Skip to main content

nr6 • 2012 • De wet voorbij

juli 2012 (26e jaargang nr. 6)

 

De wet voorbij, Gods adem in de rug

 

De wet voorbij, Gods adem in de rug,
zo gaan wij voort, de nieuwe stad voor ogen –
al wil de hele wereld graag terug,
wij zijn voorgoed geboren en getogen:
van wrede wetten vrij en vliegensvlug
gevlucht, verlost uit pijn en onvermogen.

 

De wet voorbij, de wet van farao
die bralde, brulde: 'Bukken zul je, buigen!
Stenen voor steden, sjouwen voor mijn show,
zwijgende goden zijn mijn ooggetuigen;
dit is de wet, geen steen krijg je cadeau:
bakken en bouwen – en dan ook nog juichen!'

 

De wet voorbij? De wet van Hem die is
en met ons meegaat, dwars door de woestijnen,
die wet bewaart voor dood en duisternis,
stuwt naar de stad die stralend zal verschijnen;
zijn wet is goed, zo vrolijk als muziek
van harp en luit, triangels, tamboerijnen!

 

De wet voorbij: een woord dat verdergaat,
waakvlam vol vuur, de wolk die God omhulde
én ons onthult wat er geschreven staat:
liefde alleen ontneemt ons alle schulden.
Hij bouwt de stad. Hij redt ons van het kwaad:
het Woord dat metterdaad de wet vervulde.

 

André F. Troost

 

De dichter schreef dit lied met de melodie van psalm 119 in zijn achterhoofd.
Later maakte musicus Peter Sneep er een melodie voor.
Voor de muzieknotatie: klik hier