Skip to main content

nr3 • 2012 • Het moet een beetje snijden in eigen vlees

januari 2012 (26e jaargang nr. 3)

 

W.H. Dekker

Het moet een beetje snijden in het eigen vlees

Terwijl de moeder haar beklag doet over het feit dat haar zoontje zijn huiswerk niet meer wil maken, loopt de psychiater rokend met de armen over elkaar door het vertrek. Als de moeder naar adem hapt, grijpt de psychiater zijn kans. ‘Waarom wil je niks doen, jongen?’ Terwijl het jochie stuurs voor zich uitkijkt zegt hij: ‘Het heelal dijt uit. Het al dijt uit. Straks desintegreert alles. Wat is dan de zin van huiswerk maken.’ De psychiater antwoordt: ‘Jongen, dat duurt al miljoenen en miljoenen jaren. Aan ons om er, zolang wij op aarde zijn, een feestje van te maken.’

Deze scene uit Annie Hall (1977), van Woody Allen (op You Tube te vinden onder: the universe is expanding) is een mooie confrontatie tussen enkele gedachten van Pascal en het sinds de jaren zeventig om zich heen grijpende hedonistische levensgevoel. Pascal zei het zo: 'Opgeslokt door de oneindige ruimtes van het heelal, waar ik niets van afweet en die ook van mij niets afweten, huiver ik... Het eeuwige zwijgen van de ruimte boezemt me angst in... Als ik bedenk dat de mens aan zichzelf is overgelaten, ronddolend in een hoek van het al, overvalt me een groot afgrijzen.' Maar Pascal besefte ook wel dat mensen het hier niet in uithouden. Het alter ego van Woody Allen even. Als hij elf is. Maar daarna zoek hij net als alle mensen het geluk. Iedereen doet dat, aldus Pascal. Maar zonder geloof vindt niemand het. ‘Allen klagen: vorsten, onderdanen, edelen, burgers, zieken in alle landen en tijden en van alle leeftijden en standen. … Wat anders roepen deze hunkering en onmacht ons toe dan dat de mens ooit waarachtig geluk gekend heeft, waarvan hem nu niets anders is overgebleven dan de indruk, het volkomen lege spoor, dat hij vergeefs tracht te vullen met alles wat hem omringt, waarbij hij, als aanwezige dingen niet helpen, niet aanwezige te hulp roept, die daar echter geen van alle toe geëigend zijn omdat deze oneindige kloof slechts door iets oneindigs en onveranderlijks, namelijk door God zelf, gevuld kan worden’ (gedachte 148).

Consuming life

De Poolse socioloog Zygmunt Bauman memoreert deze gedachte van Pascal in zijn essay Consuming life uit Society under Siege, 2002. In dat opstel verbindt hij Pascals typering van het mens zijn: het voortdurend op zoek zijn naar geluk maar het geluk nimmer bestendig vindend, met Kierkegaards beschrijving van Don Juan in Of/Of. Don Juan heeft begeren tot de essentie van het leven gemaakt. Hij streeft er niet naar het geluk te vinden en vast te houden. Zodra Don Juan een vrouw verleidt en veroverd heeft, hunkert hij alweer naar een nieuwe verovering. Zijn leven begint steeds weer opnieuw. Het is een aaneenschakeling van nieuw gewekte begeerten, nieuwe verleidingspogingen. Waarmee het een karakter van vitaliteit krijgt. Door steeds opnieuw te beginnen valt de gedachte aan de dood van je af, is het heelal minder leeg.

Bauman stelt in zijn essay dat onze consumptiemaatschappij ons allen tot Don Juans gemaakt heeft. Boodschappen doen, bezit verwerven, staat al lang niet meer in het teken van wat wij nodig hebben. Wij winkelen om de begeerte gaande te houden. Om de spanning van het begeren te voelen. En begeerte is bij uitstek non-referential, aldus Bauman. De begeerte is altijd en immer mijn begeerte. Begeerte is narcistisch. Het heeft zichzelf ten doel en is daarom onverzadigbaar. Consumeren heeft in onze samenleving, om in de sfeer van Don Juan te blijven, een driftmatig karakter gekregen. Het is de rush van het jagen, het kloppend bloed van verlangen, het verleid worden tot aankopen, soms bij aankoop al gepaard gaande met de gevoelens van spijt: wat ben ik nu toch aan het kopen? Het geeft de samenleving een infantiel en ongedisciplineerd aanzien.

Daarbij komt dat begeerte vluchtig is. Wanneer het begeerde object of de begeerde persoon, baan enzovoorts eenmaal verworven is, slaat na een kort geluksmoment de verveling toe en richt de begeerte zich al op een andere persoon, baan of object. Eeuwigheid of vervulling hebben daarmee hun aantrekkingskracht verloren. Wij vrezen de verveling van een lange opeenvolging van tijd. Een gevoel van eeuwig geluk doen wij juist op aan een opeenvolging van korte en heftige ervaringen: veroveren, gebruiken, je vrijmaken en weer opnieuw beginnen. De kwaliteit van de consumptiegoederen is er veelal ook naar.

