Skip to main content

nr4 • 2012 • Laatst geboekt

maart 2012 (26e jaargang nr. 4)

T.W.D. Prins-van den Bosch
Laatst geboekt
Gelukkig leven

Dit keer twee boeken die de basis van het bestaan raken. Toch beschrijven ze redelijk lege, lusteloze levens. Juist een apathische levenshouding blijkt voer voor deze auteurs te zijn. Op een heel verschillende wijze maakten ze er een boek van. Centraal staat het terugblikken op het verleden - op verschillende manieren.

Het eerste boek, Parnassia van Josha Zwaan, is een boek dat ik het liefst in één keer uit zou lezen. Hoewel Parnassia’s belangrijkste bron de Tweede Wereldoorlog is, kan dit schrijven niet het zoveelste oorlogsboek genoemd worden. Het gaat vooral over de moeite die de hoofdpersoon Anneke heeft om grip op haar leven te hebben. Alles overkomt haar, veel slaat haar lam. De paar keer dat ze nog iets van ondernemingslust toont, breken haar pogingen haar bij de handen af.

Lusteloos leven

Het boek begint met een vreemde man, die de 7-jarige Anneke ‘Rivka’ noemt. Dat is de inzet: de spanning tussen twee identiteiten, namelijk die van Rivka en die van Anneke. Het is de 70-jarige Anneke die door haar dochter als het ware gedwongen wordt haar leven onder ogen te zien. Ze vertelt telkens een beetje meer van haar leven. Ze is geboren als Rivka Lezer. Een naam die staat voor het opgroeien in een warm, joods gezin. Als de Jodenvervolging in Nederland om zich heen grijpt, nemen Rivka’s ouders het moeilijke besluit om haar en haar broer ieder in een pleeggezin te plaatsen. Op een aandoenlijke, maar naar mijn mening soms wat gemaakte, onnatuurlijke manier worden de belevenissen, gedachten en gevoelens van Rivka uit de doeken gedaan. Ze is 5 jaar en ondergaat de verhuizing gelaten.

Ze groeit op in een domineesgezin in Zeeland. De worsteling om haar joodse wortels en herinneringen los te laten en het nieuwe christelijke verhaal aan te nemen speelt haar hele jeugd. Dat christelijke verhaal is naadloos verweven met het naoorlogse dorpse leven in Zaamslag, waar Anneke zich nooit echt thuis voelt. Nooit kan ze het christelijke verhaal volop beamen, noch het levensperspectief dat haar ouders voor haar in gedachten hebben. Ze ziet zich genoodzaakt om uit het Zeeuwse dorp weg te trekken. Ze gaat de kweekschool doen in Leiden en neemt Zaamslag mee in haar naïviteit en gelaten houding. Pas als ze kinderen krijgt met Joost (die op een heel andere manier omgaat met zijn joodse verleden), moet ze de realiteit onder ogen zien. En dat kan ze niet. Haar huwelijk en het opvoeden van de kinderen worden teveel voor haar. Langzaam brokkelt haar leven af. En de ellende, die als kiem in haar opgroeien verborgen lag, openbaart zich in een mislukt huwelijk en beschadigde kinderen.

Ze leeft vanaf dan een heel ander leven, totdat ze het bericht krijgt dat Joost overleden is en Sandra, haar oudste dochter, contact met haar wil. Ze heeft het gevoel dat ze nu haar leven wel onder ogen moet komen, gesteund door haar nieuwe partner Jean. Met horten en stoten doet ze dat, samen met Sandra, in het strandpaviljoen ‘Parnassia’.

Wortels van het leven

Dit debuut van Josha Zwaan is zeer lezenswaardig. Het is goed opgebouwd en neemt de lezer mee in de gedachten- en gevoelswereld van de hoofdpersoon. Hier en daar krijg ik daar echter genoeg van, wat heel goed zou kunnen liggen aan het feit dat dit een psychologische roman is. Zeker aan het begin van het boek moest ik wennen aan de gesprekken tussen moeder en dochter in het strandpaviljoen. Ook blijft het spannend als een volwassen auteur uitgebreid de beleving van een 5- of 7-jarig meisje beschrijft. Hoewel ze dat knap doet, vond ik het hier en daar wat al te betuttelend. Aan de andere kant past dat weer helemaal in de tijd van de jaren ’40 en ‘50. Het motto van het boek komt goed uit de verf: ‘Wie het verleden niet eert, verliest de toekomst, wie zijn wortels vernietigt, kan niet groeien’ van Friedensreich Hundertwasser. Ook in andere personages dan Anneke, zoals Joost en Sandra, blijkt dat je het verleden niet ongestraft kunt negeren.

Het boek opende mij de ogen voor de gevolgen van de oorlog. Op subtiele en soms hartverscheurende wijze, sijpelen oorlogstrauma’s kennelijk door in het leven van hen die de oorlog meemaakten. Dat wordt in dit boek op een indringende manier wel duidelijk. Ikzelf (mijn grootouders waren te jong om zich werkelijk wat van de oorlog te herinneren) moet het hebben van horen zeggen, als het gaat over De Oorlog. Boeken als deze blazen voor mij het stof van dit thema. Ook wist ik nauwelijks dat er zoveel te doen is geweest over joodse kinderen die bij christelijke gezinnen werden geplaatst. Velen van hen gingen niet meer terug naar hun familie, omdat de christelijke opvoeding superieur werd gezien ten opzichte van de biologische wortels. Hoe dit werkelijk zit, in alle nuances en in de context van toen, kan ik op basis van dit boek natuurlijk niet weten. Het leek mij wel een vreemde, onrechtvaardige gang van zaken. Die superioriteit van het christendom, ten opzichte van het jodendom, is tot op de dag van vandaag een spannende kwestie en dit boek sluit daar keurig bij aan.

