voor de eerste zondag van de 40 dagen, de zogeheten Aswoensdag.

De traditie van de zeven lijdenszondagen is een typisch Nederlands gebruik, waarbij het getal zeven verwijst naar de zeven kruiswoorden. In mijn jeugd hoorde ik vanaf de zevende zondag voor Pasen preken over het lijden van Christus. Waar deze traditie wordt losgelaten, verdwijnt de gewoonte van de wekenlange meditatie over het lijden en sterven van Christus.

Volgens de klassieke jaarorde, die onder andere bewaard is in het luthers leesrooster, leest men het evangelie van de passie volgens Matteüs in de hoofddienst van de Palmzondag. Maar omdat op deze zondag de dienst meestal geconcentreerd wordt rond het verhaal van de intocht in Jeruzalem, verdwijnt het lijdensverhaal volgens Matteüs naar het Concertgebouw. De dienst op de Goede Vrijdag heeft het karakter gekregen van een lezingendienst. Het evangelie van Johannes ligt op de lezenaar. Vaak is er in deze dienst geen preek. Het gevolg van deze ontwikkeling is dat het lijden en sterven van Christus in de verkondiging veel minder aandacht krijgt dan waar men de ‘klassieke’ lijdenstijd in acht neemt.

Een rondgang (op internet) langs kerken die niet de drie dagen van Pasen vieren, leert dat men toch vaak kiest voor een voorbereidingstijd van zes weken. In die periode leest men op de zondagen dichter bij Pasen echter wel de verhalen uit de passie.

Avondmaal verhuist

In kerken die kiezen voor de viering van de drie dagen van Pasen, viert de gemeente het Heilig Avondmaal in ieder geval op de avond van de Witte Donderdag. Dat betekent voor kerken die gewend waren de maaltijd van de Heer te vieren op de Goede Vrijdag een verschuiving. Tot deze laatste groep behoren kerken van confessioneel type, maar ook in vrijzinnige kerken bestaat deze gewoonte.

Dat het hier om een late ontwikkeling gaat uit de negentiende eeuw, blijkt uit het feit dat de Synode van de Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden pas in 1853 tegemoet komt aan de hier en daar levende wens op de Goede Vrijdag het avondmaal te vieren. In de Gereformeerde Kerken is deze gewoonte niet ingeburgerd geraakt.

Het bezwaar tegen de viering van het avondmaal op de Goede Vrijdag is de eenzijdige concentratie op het lijden en sterven van Christus waarbij gemakkelijk uit het oog verloren wordt dat de Heer zelf de gastheer is. De viering van het avondmaal op de avond van de Witte Donderdag en meer nog in de Paaswake getuigt van het geloof dat de opgestane Heer ons aan zijn tafel vraagt.

Herontdekking

Hoewel de Paaswake veel oudere wortels heeft dan de al lang populaire Kerstnachtdienst, is er echt sprake van een herontdekking, niet slechts in de kerken van de Reformatie, maar ook in de Rooms-katholieke kerk. In deze kerk bestond weliswaar de liturgie van de Paaswake, maar deze werd gevierd op de ochtend van de Stille Zaterdag. Van participatie door het gewone volk aan deze vieringen, die vooral in kloosters werden gehouden, was nauwelijks sprake. Het herstel van de Paaswake is te danken aan de Liturgische Beweging in de Rooms-katholieke kerk. De herstelde Paaswake werd voor het eerst gevierd in 1951 en in 1956 tot verplichting verheven. Pas veel later vond deze traditie ook ingang in (sommige) protestantse kerken. Aan deze introductie heeft in hervormde kring de verschijning van De Adem van het Jaar (eerste editie 1962-1963) bijgedragen. In de Gereformeerde Kerken was het werk van G.N. Lammens baanbrekend. Hij stond aan de wieg van de uitgave Anders dan alle andere nachten, een liturgie voor een paasnachtviering van het Convent van Kerken dat destijds de radiokerkdiensten verzorgde. Soms wordt de kritische vraag gesteld of er wel sprake is van een herstel van de Paaswake, als de viering beperkt blijft tot een dienst op de late avond van de Stille Zaterdag en er geen werkelijke nachtwake wordt gehouden.

