Skip to main content

nr5 • 2012 • Interview ir. Gerben van Dijk

mei 2012 (26e jaargang nr. 5)

K. van Noppen

In elke kerkenraad een paar mensen uit bedrijfsleven’

De agenda is behoorlijk gevuld en de synode komt eraan’, had hij nog gemaild. Maar een uurtje praten kan er wel af. Negen jaar is ir. Gerben van Dijk (36), werkzaam in de not-for-profitsector (bij SBR, kennisplatform voor bouw en vastgoed), kerkenraadslid in Delfshaven en bezig aan zijn vijfde jaar als synodelid. We ontmoeten elkaar op een ochtend in Rotterdam-Delfshaven.

De bakfiets staat geparkeerd op de stoep, onder het raam; de kinderen zijn naar school. Koffie aan de ontbijttafel. Hij trapt maar meteen af, aantekeningen voor de neus, laptop binnen handbereik. ‘Wat kan de kerk van het bedrijfsleven leren? is een belangrijke vraag, maar het omgekeerde is minstens zo interessant. Mijn eerste baan was bij een commercieel bedrijf voor detachering, werving en selectie. De directeur had een bewerking van de tien geboden achter op de visitekaartjes laten drukken. Tien principes als leidraad. ‘Wij ondernemen in afhankelijkheid’ was de eerste, herinner ik me nog.’

Met een paar muisklikken zit hij op de site van een van zijn vorige werkgevers en declameert de bedrijfscode: ‘Wij ondernemen in afhankelijkheid, we houden de communicatie levend, we maken geen misbruik van macht, we staan regelmatig stil en genieten, we tonen respect voor ouderen, we zijn creatief en open voor nieuwe ideeën, we blijven trouw aan beloften, we maken een eerlijke verdeling, we baseren onze mening op feiten, we gunnen de ander zijn succes’ (zie www.toptech.nl).

Het was een op en top commercieel bedrijf. Er moest geld verdiend worden. De directeur was christen en had het bedrijf rond deze business principles opgebouwd. Het was meer dan franje, want hij vroeg er ook regelmatig aandacht voor, tijdens personeelsbijeenkomsten. Als ik daaraan terugdenk en aan dit themanummer van Kontekstueel vraag ik me af: Leert de kerk van principes uit het bedrijfsleven, of heeft het bedrijfsleven principes uit de kerk of de bijbel geadopteerd? Waarbij je overigens meteen moet zeggen dat ‘de’ kerk niet bestaat, net zomin als ‘het’ bedrijfsleven.’

Je zit al heel wat jaren in het kerkelijke bestuurscircuit. Heb je in die periode de toenemende invloed van een meer bedrijfsmatige aanpak in de kerk gesignaleerd?

De kerkenraad in Delfshaven bestaat voor een behoorlijk deel uit leeftijdgenoten van me, meestal hoger opgeleiden met een goede functie in het bedrijfsleven. Ik herinner me dat iemand eens tijdens een voorstelrondje uitriep: Is iedereen hier controller? Dat stempelt de werkwijze onmiskenbaar, net zo goed als vroeger een stevige vertegenwoordiging van boeren in een Veluwse kerkenraad de gang van zaken bepaald zal hebben; al was het maar het tijdstip van de avonddienst in verband met het melken van de koeien… In de aanloop naar ons beleidsplan hebben we discussies gevoerd over de vraag hoe bedrijfsmatig onze insteek mag zijn. Zetten we een planning- en controlcyclus op, met strakke tussentijdse evaluaties? We hebben gezegd: we runnen hier geen bedrijf, dit is de kerk. Maar hoe benut je het goede van methoden en technieken uit het bedrijfsleven, zonder het eigene van de kerk te verliezen?’

Je formuleert de juiste vraag. Stelt de kerkenraad zich bijvoorbeeld scherpe, meetbare doelen?

Die vraag is aan de orde geweest. Hoe krijgen we het SMART? (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden, red.). In het beleidsplan hebben we uiteindelijk wel een paar cijfers opgenomen. Zo van: dit is ons perspectief.’

Terwijl alle controllers aan tafel waarschijnlijk dachten: boterzacht…

Hoeveel zachter ze zijn dan in het bedrijfsleven staat nog te bezien, want ook daar geldt: bij veranderende omstandigheden is altijd een verhaal te houden waarom de doelen niet zijn gehaald. In de kerk gaat het nog niet eens over de vraag hoe hard de getallen zijn, maar welke status ze hebben. Wat staat voorop? In de weken waarin we bezig waren met het beleidsplan preekte een gastpredikant over een gedeelte uit Handelingen, over de discipelen die zich vurig en eensgezind wijdden aan het gebed (Hand. 1:14). ‘We vergaderen zoveel in de kerk, terwijl we meer zouden moeten bidden’, was één van de opmerkingen in de preek. Omwille van die balans, moeten we tijdens een vergadering wel tegen elkaar zeggen: we zijn hier niet in het bedrijf… Vergaderen over doelstellingen en beleidsplannen is uiteindelijk niet bepalend voor het voortbestaan van de kerk.’