Tijd van het leven

Het andere boek is van een heel andere orde, maar draait ook om het terugblikken op het verleden. Waar Josha Zwaan met haar roman duidelijk probeert het haar lezers naar de zin te maken (naast haar andere doelen, die ze ongetwijfeld ook heeft), is de auteur van dit boek daar kennelijk niet zo mee bezig. Al hoort deze auteur zich graag praten, in al het gemijmer van de hoofdpersonages. Het eerste woord is storend, maar wie over die drempel heen kan, zal merken dat dat niet de toon is van de rest van dit boek. Stephan Enter heeft met dit boek een heel rustige en filosofische sfeer weten neer te zetten. Een rust, die ook over de lezer komt als hij zich gewillig mee laat voeren op de stroom van gedachten van de hoofdpersonen. We verdwalen met de personages in een mijmeren over tijd, herinnering en verwaterde vriendschappen.

Vincent, Martin, Paul en Lotte hebben, 20 jaar nadat ze elkaar voor het laatst gezien hebben, afgesproken voor een reünie in Wales. We volgen Vincent en Paul tijdens hun treinreis naar Groot-Brittannië. Hun ontmoeting is de bron voor een stroom van herinneringen, die in dit boek niet meer ophoudt. Ze gaan terug naar een merkwaardig incident in de bergen. Het viertal alpinisten maakte destijds een tocht door Lofoten in Noorwegen. Niet dat ze nou zulke goede vrienden waren. Maar de liefde voor het klimmen was een gemene deler en het is nu eenmaal gezelliger om met een groepje te reizen dan alleen. Ieder heeft zo zijn eigen eigenaardigheden, hebbelijkheden. Stuk voor stuk zijn het binnenvetters. Het heerlijke van reizen, klimmen in de bergen, het avontuur komt tot een einde doordat Lotte een inschattingsfout maakt en een ongelukje krijgt. Of was het geen ongeluk? Steeds is in dit boek een andere klimmer aan het woord. Ieder heeft zo zijn eigen herinnering en gedachten aan hun vriendschappen en hun vakanties. Zeker wat betreft de glijpartij van Lotte.

Keuzes in het leven

Juist het feit dat we ons opmaken om haar te ontmoeten is voer voor de mannen om nog eens na te gaan of ze wel de goede keuzes hebben gemaakt in hun leven. Ten aanzien van Lotte. Ten aanzien van geluk, zoals Lotte dat zo belangrijk vond. Zijn ze nu echt gelukkig? Als ze 20 jaar geleden wisten, wat ze nu van hun leven gemaakt hebben, hoe zouden ze dat gevonden hebben? Ze raken onder de indruk van hoe kleine keuzes, inschattingen van situaties, het verloop van de rest van hun leven bepaalden. De drie mannen blijken uiteindelijk voor zichzelf en elkaar net zulke grote raadsels te zijn als Lotte is. Het kan niet anders of ook de reünie in Wales moet weer in hetzelfde stramien doorgaan, als waar ze ooit 20 jaar geleden zijn gestopt. De tijd herhaalt zich. Al komen we nooit op dat punt uit. De drie mannen strandden langs de kust en opnieuw raakt Paul betrokken in een benauwend klimmoment. De enige vrouw in het gezelschap komt alleen in de gedachten van de vrienden voor en krijgt zelf geen stem. Zij is de grote afwezige. We zien haar alleen lopen in de verte. Lotte blijft de schim aan de horizon.

Dit alles ligt onder een deken van filosofische weerspiegelingen over tijd, herinneringen en vriendschap. Het ontbreken van klokken op Britse stations, het 20 jaar na dato dragen van het horloge dat in Lofoten kapot ging, een krantenartikel over onsterfelijkheid: stuk voor stuk voer voor een eindeloze stroom van gedachten. De ene keer goed gelukt, de andere keer wat minder scherp. Het zet aan tot het terugblikken op je eigen vriendschappen. Hoe heb ik mijn vrienden gezien en zij mij? Hoe raakten vriendschappen verwaterd en hoe zou een reünie met hen eruitzien? Ik vond het een heerlijk boek om mee weg te drijven. Een boek dat ik nog een keer moet lezen, om de soms goed gevonden overpeinzingen op hun diepte te peilen. Geen boek, wat mij betreft, dat je tussen de bedrijven door leest. En dat is misschien wel het grootste verschil tussen dit boek en dat van Josha Zwaan.

Paul was opgestaan en had zijn gespreide hand voor de zon gehouden; hij kreeg een voorstelling die het uitzicht vanaf een top hem vaker gaf (want je zag het niet vanuit het dal, alleen klimmers begrepen meteen wat je bedoelde): de bergen als golven, voortrollende golven met witte kammen - van steen, en daarmee van bodemloze tijd - en het vlinderachtig daaroverheen dwarrelen van je eigen aanwezigheid. Ja - zo, had hij met wijd open ogen gedacht, zo schrompel je tot druppel in de branding. En hij verlangde ernaar iets of iemand dankbaar te zijn voor dit landschap, voor het zicht op de wereld als een zojuist gekraakte schatkist - de saffieren meren, de valleien van smaragd. En dwars door die gedachte heen zei Lotte: ‘Zo gelukkig zullen we nooit meer worden.’

Naar aanleiding van:
Josha Zwaan, Parnassia, Amsterdam 2010
Stephan Enter, Grip, Amsterdam 2011

Desiree Prins-van den Bosch MA is redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.