Skip to main content

nr5 • 2012 • Functioneel denken

mei 2012 (26e jaargang nr. 5)

G. van Meijeren

Functioneel denken

Wanneer je bezig bent je toga aan te trekken in de consistoriekamer heb je soms interessante gesprekken. Op mijn vraag hoe het in de morgendienst geweest was, antwoordde een van de ouderlingen dat de dominee had gewaarschuwd voor het toenemende managementdenken in de kerk. Management hoort niet in de kerk thuis, het gaat om Christus de gekruisigde. Deze ervaring – die niet op zichzelf staat - raakt aan de thematiek van dit nummer.

Strikt genomen is management ‘organisatiegericht handelen’. Er worden beslissingen genomen met betrekking tot de organisatie en je spant je in om te zorgen dat die ook worden uitgevoerd. Zo bezien is ook het gezin een van de vele ‘organisaties’ waarin management gevraagd wordt en zelfs geboden is.

Hulpwetenschappen

In een artikel dat ik op internet vond, schaart dr. Stefan Paas de inzichten uit het bedrijfsleven bij de hulpwetenschappen waar de kerk altijd al gebruik van gemaakt heeft. Inzichten uit de communicatiewetenschap werken door in de homiletiek (voor het artikel, klik hier). De opkomst van computers en de mogelijkheden van de digitale snelweg hebben hun effecten op de distributie van de kerkenraadsagenda en de wijze van onderling contact (met alle risico’s van dien). Voor het financiële beleid van de gemeente worden rekenmodellen ingezet. En de voorzitter van de kerkenraad doet zijn winst met inzichten uit de organisatiekunde. Zo heeft ook het beleidsplan zijn intrede gedaan en staan er voortgangsgesprekken over het ambtelijke werk in de gemeente op stapel.

Dit type inzichten om ordelijk te handelen mogen nooit een doel in zichzelf zijn. Paas vergelijkt het management met baggerwerkzaamheden. Goede afspraken maken en die nakomen, duidelijke doelen stellen en die nastreven - het zijn op zichzelf geen tekenen van geestelijk leven. Ze kunnen wel een bedding helpen scheppen. Het zijn middelen die - weliswaar indirect - dienstbaar willen zijn aan waar het in het ambtelijk werk om gaat. Hoe kan de gemeente onder leiding van de kerkenraad ‘de samenhang in haar leven en werken bevorderen en alles richten op de lofprijzing van de Naam des Heren en de dienst in de wereld’ (PKO art.IV)?

Functioneel denken

Nu wat meer toegespitst op de vermeende verzakelijking van het ambt in onze dagen. Sonnenberg en Waagmeester laten zien dat ontwikkelingen in de maatschappij bijdragen aan de manier waarop naar het ambt wordt gekeken. Het ontstaan van kerkenraden met werkgroepen kan niet los worden gezien van de doorbraak van de democratisering in de samenleving. De Jong signaleert dat de gezagsstructuren in de kerk in Rotterdam nauw aansloten bij die in de samenleving. Met andere woorden: de ambtsopvatting vindt niet in het luchtledige plaats.

Dat was trouwens in 1975 ook een van de conclusies van dr. A. van Ginkel in zijn studie naar het ontstaan van de ouderling, waarmee de reformatie de paus schaakmat zette. In het verlangen naar een eigen vorm van opzicht voor de kerk – naast het wereldlijke opzicht door de magistraat – werd door Johannes Oecolampadius een college voor het opzicht gevormd. Een eerste stap naar het ambt van ouderling en een staaltje van zestiende-eeuws functioneel denken. Overigens benadrukt Van Ginkel dat het hier niet gaat om functioneel denken dat alleen maar bepaald is door een zoeken naar een zo efficiënt en voordelig mogelijke organisatie, ‘maar een denken dat uitgaat van de functie, die krachtens goddelijke opdracht uitgevoerd moest worden.’ Door dit opzienersambt vervolgens een bijbelse fundering te geven – door de identificatie met de oudste in de nieuwtestamentische gemeente – werd voorkomen dat de opzieners uitgroeiden tot functionarissen van de zedenpolitie. De bijbelse basis stimuleerde hen juist om zich te ontwikkelen tot zielenherders van de gemeente. Dat is, nogal grofstoffelijk geschetst, de aanzet tot het ambt van ouderling.