Bij de introductie van de viering van de drie dagen met inbegrip van de Paaswake, neemt het oecumenisch motief een belangrijke plaats in. Zeker bij de Paaswake speelt de herontdekking in de Rooms-katholieke kerk een grote rol. Het lutherse kerkjaar kende wel de viering van de Witte Donderdag, maar niet de Paaswake.

De weg naar de ontdekking van de liturgische jaarorde in de protestantse kerken is in de eerste helft van de twintigste eeuw geplaveid door de Liturgische Beweging die toen vooral zijn beslag kreeg in de Nederlandse Hervormde Kerk. Deze beweging had in de tweede helft van de vorige eeuw de wind mee.

In de literatuur vinden we als karakteristieken van de Liturgische Beweging drie momenten. De gemeente is betrokken bij wat in de kerk gebeurt; ze neemt actief deel. Op de tweede plaats krijgt de eredienst het karakter van aanbidding; de taal is die van lofzegging en dank. Op de derde plaats heeft de eredienst een belijdend karakter: de leer wordt in de liturgie belijdenis. Aan die momenten komt ook de viering van de drie dagen van Pasen tegemoet: de gemeente is werkelijk betrokken bij wat in de kerk gevierd wordt. De moderne mens is gevoeliger geworden voor het ritueel dat instrumenten aanreikt om de eigen betrokkenheid te beleven. De vieringen tijdens de drie dagen van Pasen bieden daartoe volop de gelegenheid. In de Paaswake is er het spel met licht en water. Op de Goede Vrijdag kunnen er bij het kruis bloemen gelegd worden of lichtjes aangestoken. Op de avond van de Witte Donderdag en in de viering op de late avond van de Stille Zaterdag wordt de maaltijd van de Heer gevierd.

Evaluatie

Het belang van de viering van de drie dagen van Pasen is dat de samenhang van het lijden en sterven van Christus en zijn opstanding beter bewaard wordt. De traditie die vanaf de eerste lijdenszondag tot en met Goede Vrijdag in de verkondiging stil stond bij het lijden en de dood van Christus had moeite met de betekenis van Pasen. De herontdekking van de klassieke viering betekent een heilzame correctie. Ook voor de viering van het avondmaal. De eenzijdige concentratie op de gedachte van de verzoening door het bloed van Christus, laat andere aspecten van de maaltijd van de Heer onderbelicht. Het avondmaal kan weer een viering worden ‘waar de Levende zelf met heel de eschatologische werkelijkheid van het verlossend pascha in woord en teken in ons midden is’ (Lammens).

De veertigdagentijd herinnert zeker bij het hanteren van de klassieke lezingen aan de tijd van voorbereiding op het ontvangen van de doop met daarbij behorende vasten. Niet voor niets neemt de gedachtenis aan de eigen doop in de paaswake in huidige liturgieën een prominente plaats is. De accentverschuiving is duidelijk. Maar als dan ook nog de Palmzondag niet meer behandeld wordt als Passiezondag en de prediking op de Goede Vrijdag vervalt, gebeurt precies het omgekeerde van wat ik als kind meemaakte. De verkondiging over de laatste dagen van Jezus valt stil. Ik heb dat op den duur als een gemis ervaren. Zeker dichter naar Pasen toe – op de passiezondagen, de vijfde en zesde zondag in de veertig dagen – valt te bepleiten ook in de verkondiging aandacht te geven aan de eigenlijke passie. Het is daarom belangrijk op een evenwichtige manier om te gaan met de accenten van de beide tradities.

