Skip to main content

nr6 • 2012 • Kroniek

juli 2012 (26e jaargang nr. 6)

Kroniek

Tweelingbroers

C. van den Berg

De zaterdag voor Pinksteren zette dagblad Trouw zijn bijlage De Verdieping in met een licht provocerende kop: ‘De protestantse kerk wordt happy clappy. Dit naar aanleiding van de Opwekkingsconferentie, waar intussen meer dan 60.000 mensen komen. De meerderheid daarvan bezoekt namelijk normaal gesproken een ‘gewone’ protestantse kerk.

Volgens de journalist van Trouw is dat opmerkelijk: ‘Ooit waren traditionele kerkgangers wars van happy clappy. Maar nu wisselen christenen het onopgesmukte dieet van preek, psalmen en pijporgel steeds vaker af met een menu van evangelische uitbundigheid – en niet alleen met Pinksteren in de Flevopolder: wat is er aan de hand in protestants Nederland?’

Volgens theologe en antropologe Miranda Klaver is er al langere tijd sprake van een ‘evangelicalisering’ van de protestantse kerken. Dit verschijnsel heeft volgens haar alles te maken met de leegloop van de kerken. Een oplossing daartegen zou de evangelische beweging bieden, aldus de leidinggevenden in menig protestantse gemeente. Bij de evangelischen is immers vrolijkheid, elan en zelfvertrouwen te vinden. Elementen uit hun liedcultuur en gemeenschapsbeleving (huiskringen) werden overgenomen. Tegelijk heeft die evangelicalisering ook alles te maken met de nadruk op individualiteit en beleving in onze huidige cultuur. Door afbrokkeling van de traditionele gezagsstructuren is er ruimte ontstaan voor vormen van religie waarin subjectiviteit en zintuiglijkheid van het geloof een belangrijke plaats innemen. Dit zijn nu precies belangrijke kenmerken van de evangelische beweging, die dan ook goed aanslaan in veel protestantse gemeenten.

Noordmans

Niet iedereen in de protestantse kerk staat te springen bij die evangelicalisering. Een kritisch persoon uit de evangelische beweging zelf typeerde deze namelijk eens als ‘kilometers breed en centimeters diep’. Moet je als kerk zulke ‘ondiepte’ willen? Moet je als kerk niet juist een contrastgemeenschap zijn, ook als het gaat over individualisering en de nadruk op ervaring? Kent de omgang met de Here God in de Bijbel ook geen andere tonen dan alleen de blijde lof en de aanbidding? Waar blijven de noties van Gods verborgenheid en zwijgen?
Toch kan het hierbij ook nuttig zijn om wat meer afstand te nemen en de verhouding tussen protestanten en evangelischen meer fenomenologisch en historisch te bezien. Ik bedoel dit: komen uiteindelijk de protestantse kerken en de evangelische gemeenten niet uit dezelfde stam: die van de (breed genomen) Reformatie? Zowel Luther, Calvijn en Zwingli als ook de doperse beweging wilden toch de Rooms-katholieke kerk reformeren, deze terugbrengen bij bijbelse kernen? Natuurlijk koos de doperse beweging daarbij voor andere accenten: de werking van de Heilige Geest ook los van het Woord, de volwassendoop en het pacifisme (om maar wat te noemen), maar er is dus wel een gemeenschappelijke stam en doelstelling. Iemand als Noordmans besefte dat al heel vroeg. In zijn uitleg van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, Het Koninkrijk der Hemelen (1949), schrijft hij: ‘Steeds heb ik de overtuiging gehad en ook meermalen uitgesproken, dat de gereformeerde de tweelingbroeder is van de doopsgezinde. Hij heeft alleen iets meer rekening gehouden met de schepping-als-weerstand en met een zekere nuchterheid zich daarnaar geregeld. Hij heeft compromissen aangegaan, die de dopersen afwezen. Maar nooit heeft hij zich zo ongereserveerd neergelegd bij bestaande instellingen en toestanden als de luthersen. In het hervormde geloofsleven is het geloof aan het nabij zijn van het Koninkrijk Gods nooit geheel weggezonken…’

In mijn eigen woorden: de tweelingbroer van de evangelicaal had ons dus altijd al veel te zeggen als het gaat over het Koninkrijk van God. Zou dat nu anders zijn?

Opgewekt of uitgeblust?

Of is die tweelingbroer zelf zo veranderd, dat die herkenning van Noordmans vandaag de dag minder sterk is? Het opinieblad CV·Koers wijdde rond Pinksteren een themanummer aan de huidige evangelische beweging. De titel luidde: ‘Opgewekt of uitgeblust?’ Het eerste woord uit die titel is direct te plaatsen, maar het tweede woord roept misschien verwarring op. Het duidt op de bewering van sommigen dat de evangelische beweging op haar retour is.
Stefan Paas zet het commentaar, aan het begin van dit themanummer, in met een stevige zin: ‘Net zoals in de gereformeerde gezindte niet zo veel ge-reformeerd wordt, zo is de evangelische beweging nu wel klaar met bewegen. De groei is er al een tijdje uit. Er verschijnen dikke boeken over evangelische theologie en dunne boekjes over evangelische kerkverlaters. Er zijn nu zelfs evangelische scholen, geheel naar goed Nederlands verzuilingsgebruik. Overduidelijke signalen van establishment.’ Wat verder in zijn commentaar noemt Paas dat ‘volwassen worden’: ‘Ooit was de evangelische beweging een rebelse puber, die haar ouders om de oren sloeg met bijbelteksten. Nu lijkt zij meer op een bezorgde ouder, die met argusogen kijkt naar TRIN en nog extremere groepen op haar linkervleugel.’