Ondertussen moet er wel een beleidsplan komen. Het is al geruime tijd een verplichting voor kerkenraden.

Ja, dat vind ik ook een goeie zaak. Het is bidden en werken. En bij dat laatste hoort ook het maken van beleid. Want het opstellen van een beleidsplan scherpt je denken over de gemeente en haar veranderende context. Ik merk nu als voorzitter van de beroepingscommissie hoe handig het is dat we een aantal van die documenten over onze gemeente paraat hebben. Al was het alleen maar om er tegenaan te schuren: vinden we dit nog steeds? Of constateren we ontwikkelingen op grond waarvan we ons beeld moeten bijstellen?’

Louter omwille van de consensus?

Nee, ook voor de profilering. Laatst sprak ik iemand die zei: ‘Wij hebben besloten dat we een ‘seniorengemeente’ zijn. Dat betekent dat we ons niet langer druk maken over het feit dat we geen kindernevendienst hebben.’ Dat riekt misschien teveel naar ‘wie doet er dan straks het licht uit?’, maar deze persoon vond het juist een bevrijdende constatering. En misschien hoeft niemand het licht uit te doen, want er dient zich telkens weer een nieuwe generatie zestigplussers aan die zich aangesproken voelt door zo’n setting. Tijdens de laatstgehouden ambtsdragersbijeenkomst van de Gereformeerde Bond ging de discussie tijdens een workshop over de vraag of je als kerk wel doelgroepgericht mág zijn, naar aanleiding van het Motivaction onderzoek dat de Protestantse Kerk had laten uitvoeren. Een van de stellingen was: Omdat wij nu eenmaal veel hoger opgeleide jongeren aantrekken, kunnen we ons uit missionair oogpunt beter op hen richten dan op sociaal zwakkeren, want daar hebben we minder aansluiting bij. ‘Hier gaan m’n haren recht van overeind staan’, reageerde iemand meteen. Ook anderen sloten zich erbij aan: kerk ben je voor iedereen, dat is het eigene van de christelijke gemeenschap. Dat is waar en tegelijkertijd vraagt deze tijd volgens mij dat we keuzes maken. We kunnen niet alles doen. Meer dan eens heb ik in de kerkenraad gezegd: wij zijn niet goed in het stoppen met een activiteit. Altijd zijn we geneigd om het positieve te zien: al lopen de bezoekersaantallen terug, het is toch goed om er mee door te gaan, want … Terwijl we wel met iets nieuws zijn begonnen, en nog iets nieuws en…’

Dat kan uit bedrijfsmatig oogpunt beter…

Ja. Je kunt natuurlijk een drempelwaarde formuleren. Als er minder dan twintig bezoekers komen, kappen we met die handel. Maar dat blijft lastig, want het gaat over mensen. Dat probleem is trouwens niet eigen aan de kerk. In het bedrijfsleven kun je ook heel beleidsmatig beslissingen nemen over reorganisaties zonder oog te hebben voor de persoonlijke drama’s. Maar door de bank genomen is het monitoren en evalueren van ontwikkelingen in het bedrijfsleven beter ontwikkeld dan in de kerk.’

Zou je elke kerkenraad een paar mensen uit het bedrijfsleven toewensen?

Ja, zeker. Professionals die goed zicht hebben op het huishoudboekje van de gemeente, die verder kijken dan de dag van vandaag en morgen, die verstand hebben van communicatie. Benut het aanwezige talent en zorg voor deskundigheid voor praktische zaken die niet des dominees zijn. Een relatie tussen het ambt en de functie/taak is gewenst. Onze predikant roept in dit verband weleens: ‘Het gaat niet om de functie, het dragen van het ambt maakt je geschikt.’ Ik zie dat dat inderdaad soms zo werkt, maar op bepaalde terreinen – financiën, personeelsbeleid - is het bijzonder nuttig als iemand goed weet waarover hij/zij spreekt. Er zijn zoveel facetten van beleid, daar kun je wel wat expertise bij gebruiken.