Bauman sluit zijn essay af met de constatering dat de consumptiesamenleving rust op twee peilers. Allereerst de angst van Pascal, het besef van leegte en verlorenheid, het gevoel van futiliteit. Daaraan gekoppeld de ongebreidelde individualisering van de Don Juan. De mens die de eeuwigheid in zichzelf zoekt. Hijzelf is het enige continuüm in de opeenvolging van begeren, verwerven, verbruiken en opnieuw beginnen. Daarmee alles en iedereen tot gebruiksobject terugbrengend.

Somber

Je kunt het proces van individualisering beschrijven als een uittocht uit bekrompen en beknellende instituties. Maar dat is niet de manier waarop Bauman het beschrijft. Baumans essays hebben veelal een sombere ondertoon. De vloeibare samenleving waaruit het besef van eeuwigheid verdwenen is, waar duurzaamheid alleen aan het zelf te koppelen is en niet aan relaties, wekt bij hem de indruk van vervreemding. Mensen zijn rijker dan ooit, vrijer dan ooit maar daarmee nog niet beter af. Het is met name de ongebondenheid die als een last op het leven ligt. Op de achtergrond van zijn sociologie klinkt de stem van het existentialisme door: verveling, angst en vervreemding. De last van veel vrijheid.

Kenmerkend voor zijn bundels met essays - Bauman is vooral een sociologisch essayist - is dat daar altijd wel een essay over de mogelijkheid van ethiek in de laat-moderne samenleving bij zit. En elke keer weer verkent hij daarin de mogelijkheid van de ethiek van Levinas, in Baumans ogen de grootste ethicus van de twintigste eeuw. Het is ook een mooi contrapunt. In de omringende opstellen over armoede, consumptie, seksualiteit is de teneur elke keer weer dat de individualisering onvermijdelijk doorzet. Waarop in het essay over ethiek, aan de hand van Levinas, opeens de Ander op duikt. De ander die mijn individualiteit uitdaagt, onder kritiek stelt, aanzet tot moreel handelen. Uit alles blijkt dat Bauman verlangt naar vernieuwd of hersteld ethisch bewustzijn. Maar door alles heen klinkt ook de zorg over de mogelijkheid hiervan. Kan de ander zich nog laten zien, in al zijn kwetsbaarheid? Of, beter gezegd, kan ik de ander nog zien, opgesloten als ik zit in mijn individualistische harnas?

Kerk

Het is nauwelijks nodig om Baumans analyse te vertalen naar de kerken. Al snel loop je van cliché naar cliché. Baumans beschrijving van consuming life vertoont veel parallellen met de kerkgang van de moderne orthodoxie. Wij shoppen van predikant tot voorganger, van spirituele bestseller tot spirituele bestseller. Als een Don Juan lijken wij eerder te verlangen naar een geestelijke ervaring dan dat wij eruit leven.

Ook de kerk is als institutie dun geworden. Vloeibaar, zoals Bauman zegt. Zij vormen het leven niet langer. De wijkgemeente is tot een mentaliteitsgemeente geworden. De gemeente of kerk wordt gezocht bij de eigen wensen. Mijn identiteit van het christen zijn wordt niet gevormd door opvoeding en kerk, maar door mijzelf. De gemeente is de expressie geworden van mijn persoonlijke geloof. Ik voel mij hier thuis in plaats van dat ik er mijn thuis vind en ontvang.

Zelfs in die delen van de kerk waar de wereld nog het meest wordt buitengesloten, rukt de individualisering nu op. Enkele jaren terug is mij gevraagd om te reageren op de uitkomsten van een onderzoek naar de geloof- en leefwereld van Christelijke Gereformeerde (rechterflank) en Hersteld Hervormde jongeren. De uitkomsten verrasten mij. De invloed van de kerk of gemeente als instituut was veel minder groot dan ik gedacht had. En daarmee doel ik niet alleen op de seksualiteit. Op dat terrein gaat het in kerken wel vaker anders dan gedacht. Maar ook minder driftmatige zaken, zoals bekering, werden anders beleefd en geuit dan geleerd wordt en werd.

Een opmerkelijk groot deel van de respondenten gaf aan te geloven een kind van God te zijn. En dat wordt ze bepaald niet elke zondag aangezegd. Dat persoonlijke geloof wordt makkelijk gecombineerd met een levensstijl van filmpje kijken, uitgaan, drank, seksualiteit en andere zaken die vallen binnen het consumptieve leefpatroon waarvoor regelmatig gewaarschuwd wordt. Hiermee zijn het overigens geen schijnheilige of onoprechte jongeren. Ze zijn vroom. Maar ze snacken geloof en wereld makkelijk door elkaar heen. Het zijn multi-taskende jongeren. Al biddend sms-sen ze ook nog wat.