Ik maak hier uit op dat er relatie is met de context. Dat het ambt zich een bepaalde kant uit ontwikkelt heeft niet alleen met de Schrift te maken, maar ook met de cultuur waarop de Schrift inwerkt. In dat verband denk ik aan de variatie aan vormen in de vroegchristelijke gemeenten. Ongetwijfeld gaat het daarbij om spannende vragen. Want ook in je visie op het ambt kun je al snel cultuurvolgend zijn. Wat is het eigene van het ambt vanuit de Schrift?

Waarnemingen vandaag

Schormans-Marchand, Foppen en De Jong / Van Dijk schetsen vanuit verschillende contexten de wijze waarop gemeenteleden het ambt dragen. Met alle verscheidenheid van motivatie overheerst het verlangen om dienstbaar te zijn aan Christus en zijn gemeente. In de variatie overheerst mijns inziens het gemeenschappelijke: in Workum, Katwijk en Rotterdam zijn er nog steeds heel wat mensen die ambtsdrager willen worden als de roep op hen afkomt. En dat is een ander beeld dan wat er in veel gemeenten in de Protestantse Kerk oprijst: ‘Op veel plaatsen kraakt het kerkelijk leven in al zijn voegen’ (Visienota De hartslag van het leven). De visitatoren spreken over onoplosbare tekorten en van ambtsdragers die steeds langer dienen. Zelfs een shortlist is daar al een luxe. Laat staan de vraag hoe de roeping tot het ambt zich voltrekt.

Hoe houd je in een vergrijzende, krimpende kerk waarin steeds minder vrijwilligers steeds meer moeten doen, de ambtelijke structuren intact? De visienota rept dan van keuzes. Want een paar dingen goed doen met een vrolijk hart is beter dan veel dingen doen met een bezwaard gemoed.’

Deze zinnen geven al aan dat er behoefte is aan ordelijk handelen, aan management. Dat is trouwens ook een kenmerk van onze tijd. Er is een schreeuwende behoefte aan leiding en leiderschap. In de politiek, de economie en ook de kerk.

Leiderschap

Wanneer een kerkenraad staat voor ingrijpende vragen die raken aan het voortbestaan en er moeten verstrekkende keuzes worden gemaakt… Is het vreemd als er dan behoefte is aan ambtsdragers met visie? Aan ambtsdragers die de gemeente kunnen leiden met inbreng van hun misschien wel in het bedrijfsleven opgedane inzichten? Zeker, de kerk is geen organisatie, en evenmin een koekjesfabriek, maar het kan nuttig zijn om haar van tijd tot tijd ook zo te beschouwen. Als het doel maar niet uit het oog verloren wordt. Wijlen prof. Bronkhorst noemt drie kenmerken van het bijzondere ambt: het is (a) Christusrepresentatie. Het tegenover van Christus wordt steeds weer concreet gemaakt. Het is (b) een erkend charisma. Een genadegave die door de gemeente (h)erkend is. En (c), het ambt is dienstbetoon, ministerium.

Wat betekent dat als het gaat om zoiets als leiderschap? Ik probeer wat contouren te schetsen. Het leiding geven door de ambtsdragers zal de trekken vertonen van de Heer van de kerk, die gekomen is niet om gediend te worden maar om te dienen. Dat is een uitgangspunt dat per definitie vraagtekens zet achter iedere vorm van maakbaarheids- en succesdenken. Dit type leiding heeft oog en hart voor wat gebroken is, voor de minderheid, voor gemeenteleden die niet mee kunnen komen.