Om een voorbeeld te geven: ik zit in de medezeggenschapsraad van de school van onze kinderen en zie uit dien hoofde wat er op basisscholen afkomt. Vroeger had ik een bovenmeester die 90% van zijn werktijd voor de klas stond en in de resterende 10% de rekeningen betaalde en wat algemene dingen regelde. Nu is een fulltime directeur nauwelijks voldoende en dan lopen er nog allerlei mensen met specifieke expertise rond die niet voor de klas staan.
De kerk kan ook niet meer bestuurd worden zoals een paar decennia geleden. Vroeger hoefde je bijvoorbeeld weinig te doen aan de zichtbaarheid van de kerk. Het gebouw stond er, een groot deel van de bevolking wist ervan, kwam er regelmatig. De kerk zat in de haarvaten van de samenleving. Die tijd is voorbij. Je moet werken aan zichtbaarheid. De aanbieding van de kerk is beter dan die van Albert Heijn; dus alle reden om daar goed aandacht voor te vragen. En gezien de veranderende maatschappelijke context is het goed om met elkaar na te denken over de vraag: voor wie zijn we eigenlijk kerk? Het is goed om die vragen te bestuderen met de bijbel in de hand en managementboeken binnen handbereik.’

Je mailde dat je geboeid bent door de vraag in hoeverre veranderingen in het bedrijfsleven de kerk beïnvloeden. De toename van ZZP’ers, het nieuwe werken, de verschuiving naar netwerken, allianties.

Als we het heel schematisch voorstellen, zien we zich een tweedeling aftekenen: enerzijds de grote concerns – zoals Unilever, Shell, winkelketens, de ministeries, etc., anderzijds de opmars van zelfstandigen die zich in netwerken begeven. De kerk is vanouds eigenlijk ook zo’n concern; en in het landelijke werk zie je dat beeld nog heel sterk terug. Tegelijk is er de gemeente in Delfshaven, waar allerlei ‘zelfstandigen’ komen. Ze komen niet omdat het een gemeente is van de Protestantse Kerk in Nederland is, maar omdat Delfshaven Delfshaven is. Daar vinden ze een netwerk van andere mensen waar ze zich bij thuis voelen, een prediking die aanspreekt of iets anders dat ze verbonden houdt met de gemeente ter plaatse. De grote vraag voor de Protestantse Kerk in deze tijd is: hoe haken we aan bij die ‘netwerksamenleving? En hoe kunnen we zorgen voor ruggengraat voor zowel kerk als individu?

Afnemende binding van mensen met hun kerkgenootschap komt bijvoorbeeld aan het licht als ze verhuizen. Ging je vroeger verhuizen, dan moest je aan je ouders uitleggen dat je in je nieuwe woonplaats niet meer naar de hervormde kerk ging. Als je nu van Delfshaven naar, laten we zeggen: Zwolle verhuist, dan is het vooral zoeken naar een kerk die bij je past. Het als vanzelfsprekend aansluiten bij je ‘eigen kerk is er niet meer bij. Het concern ‘Protestantse Kerk in Nederland’ telt voor veel mensen niet meer.’

Als we nu achter de tekentafel een kerkstructuur voor vandaag zouden moeten bedenken, zouden we niet dicht bij de huidige uitkomen.

Nee, eerder zouden we bij een soort flexibele franchiseformule uitkomen. Een open netwerkstructuur met als ruggengraat een aantal vaste elementen. De huidige kerkorde is daar nog onvoldoende op toegesneden. In de synode hebben we net het omvangrijke herzieningsproces achter de rug. ‘Zo’, zei een collega-synodelid. ‘Nu kunnen weer een tijd vooruit.’ Daar heb ik ernstig mijn twijfels over. In de visienota ‘De hartslag van het leven’ zie je ook al dat er behoorlijk aan de kerkorde wordt gewrikt. Anderzijds is de Protestantse Kerk een olietanker, die je niet zomaar van koers verlegt.’

Zou het goed zijn als er een meer bedrijfsmatige wind zou waaien op de synode? Of mis je die daar niet?

Tijdens de synodevergadering mis ik niet eens in de eerste plaats het bedrijfsmatige, maar wel een geest van creativiteit, openheid voor nieuwe ideeën. Draagvlak is erg belangrijk. Terwijl je zonder visie en daadkracht nergens komt. Op een of andere manier domineert altijd de natuurlijke neiging alles te houden zoals het is. Tegelijk ben ik het met Arjan Plaisier eens dat je geen oude schoenen moet weggooien voor je nieuwe hebt.’

Thuisgekomen vind ik in een mail nog een nabrander. Tip voor de lezers: ‘Een jaarlijks ‘functioneringsgesprek’ voor kerkenraadsleden, kerkelijke professionals en vrijwilligers.’

Koos van Noppen is hoofd vorming & innovatie bij de IZB – vereniging voor zending in Nederland

Mailadres Gerben van Dijk: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.