Wie in de Stille Week de Heer op de voet volgt en zich de gebeurtenissen te binnen brengt die in de evangeliën verhaald worden, ontkomt niet aan de historische orde. Toch gaat het in de liturgie niet om historische ‘gedenkdagen’. De gemeente komt niet bijeen voor een herdenking en evenmin voor een religieus toneelspel. Zelf zou ik bepaalde elementen die deze indruk wekken, willen vermijden. Daartoe reken ik het doven van de paaskaars op de Goede Vrijdag. Historisering en dramatisering worden vermeden, als de vieringen gedragen worden door het apostolisch vermaan Jezus Christus te gedenken die uit de doden is opgewekt (2 Tim. 2:8). Sleutelwoord voor de liturgie is gedachtenis. In de vieringen van de Stille Week komt de gemeente bijeen om het lijden en sterven van Christus te gedenken in de eenheid met zijn opstanding. In de gedachtenis is het verleden in het heden tegenwoordig met het oog op de toekomst. Het verleden is present als belofte voor de toekomst.

Dr. Gerrit van de Kamp is emeritus predikant (PKN).

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

 

 

G.C. van de Kamp

Om Hem te gedenken

 

In 1989 verscheen in de serie Werkboekjes voor de Eredienst de eerste druk van De drie dagen van Pasen. (In 2001 herzien en herdrukt.) Toen ik het boekje schreef, was ik predikant in Delft. Vanaf 1987 vierden we als hervormde en gereformeerde wijkgemeenten samen de drie dagen van Pasen met diensten op de avond van de Witte Donderdag en de Goede Vrijdag en de late avond van de Stille Zaterdag. Deze traditie duurt voort tot op vandaag.

 

Ik schrijf vanuit mijn ervaring als gemeentepredikant die in de loop van de jaren vertrouwd geraakt is met een zeer uiteenlopende praktijk van vieringen. In de Christelijke Gereformeerde Kerken, waar ik begon als predikant, bestond de gewoonte van de zeven lijdenszondagen, met aan het slot de diensten op de Goede Vrijdag en de eerste Paasdag. De enige verandering die ik in mijn eerste gemeente introduceerde, was de overgang van zeven lijdenszondagen naar de zes zondagen van de veertigdagentijd. In de Gereformeerde Kerk van Wassenaar-Zuid kon ik een begin maken met de viering van de drie dagen van Pasen.Tot de introductie van de Paaswake is het daar toen niet gekomen.

De redactie vroeg mij de verschuivingen te overzien die gedurende de laatste vijftig jaar plaats vonden met betrekking tot de viering van de Stille Week. De verschuivingen worden voor een deel weerspiegeld in mijn eigen ervaring. Ik zal ze in kaart brengen tegen een bredere oecumenische achtergrond, proberen ze theologisch te duiden en aandacht besteden aan motieven die ik ervoor waarneem.

Lijdenstijd wordt veertigdagentijd

In kerken waar men de drie dagen van Pasen viert, houdt men zich aan de telling van de veertig dagen met zes zondagen. De zes weken voor Pasen tellen weliswaar 42 dagen, maar omdat de zondagen geen vastendagen zijn, blijven er 36 dagen over. Om aan het getal 40 te komen begin je te tellen op de woensdag voor de eerste zondag van de 40 dagen, de zogeheten Aswoensdag.

De traditie van de zeven lijdenszondagen is een typisch Nederlands gebruik, waarbij het getal zeven verwijst naar de zeven kruiswoorden. In mijn jeugd hoorde ik vanaf de zevende zondag voor Pasen preken over het lijden van Christus. Waar deze traditie wordt losgelaten, verdwijnt de gewoonte van de wekenlange meditatie over het lijden en sterven van Christus.

Volgens de klassieke jaarorde, die onder andere bewaard is in het luthers leesrooster, leest men het evangelie van de passie volgens Matteüs in de hoofddienst van de Palmzondag. Maar omdat op deze zondag de dienst meestal geconcentreerd wordt rond het verhaal van de intocht in Jeruzalem, verdwijnt het lijdensverhaal volgens Matteüs naar het Concertgebouw. De dienst op de Goede Vrijdag heeft het karakter gekregen van een lezingendienst. Het evangelie van Johannes ligt op de lezenaar. Vaak is er in deze dienst geen preek. Het gevolg van deze ontwikkeling is dat het lijden en sterven van Christus in de verkondiging veel minder aandacht krijgt dan waar men de ‘klassieke’ lijdenstijd in acht neemt.

