Skip to main content

nr4 • 2012 • Ik ben materie die kan zingen en bidden

maart 2012 (26e jaargang nr. 4)

Ik ben materie die kan zingen en bidden

J. Visser

Bonhoeffer heeft ons geleerd niet langer uit te gaan van een werkelijkheid waarin God en geloof vanzelfsprekend zijn. Een religieloos tijdperk zag hij aanbreken. Wij dienen over God te spreken zonder tijdgebonden vooronderstellingen van een God boven en buiten ons. Volgens Bonhoeffer dragen wij God en de hele wereld in ons. God mag niet gebruikt worden om de lacunes in onze kennis aan te vullen. Een God boven en buiten ons raakt op gespannen voet met het verstaan van onze werkelijkheid.

Als gelovige moet ik leren God anders te beleven. God opent niet de deur naar een bovennatuurlijk ingrijpen in onze werkelijkheid. Wij mensen moeten onze eigen verantwoordelijkheid nemen. Onze werkelijkheid is een eenheid in die zin dat alle dingen uit dezelfde bouwstenen bestaan. Ik moet de God verliezen die van buitenaf ingrijpt. God maakt deel uit van mijn werkelijkheid. God is de dragende grond van mijn bestaan.

W.B. Drees, hoogleraar religieuze filosofie, wiens geschriften ten grondslag liggen aan deze verhandeling, citeert de Amerikaanse fysicus Charles Misner: ‘Te zeggen dat God het heelal geschapen heeft, verklaart noch God noch het heelal, maar het houdt ons open voor geheimen van ontzagwekkende majesteit die we anders misschien zouden veronachtzamen’. De werkelijkheid waarvan God de dragende grond is, is een compleet geschenk voor ons. Wij mensen willen graag doelen toekennen. God komt ons goed uit. Maar in de evolutie is geen doel te bespeuren. Dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Wij mensen zijn er eigenlijk bij toeval. De vernietiging van de dinosaurussen maakte de komst van de mens mogelijk. Mijn geloof is toevallig. God is mij toegevallen. Ik heb God ontdekt of God heeft mij gevonden. Ik zal nooit weten hoe. Ik weet zeker dat ik zelf geen God ben. Mystici als Eckhart (1260-1327) beseften dat God het enige zijn is dat in alles werkt. God verenigt zich in zijn liefde met onze ziel. Maar we zullen nooit ten diepste in onszelf God zijn.

Het naturalisme

Alle verschijnselen komen voort uit natuurlijke processen. De natuurlijke werkelijkheid is de hele werkelijkheid die wij kennen, die op ons inwerkt en waar wij op inwerken. Binnen onze werkelijkheid toont zich nergens een spiritueel domein los van de natuurlijke werkelijkheid. De val die ik meemaakte vanuit het vertrouwde scheppingsverhaal in het naturalisme was diep. Ik raakte God kwijt. Aan de hand van de Franse filosoof en natuurkundige Teilhard de Chardin (overleden 1955), de Procestheologie en W.B. Drees probeerde ik te emigreren naar een andere wereld. Ik moest God verliezen die op willekeurige wijze van buiten af ingreep. Ik werd gefascineerd door de toespraak van Paulus op de Areopagus. In God die zich niet door ons mensen laat dienen, leven wij, bewegen wij en zijn wij.

De evolutie heeft een wezen voortgebracht: de homo sapiens (verstandige of wijze mens) die zin zoekend en zin scheppend is. Die homo sapiens vormt een knooppunt waar twee informatiestromen samenkomen en naast elkaar bestaan. De ene stroom bestaat uit overgeërfde genetische informatie. De andere stroom bestaat uit culturele informatie. Beide komen samen in het centrale zenuwstelsel. De homo sapiens is voortgekomen uit een proces dat teruggaat tot de oorsprong van het heelal. Binnen dit proces is vrijheid ontstaan. Deze vrijheid is verbonden met verantwoordelijkheid. De mens beschikt over het vermogen om betekeniskaders te vormen waarbinnen de opgedane ervaringen en hun gevolgen zin krijgen. De menselijke hersenen onderscheiden zich door dit vermogen informatie te verwerken en te interpreteren. Wij zijn geroepen om met ons brein te geloven. Ons geloof speelt zich af in onze hersenen.