Het betekent ook dat er zicht kan ontstaan op de gave van de kubernèsis (I Kor.12), het vermogen tot besturen. Er komt ruimte voor mensen die hun wijsheid kunnen inzetten, geworteld in de vreze des Heren. En dat kunnen hoogopgeleide mensen zijn met een bedrijfskundige achtergrond.

Het betekent verder dat goed leiderschap nooit kan functioneren zonder discipelschap. Het vraagt om bescheidenheid, ootmoed en om het letten op het belang van de ander (Fil. 2). Juist als veranderingen weerstand oproepen.

Van den Heuvel vraagt ook aandacht voor de gezamenlijkheid. Het gezag berust bij de ambtelijke vergadering. In stem en tegenstem, onder aanroeping van de Geest wordt het goede voor de gemeente gezocht.

En de toekomst

Wat gaat dat betekenen in gemeenten waar men steeds meer lege plaatsen in de kerkenraad heeft, waar meer werkgroepen komen in plaats van ambtsdragers? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. In Amersfoort en Arnhem zal men het waarschijnlijk anders doen dan in Katwijk en Veenendaal. Maar ook in gemeenten waar voldoende ambtsdragers zijn zal er verlangen komen naar een onderscheid tussen een grote kerkenraad die aan visievorming doet en een kleine waar het dagelijks bestuur van de gemeente plaatsvindt. Daardoor zullen ouderlingen en diakenen meer aan hun pastorale en diaconale roeping toekomen.

Verder gaat het in het ambt over een erkend charisma. Dat klinkt gavengericht. Het ambt is dus geen klus die geklaard moet worden en ook geen baantje waar je mee moet leuren. Het blijft een roeping om met de jou geschonken gaven Christus en zijn gemeente te dienen in deze wereld.

Wat dat voor de kerkorde betekent? Wanneer de structuur van de kerkorde gaat knellen is dat een leerzaam signaal dat het anders moet. In de gereformeerde traditie is de kerkorde nooit een doel in zichzelf geweest. De structuren willen altijd dienstbaar zijn aan de verkondiging van het evangelie, zodat het Woord doorgang zal hebben. Dat vraagt om een kerkorde die niet te veel regelt maar ook niet te weinig.

Dragen en gedragen worden

Het dragen van het ambt maakt je geschikt’, is een quote van Piet de Jong. Het is de overtuiging dat de Geest je ‘bekwaam makende’ genade schenkt. Wij leven in een tijd waarin de persoon van de ambtsdrager steeds belangrijker wordt. Ook dat is een maatschappelijk verschijnsel, en het legt extra druk op mensen die een ambt willen dragen. Het ambt is iets om aan te tillen, en de kans bestaat dat je je er aan vertilt. Maar je mag leven van een belofte. Ondanks de focus op het persoonlijke blijft ook gelden dat het ambt mij draagt. Ooit ben ik er toe geroepen door Gods gemeente en mitsdien door God zelf.

Leneke Schormans schrijft dat ze wel zou willen groeien in het samen zoeken naar de geestelijke weg. De gemeente wordt het best gediend als zij groeit in het dienen van Hem. Ik moest daarbij denken aan een uitdrukking van Sake Stoppels: ‘Bidden maakt zakelijk’. Door persoonlijk en samen stil te zijn voor God (gebed, geloofsgesprek), komt de Zaak in het centrum te staan van het beleid. En wordt de kerkenraad functie van het evangelie. Inderdaad, functioneel denken.

Zo ontdek je weer als ouderling, diaken en dominee waar het om gaat: ambtsdrager zijn is iets anders dan lid zijn van een bestuurtje. Het gaat om dienst. Dienst aan Liefde die groter is dan ons hart.

Drs. Gerrit van Meijeren (Utrecht) is predikant in algemene dienst van de Protestantse Kerk.

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.