Een rondgang (op internet) langs kerken die niet de drie dagen van Pasen vieren, leert dat men toch vaak kiest voor een voorbereidingstijd van zes weken. In die periode leest men op de zondagen dichter bij Pasen echter wel de verhalen uit de passie.

Avondmaal verhuist

In kerken die kiezen voor de viering van de drie dagen van Pasen, viert de gemeente het Heilig Avondmaal in ieder geval op de avond van de Witte Donderdag. Dat betekent voor kerken die gewend waren de maaltijd van de Heer te vieren op de Goede Vrijdag een verschuiving. Tot deze laatste groep behoren kerken van confessioneel type, maar ook in vrijzinnige kerken bestaat deze gewoonte.

Dat het hier om een late ontwikkeling gaat uit de negentiende eeuw, blijkt uit het feit dat de Synode van de Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden pas in 1853 tegemoet komt aan de hier en daar levende wens op de Goede Vrijdag het avondmaal te vieren. In de Gereformeerde Kerken is deze gewoonte niet ingeburgerd geraakt.

Het bezwaar tegen de viering van het avondmaal op de Goede Vrijdag is de eenzijdige concentratie op het lijden en sterven van Christus waarbij gemakkelijk uit het oog verloren wordt dat de Heer zelf de gastheer is. De viering van het avondmaal op de avond van de Witte Donderdag en meer nog in de Paaswake getuigt van het geloof dat de opgestane Heer ons aan zijn tafel vraagt.

Herontdekking

Hoewel de Paaswake veel oudere wortels heeft dan de al lang populaire Kerstnachtdienst, is er echt sprake van een herontdekking, niet slechts in de kerken van de Reformatie, maar ook in de Rooms-katholieke kerk. In deze kerk bestond weliswaar de liturgie van de Paaswake, maar deze werd gevierd op de ochtend van de Stille Zaterdag. Van participatie door het gewone volk aan deze vieringen, die vooral in kloosters werden gehouden, was nauwelijks sprake. Het herstel van de Paaswake is te danken aan de Liturgische Beweging in de Rooms-katholieke kerk. De herstelde Paaswake werd voor het eerst gevierd in 1951 en in 1956 tot verplichting verheven. Pas veel later vond deze traditie ook ingang in (sommige) protestantse kerken. Aan deze introductie heeft in hervormde kring de verschijning van De Adem van het Jaar (eerste editie 1962-1963) bijgedragen. In de Gereformeerde Kerken was het werk van G.N. Lammens baanbrekend. Hij stond aan de wieg van de uitgave Anders dan alle andere nachten, een liturgie voor een paasnachtviering van het Convent van Kerken dat destijds de radiokerkdiensten verzorgde. Soms wordt de kritische vraag gesteld of er wel sprake is van een herstel van de Paaswake, als de viering beperkt blijft tot een dienst op de late avond van de Stille Zaterdag en er geen werkelijke nachtwake wordt gehouden.

Bij de introductie van de viering van de drie dagen met inbegrip van de Paaswake, neemt het oecumenisch motief een belangrijke plaats in. Zeker bij de Paaswake speelt de herontdekking in de Rooms-katholieke kerk een grote rol. Het lutherse kerkjaar kende wel de viering van de Witte Donderdag, maar niet de Paaswake.

De weg naar de ontdekking van de liturgische jaarorde in de protestantse kerken is in de eerste helft van de twintigste eeuw geplaveid door de Liturgische Beweging die toen vooral zijn beslag kreeg in de Nederlandse Hervormde Kerk. Deze beweging had in de tweede helft van de vorige eeuw de wind mee.