Wij zijn materie

De mens is een mogelijkheid van materie die op bijzondere wijze is georganiseerd. Ons brein is complex en niet gemakkelijk te verstaan. Alle cellen in onze hersenen onderhouden connecties met elkaar. God is een menselijke vondst die ons leven kan leiden. Religie is een verschijnsel binnen onze werkelijkheid. Religie confronteert ons met de verantwoordelijkheid voor wat wij doen met deze wereld. Wij gebruiken metaforen, concepten en beelden met het oog op een moreel en spiritueel leven.

God kan op velerlei wijze voorgesteld worden: een onpersoonlijk wezen, allesomvattende samenhang, allesbepalende kracht of een niet te achterhalen oorsprong van dingen, een vonk van inspiratie. Meester Eckhart hield vast aan de gedachte dat God niet samenvalt met ons diepste zelf. Het conflict tussen meester Eckhart en de paus is vergelijkbaar met de problemen die Buber had met Jung. Buber wil dat mensen zich verstaan als personen die zich tot God verhouden als een ICH tegenover een DU. Jung heeft evenals Eckhart volgehouden dat God en mens met elkaar en naast elkaar bestaan, dus niet samenvallen.

Ik sta aan de kant van Buber. God is een tegenover. Zo beleven wij God in ons brein. We dragen God in ons mee, maar tegelijkertijd geloven we dat God ons draagt. Wie denkend wil geloven, zal niet voorbij gaan aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. De mens is stoffelijk, is en blijft materie. Maar, zo zegt W.B. Drees, dat haalt ons mensen niet naar beneden, maar de materie omhoog. Materie op de juiste wijze georganiseerd kan vliegen, zwemmen, graven, maar ook praten, bidden, mediteren en denken. Er ontstaat een conflict tussen denken en geloven als bepaalde geloofsvoorstellingen een ongeloofwaardige breuk veronderstellen in de natuurlijke processen. Juist als materie kan ik reflecteren over andere werelden die soms een breuk impliceren. Daar moet ik lang over nadenken. Ik moet God niet manoeuvreren in de hoek waar Hij de gaten moet vullen in mijn kennis. Hoop kan een motor zijn in mijn reflectie.

Mijn werkelijkheid is niet vanzelfsprekend. Wetenschappelijke bevindingen hebben een open eind. De romanschrijver John Fowles zei: Zoals de stilte een sonate mogelijk maakt en het witte papier een tekening draagt, zo denk ik over God als grond van mijn bestaan. Jezus is het voorbeeld van een mutatie, die nieuwe aspecten van onze werkelijkheid toegankelijk maakt. Jezus trapt vanuit de wereld gevangen in het recht van de sterkste, de slimste die alles selecteert, de deur open naar solidariteit met de minste en compassie met de zwakke.

W.B. Drees introduceert God als hypothese waarin uitgedrukt wordt dat er spanning is tussen de werkelijkheid en het wenselijke, waarbij wij op onze weg in de werkelijkheid ons willen oriënteren op het wenselijke. Voor ons is God DE ANDER, het TEGENOVER die ons uitnodigt tot de wenselijke werkelijkheid. Zo wordt bidden wensen, uitzien naar een identiteit die er nog niet is, verwachten vanuit onvrede met wat is. God bestaat in ons. Wij dragen God met ons mee. Gods voorstellingen zijn altijd menselijke voorstellingen. God kan als mysterie worden ervaren.

Al wat is, is in God (Spinoza)

Gods openbaring volgt de weg van menselijke ervaring. Openbaring toont zich in een lang proces van gebeurtenissen, ervaringen en interpretaties en niet als bij toverslag in een bovennatuurlijke ingreep. Tegelijk blijft staan: God heeft ons gemaakt - en wij niet Hem. Hij is geenszins een menselijk product. De zelfopenbaring van God manifesteert zich niet buiten onze ervaringen om, maar daarin. Pater Jan van Kilsdonk vertelde dat er geen andere openbaring van God is dan de mens. God is nergens anders. God treedt ons tegemoet in de medemens die ons pad kruist.