Dat volwassen worden is niet per se negatief. De evangelischen hebben veel bereikt. Het evangelisch gedachtegoed is zoals gezegd doorgedrongen in de protestantse kerken. Hun liedcultuur is daar breed geïncorporeerd. ‘Waarom zou je nog verder bewegen als iedereen al met jou meebeweegt?’ vraagt Paas retorisch. Toch hoopt hij dat er een vernieuwing komt, het vuur aangewakkerd wordt: juist als het gaat om radicale gehoorzaamheid aan het Nieuwe Testament en creatief inspelen op de vragen van de tijd. Uit welke hoek valt zo’n vernieuwing nu te verwachten? De jongeren van de Gereformeerde Gemeenten, de volgende generatie van de migrantenchristenen? Of uit een onverwachte en onbekende hoek? Wie neemt dat stokje over van de evangelische beweging?

Eerlijk gezegd weet ik het ook niet. Maar hier lijkt mij de vraag nu even belangrijker dan het antwoord. Die vraag is niet alleen een kritische spiegel naar de evangelische beweging, maar ook naar de protestantse kerk(en). Bovendien hoor ik onder die vraag ook een oprecht verlangen naar vernieuwing, naar een nieuw lezen van de Schriften en gehoorzaamheid daaraan.

Achterdeur

Iedere kerk heeft niet alleen een voor-, maar ook een achterdeur. De voordeur staat open. Wijd open. Althans, we willen graag mensen binnen hebben. De drempel proberen we laag te maken of te houden. Maar er verdwijnen ook mensen door de achterdeur, soms met veel tamtam, maar meestal geruisloos.

Otto de Bruijne schreef in 2009 het boek Ooit Evangelisch. Daarin ging het over evangelische kerkverlaters. Het beeld kwam daar naar voren van een achterdeur met prikkeldraad. Dat beeld riep veel herkenning op: de voordeur van een evangelische gemeente staat vaak wagenwijd open, maar eenmaal binnen blijkt het uiten en ontvangen van kritiek vaak een moeizame aangelegenheid. Het dominante leiderschap, een sterk groepsdenken en weinig waardering voor kritische vragen zijn hier debet aan.

Intussen blijkt ook in evangelische gemeenten het moeilijk om de jongere generatie vast te houden – weer een teken van ‘volwassen worden’: het is precies het probleem waar veel gevestigde kerken ook mee worstelen. Vorig jaar werd er een onderzoek gedaan naar jongeren tussen 20 en 30 jaar die kerken van evangelische en/of pinkstersignatuur hebben verlaten. De volgende redenen werden onder andere genoemd:
  - ‘Ik wilde af van de dwang, van de schuldgevoelens.’
  - ‘Zweverige liedjes, weinig inhoud in de preek, voorspelbaar, saai. Intellectueel te arm.’
  - ‘Er was een ‘automaatdenken’: dit is goed, dat is fout, deze zeven stappen, bidden en klaar.’
  - ‘Alleen gelijkgestemden hadden invloed.’
  - ‘Er was nauwelijks aandacht voor ellende en lijden. Het was allemaal overwinning.'
In mijn persoonlijke kennissenkring heb ik mensen die ooit uit een gevestigde kerk naar een evangelische gemeente overgingen. Niet van de ene op de andere dag, maar omdat ze zich na jaren proberen niet meer thuis voelden in de kerk en hun honger naar vernieuwing en Geestkracht wel gevoed vonden in een evangelische gemeente. Maar kritisch bleven ze wel. En dat werd daar toch niet echt gewaardeerd, zacht gezegd. Een aantal liep ook stuk in de manier waarop er in de evangelische gemeente met ziekte en ander lijden werd omgegaan. Uiteindelijk kwamen ze weer terug bij een protestantse gemeente. Ik schrijf dit niet om een soort gelijk te willen halen. Ik schrijf dit, omdat ik hoop dat er in de evangelische gemeenten ook meer ruimte komt voor het stellen van fundamentele geloofsvragen, dat er een klimaat is waarin ‘anders’ ook volwaardig is en dat er openheid is voor een echt geloofsgesprek. Ik schrijf het ook, omdat ik niet hoop dat de evangelicalisering van onze protestantse kerk leidt tot minder ruimte voor de moeilijke en raadselachtige kanten van het bestaan, tot dat ‘automaatdenken’ en tot een versimpeling van het geloof. Daar lopen we uiteindelijk mee vast. Breedte en diepte zijn nodig!