Ons geloof is, net zoals zoveel andere domeinen van het leven, ook zelf-referentieel geworden. Al reflecterend op mijn eigen behoeften, gedachten, gevoelens en belevenisjes geef ik uitdrukking aan wat ik geloof. En mijn leven is dan de christelijke levensstijl. Wij hebben het niet meer over een antropologisch vloertje. Dat suggereert een algemeen geldige menselijke conditie. Het geloof wordt meer en meer op het zelf gefundeerd.

Zelf

Ethisch bezien is een steeds meer in zichzelf besloten ik niet aan te bevelen. Er zijn weinig ethische systemen waar de moraal afgeleid wordt van het eigen willen. Normen voor het goede leven zijn meestal afgeleid van concepten van het goede leven of gerechtigheid. Levinas neemt ten opzichte van het zelf een diametraal tegenovergestelde positie in door het morele handelen af te leiden van de ander.

De christelijke ethiek mag dan niet meer eenduidig zijn, (en ook hier draagt pluriformiteit bij aan individualisering van de moraal), de christelijke levensstijl staat wel in het teken van navolging. Dat kan nog worden verrijkt met metaforisch taalgebruik als kruisdragen, het leven als een offer, enzovoorts. Het in zichzelf opgesloten individu sterft aan zichzelf en staat op tot een nieuw leven in afhankelijkheid. Paulus maakt de christelijke levensstijl tot een offer. Tegenover de hedendaagse zelfontplooiing plaats Paulus de zelfbegrenzing. ‘Door Jezus wordt duidelijk dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten moet afleggen, dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid (Ef. 4:21). In radicaliteit doet dit alles niet voor Levinas onder. Maar goed, wij zijn het een beetje kwijt geraakt. Wij doen wat goed is in eigen ogen en zeggen dat dat christelijk is. En we schuwen het moralisme en laken de bekrompenheid van vroeger dagen.

Tegelijkertijd bevalt dat ook niet. De onrust groeit over de lauwheid. Om uit de impasse te komen zijn, denk ik, in ieder geval de volgende drie stappen nodig.

1. Vroomheid

Navolging in die zelfopofferende zin impliceert in deze geïndividualiseerde tijd dat de mens Jezus in het oog heeft, in plaats van zijn eigen spiegelbeeld. Dat is meer dan alleen oog hebben voor eigen onvolkomenheid. Het gericht zijn op Christus vergt discipline en orde in de vroomheid. De dagelijkse schriftlezingen, de gebeden, de overdenking van het eeuwige leven, het oefenen van de navolging in het besef dat genade niet goedkoop is. En dat moet ook een beetje snijden in het eigen vlees. Wie de stigmata niet aan kan wijzen in zijn leven brengt geen offer. Daar schijn je ook plezier aan te kunnen beleven. In het gebed bij de doop hoorde ik het onlangs weer: het kruis dagelijks vrolijk achter Hem aandragende.

2. Instituut

Niet alleen Jezus doorbreekt onze individualiteit, de gemeente kan dat ook doen. In deze tijd van de-institutionalisering waarbij wij onszelf tot norm worden, zou de gemeente moeten overwegen of zij niet toch een tegenover voor het individu kan zijn. De gemeente zou zich weer eens kunnen bezinnen op de moreel eigen rol. Welke levensstijl past burgers van het Koninkrijk in deze tijden? De teloorgang van de gereformeerde zede is ook te betreuren. Het heelal is er bepaald leger op geworden. Het keurslijf mocht hier en daar knellen, het gaf wel rust en duidelijkheid en was ook aanleiding tot godsbesef. De gemeente heeft behoefte aan een nieuwe gehoorzaamheid. Niet activistisch om een daad te stellen, maar uit liefde en gehoorzaamheid.

Liturgisch kan dat door een frequente lezing van de morele delen van de Brieven in plaats van de Tien Geboden of alleen de samenvatting. Eventueel verrijkt met wat Spreuken. Aandacht voor toewijding in de liturgie past hier ook in. En herbezinning op het woord roeping.

3. Naasten

De gelovige en de gemeente moeten ook meer uit de comfortzone gehaald worden. De corrumperende werking van de zelfontplooiing wordt ook een halt toegeroepen als wij oog in oog staan met een dakloze met een straatkrant. De naaste met nood verrijkt het morele leven. De ethiek van Levinas is in deze zo gek nog niet. Maar om de naaste te zien, is aandacht en tijd nodig. Zo bezien rust op diaconieën een belangrijke taak. Voor de bekering van onze zelfgenoegzaamheid hebben wij wellicht veel diaconale toerusting nodig.

Drs. Wim H. Dekker is docent sociologie aan de Christelijke Hogeschool Ede.

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.