De mens is een betekenis gevend wezen. Wij hebben geen andere toegang tot de wereld en de natuur, tot elkaar en tot God dan langs de weg van betekenisgeving. Van de Amerikaanse theologe Sallie McFague leerden we dat de wereld Gods lichaam is. Op deze wijze kunnen we ook beter begrijpen wat de Chassidim bedoelden toen ze zeiden dat alles (eten, drinken, slapen, dansen, feesten, driften, bidden en zingen) vraagt om verenigd te worden met God. In de chaos die deel uitmaakt van onze werkelijkheid zetelt God, zoals A.A. van Ruler onderwees. God wil niet alleen echte kosmos: de afgeronde gestalte, het gave voltooide geheel, het volledige evenwicht, de pure harmonie, de gesloten eenheid, die zichzelf genoeg is. De mens is er zomaar, hij is met lot en daad gevulde tijd. God schept chaos. God speelt er mee. De mens houdt van rede, verstand, geest, klaarheid, doorzichtigheid. Maar een mens houdt ook van chaos: bloed, driften, leven. Chaos is het spel van God. Wij mensen zijn de chaos. Wij zijn het spel van God.

Geloven met mijn brein

Mijn brein staat in betrekking tot mijn milieu, mijn opvoeders, mijn naasten die ik ontmoet. Maar ook met mijn geschiedenis, het appèl dat uitgaat naar mij, wat mij ziek en gezond maakt. Vergeleken met de hersenonderzoekers Swaab en Lamme doet de Portugese neuroloog Antonio Damasio deze gegevenheid meer recht. In de hersenen van Damasio is het beter toeven. Er is meer ontvangst en communicatie. Niets ligt dogmatisch vast. Swaab is vaak wat te deterministisch, heel veel ligt vast in oorzakelijke verbanden. Iemand kan genetisch gezien gedoemd zijn A te doen, maar toch besluiten B uit te voeren. Cultuur krijgt meer ruimte bij Damasio. Het is echter onontkoombaar: wij vallen samen met onze hersenen. Wij zijn ons brein. In ons brein vindt geloven plaats.

Dat betekent niet dat ik geloof in de ziel als vonk van God, die buiten mijn brein operationeel is. Ik geloof ook niet in een bewustzijn buiten mijn lichaam. God als het ANDERE is het wenselijke dat verweven moet worden met onze werkelijkheid. De evolutie van de menselijke soort is een natuurlijk samenspel van genetische en culturele informatie (taal, religie). We moeten niet God, wereld, natuur en schepping laten samenvallen. De aangetroffen werkelijkheid is niet altijd mooi (ziekte, tragiek, dood, oorlog, ruzie). Religie heeft een kritische functie. Het ANDERE, het GEWENSTE heeft betrekking op de marge waar God ontbreekt. Het gewenste verwijst naar God die we in ons meedragen, maar die ook ons blijkt te dragen. Hier en nu participeren wij in het leven met God.

Ons einde zal het begin zijn: God zelf. Het leven is mooi en huiveringwekkend. Ik houd aan God vast die mij draagt. God lijdt mee, maar berust niet in wat mensen kapot maakt. Betekeniskaders zijn mij overgeleverd. In het licht van wetenschap zal ik bijbelse verhalen ontmythologiseren. Aan de God van Mozes, de beeldloze God, ken ik de betekenis van Vader, Moeder, Vriend, Bondgenoot en Metgezel toe. Ik vertrouw mij aan God toe. Ik verlaat de betoverde wereld en laat het geloof los in God ter verklaring van alle dingen, God die van boven en van buiten ingrijpt. Ik ben mijn brein, denk en geloof. Ik besef dat ik materie ben. Maar ik kan als materie zingen en bidden tot God die me uitdaagt de gewenste werkelijkheid (bv het koningschap van Christus) te verweven met de mijne.

Dr. Hans Visser, is emeritus predikant (PKN). Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.