Breedte en diepte

Van professor M.J.G. van der Velden heb ik de uitspraak onthouden, dat aan het ‘gereformeerd zijn’ inherent is dat je je ‘antennes naar alle kanten hebt uitstaan.’ In die zin wil ik ook de signalen opvangen van de ‘tweelingbroer’ van de evangelische beweging. Van deze beweging is genoeg te leren en te ontvangen: zoals bijvoorbeeld de flexibele manier van omgaan met onze cultuur, zeker ook in vormgeving en verwoording; de openheid voor wat de Heilige Geest ons zegt in de Bijbel en zijn gaven en de plaats voor het ‘gewone’ gemeentelid.

Het is ook mooi om te merken dat vanuit de evangelische beweging er meer openheid lijkt te zijn voor de tweelingbroer van de protestantse kerken. Menig spreker op de al genoemde Opwekkingsconferentie bijvoorbeeld komt uit die contreien! Ook verschenen er de laatste tijd boeken waarin evangelischen en reformatorischen met elkaar in gesprek gaan. Ze doen dat daarin op een eerlijke en soms ook stevige wijze, maar ze zoeken ook naar wat hen bindt. Ik denk aan W.J. Ouweneel en J. Hoek, Gereformeerden en evangelischen (2011) en H. v.d. Belt e.a, Evangelisch en reformatorisch: een wereld van verschil? (2010). Deze wederzijdse verbreding is mooi. Tegelijk is een verdieping ook essentieel. Vanuit de eigen lange reformatorische traditie zijn er genoeg dieptebronnen aan te wijzen: Luther, Calvijn, Kohlbrügge, Barth, Miskotte, Noordmans en Van Ruler (om maar een rijtje te noemen), maar je kunt ook denken aan huidige theologen als A. van de Beek en W. Dekker.
In de evangelische theologie is er met name in het Angelsaksische taalgebied ook genoeg te graven. Direct aansluitend bij Noordmans’ opmerking over de ‘doperse tweelingbroer’ kun je denken aan iemand als John Howard Yoder (1927-1997). Deze Amerikaanse mennonitische (!) theoloog staat volop in de doperse traditie. Hij theologiseert op een zeer christocentrische wijze en legt grote nadruk op de kerk als contrastgemeenschap. Stanley Hauerwas, die hier in Kontekstueel al eens eerder besproken is, denkt vanuit deze zelfde lijn. Daar komt bij dat zijn theologie een sterk ethisch karakter heeft: ‘De christelijke gemeente hééft geen ethiek, maar ís ethiek’, aldus Hauerwas. Dit houdt de theologie en het kerk zijn ook ‘down to earth’. Shane Claiborne is een theoloog die dit ook verbindt met een sterke nadruk op de navolging van Christus. Bij hem krijgt dit concreet gestalte in liefde voor mensen in de marge en een radicale levensstijl. Juist binnen het evangelicale christendom, waar zo vaak de nadruk ligt op de geborgenheid en de eigen ervaring, is dit een kritisch tegenover, dat aansluit bij de gerechtigheid van de Tora en de Bergrede. En over Tom Wright en zijn diepgravend werk over de interpretatie van Paulus, de betekenis van de opstanding en de eschatologie, hoef ik u na het lezen van dit nummer niets meer te vertellen.

Kortom: als tweelingbroers (zussen mag natuurlijk ook!) hebben we elkaar genoeg te bieden en hebben beide tradities en bewegingen genoeg schatten in zich.

Spirituals

Terwijl ik deze Kroniek schrijf, luister ik naar het nieuwe album van Welcome Wagon. Het hart van deze band wordt gevormd door Vito en Monique Aiuto, een domineesechtpaar uit Brooklyn (New York). Heerlijke liedjes maken ze, waarbij ze onbeschaamd putten uit de Amerikaanse muziekgeschiedenis. Daarin zitten ook regelmatig verwijzingen naar de gospel en de negro-spirituals. Zulke liederen ontstonden niet in een situatie van knusse en comfortabele omstandigheden, maar midden in armoede, onderdrukking en onrecht. Daarin werd tot God gezongen. Liederen uit de diepte. Liederen in de nacht. Ik droom van een kerk, met al z’n broers en zussen, protestant en evangelisch, waarin we zo gaan zingen en geloven: tegen de klippen op, wachtend op de Geest.

SPIRITUALS

Spirituals,

zwart goud,

gloeiende kolen

op de hoofden

der bleke christenen,

 

steek de trompet,

steek de vlam

van een trompet

in de nacht,

 

steek een fakkel,

steek het lemmet

van een fakkel

diep in de nacht,

 

ja steek een trompet

van vurige vreugde,

steek de laaiende vlam

van een fakkel

diep in het hart

van de nacht,

 

ja vurige tongen

van een fakkel,

ja laaiende gloed

van een trompet,

diep in ons hart,

diep in hart

van onze nacht.

 

(Uit: Jaap Zijlstra, Olijftak, Geloofsgedichten)

 

Ds. Kees van den Berg is predikant (PKN) te Nieuw-Vennep, mailadres:Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 


Voor een nieuw abonnement, klik hier
Voor losse nummers, klik hier
Voor de inhoud van andere nummers van deze jaargang, klik hier