In de literatuur vinden we als karakteristieken van de Liturgische Beweging drie momenten. De gemeente is betrokken bij wat in de kerk gebeurt; ze neemt actief deel. Op de tweede plaats krijgt de eredienst het karakter van aanbidding; de taal is die van lofzegging en dank. Op de derde plaats heeft de eredienst een belijdend karakter: de leer wordt in de liturgie belijdenis. Aan die momenten komt ook de viering van de drie dagen van Pasen tegemoet: de gemeente is werkelijk betrokken bij wat in de kerk gevierd wordt. De moderne mens is gevoeliger geworden voor het ritueel dat instrumenten aanreikt om de eigen betrokkenheid te beleven. De vieringen tijdens de drie dagen van Pasen bieden daartoe volop de gelegenheid. In de Paaswake is er het spel met licht en water. Op de Goede Vrijdag kunnen er bij het kruis bloemen gelegd worden of lichtjes aangestoken. Op de avond van de Witte Donderdag en in de viering op de late avond van de Stille Zaterdag wordt de maaltijd van de Heer gevierd.

Evaluatie

Het belang van de viering van de drie dagen van Pasen is dat de samenhang van het lijden en sterven van Christus en zijn opstanding beter bewaard wordt. De traditie die vanaf de eerste lijdenszondag tot en met Goede Vrijdag in de verkondiging stil stond bij het lijden en de dood van Christus had moeite met de betekenis van Pasen. De herontdekking van de klassieke viering betekent een heilzame correctie. Ook voor de viering van het avondmaal. De eenzijdige concentratie op de gedachte van de verzoening door het bloed van Christus, laat andere aspecten van de maaltijd van de Heer onderbelicht. Het avondmaal kan weer een viering worden ‘waar de Levende zelf met heel de eschatologische werkelijkheid van het verlossend pascha in woord en teken in ons midden is’ (Lammens).

De veertigdagentijd herinnert zeker bij het hanteren van de klassieke lezingen aan de tijd van voorbereiding op het ontvangen van de doop met daarbij behorende vasten. Niet voor niets neemt de gedachtenis aan de eigen doop in de paaswake in huidige liturgieën een prominente plaats is. De accentverschuiving is duidelijk. Maar als dan ook nog de Palmzondag niet meer behandeld wordt als Passiezondag en de prediking op de Goede Vrijdag vervalt, gebeurt precies het omgekeerde van wat ik als kind meemaakte. De verkondiging over de laatste dagen van Jezus valt stil. Ik heb dat op den duur als een gemis ervaren. Zeker dichter naar Pasen toe – op de passiezondagen, de vijfde en zesde zondag in de veertig dagen – valt te bepleiten ook in de verkondiging aandacht te geven aan de eigenlijke passie. Het is daarom belangrijk op een evenwichtige manier om te gaan met de accenten van de beide tradities.

Wie in de Stille Week de Heer op de voet volgt en zich de gebeurtenissen te binnen brengt die in de evangeliën verhaald worden, ontkomt niet aan de historische orde. Toch gaat het in de liturgie niet om historische ‘gedenkdagen’. De gemeente komt niet bijeen voor een herdenking en evenmin voor een religieus toneelspel. Zelf zou ik bepaalde elementen die deze indruk wekken, willen vermijden. Daartoe reken ik het doven van de paaskaars op de Goede Vrijdag. Historisering en dramatisering worden vermeden, als de vieringen gedragen worden door het apostolisch vermaan Jezus Christus te gedenken die uit de doden is opgewekt (2 Tim. 2:8). Sleutelwoord voor de liturgie is gedachtenis. In de vieringen van de Stille Week komt de gemeente bijeen om het lijden en sterven van Christus te gedenken in de eenheid met zijn opstanding. In de gedachtenis is het verleden in het heden tegenwoordig met het oog op de toekomst. Het verleden is present als belofte voor de toekomst.

 

Dr. Gerrit van de Kamp is emeritus predikant (PKN).

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.