Skip to main content

nr3 • 2012 • Een cruciaal thema

januari 2012 (26e jaargang nr. 3)

H.C. van der Meulen

Een cruciaal thema in het volgen van Jezus

Je kruis opnemen is een wezenlijk, zelfs cruciaal kenmerk van het volgen van Jezus. ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter Mij aan komen’ (Marc. 8:34). Aan deze tekst en parallellen en enige gedeelten uit de brieven die ook over dit onderwerp gaan, willen we hier aandacht geven.

De roep van Jezus om Hem te volgen heeft reeds aan het begin van de evangeliën geklonken (o.a. Marc. 1:17). Gehoor gevend aan zijn roepstem zijn de discipelen Hem gevolgd. Maar ook anderen, mannen en vrouwen, zijn met Hem meegegaan. Hem volgen betekent hier allereerst achter Hem aangaan, zoals leerlingen achter een rabbi. In dit geval: met Hem meegaan, die zich gezonden wist de blijde boodschap van het nabij gekomen rijk van God in woord en daad uit te dragen en te laten aanbreken. Hieraan worden allerlei zaken die het natuurlijke leven kenmerken ondergeschikt gemaakt: beroep, thuis, familie, de zorg voor het dagelijks onderhoud.

Volgen van een Persoon

Volgen is meer dan meeloper zijn. Het is gehoorzamen aan Jezus’ stem en dat houdt ook een breuk in met de weg die je tot nu toe liep. Je kunt ook zeggen: het is kiezen. Maar aan dit kiezen gaat Jezus’ keuze vooraf. Eerst klinkt zijn stem: kom achter Mij en volg Mij. De binding aan zijn persoon is beslissend. Volgeling van Jezus zijn is het volgen van een Persoon, niet het volgen van een idee of van een ideaal.

Wanneer de woorden over het opnemen van het kruis klinken, zijn Jezus en zijn volgelingen al een tijdje op weg. In sommigen kringen wekt Jezus’ optreden tegenspraak en soms zelfs gewelddadig verzet op. Het komt tot een verscherping. Het moet de leerlingen duidelijk zijn dat het volgen van Jezus behoorlijke risico’s meebrengt. Dat wordt duidelijk als we kijken naar de context waarin deze woorden gesproken worden.

Context

In de drie synoptische evangeliën volgt het woord over het kruis opnemen na het verslag van Petrus’ belijdenis: U bent de Messias. Daarop begint Jezus zijn leerlingen te leren dat de Mensenzoon veel zal moeten lijden, verworpen en ter dood gebracht zal worden, maar op de derde dag zal opstaan (Marc. 8:31). Petrus is het daar niet mee eens, maar wordt door Jezus scherp terecht gewezen. En dan spreekt Hij tot de schare en de discipelen: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter Mij komen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie, zal het behouden’ (Marc. 8:34-35; vgl. Matt. 10:38-39; Luc. 9:23-24 en ook Joh. 12:25-26). Alle evangelisten laten zien dat het volgen van Jezus en het je kruis opnemen in het kader staan van zijn weg die uitloopt op het kruis en de opstanding. Ze staan in nauw verband met elkaar.

Christus’ kruis en ons kruis

De kruisweg van Jezus is een unieke lijdensgang. Het is de weg van de Mensenzoon die zijn leven zal geven als losprijs voor velen. Zijn kruis betekent het offer ter verzoening van de zonden. Dat is een weg waarop niemand Hem kan volgen en ook niemand Hem hoeft te volgen. Jezus zegt ook niet dat we zijn kruis moeten opnemen, maar ons eigen kruis. Christus draagt de zonde van de wereld weg. Eens en voorgoed. Wij nemen ons kruis op. Op de weg achter Hem aan, die de schrijver van de brief aan de Hebreeën ‘de grondlegger en voltooier van ons geloof’ (Hebr. 12:2) noemt. En Johannes van Patmos drukt dat zo uit: ‘Zij volgen het Lam waarheen het maar gaat’ (Openb.14:4).

J.P. Versteeg heeft het onderscheid en het verband tussen Jezus en wie Hem willen volgen met het beeld van het volgen van de gids getekend. Met behulp hiervan beschrijft hij drie elementen die de navolging van Christus typeren: afhankelijkheid, vertrouwen en gehoorzaamheid. Wie een tocht door een onbekend en lastig terrein met hoogten en diepten maakt, volgt het pad dat de gids wijst en waarop hij voorgaat. Je moet zelf lopen, maar je houdt de gids nauwlettend in het oog. In constante afhankelijkheid van hem ga je de weg. Een tweede element is dat van het vertrouwen. Je afhankelijk weten van de gids gebeurt in het vertrouwen dat de gids het pad kent, je wijst op gevaren en je erdoor heen helpt wanneer je erdoor heen zit. In de derde plaats zit er in ‘navolging’ het element van gehoorzaamheid. Je moet het niet beter willen weten dan de gids. Je mag je niet van hem verwijderen. Als hij aanwijzingen geeft, is het de bedoeling dat je die opvolgt. Soms kan hij zeggen: ‘als je zo je voeten neerzet, glijd je niet weg’. Het beter menen te weten of eigenwijs zelf een andere kant opgaan betekent dat je hem zomaar kwijt bent. Je blijft dus bij hem in de buurt, op gehoorafstand. De gids gehoorzamen, dat is: luisteren naar zijn stem.

Je kruis opnemen

Het gaat er in de navolging niet om dat we een of ander lijden opzoeken om zo dichter bij Jezus te komen. Er wordt ons niet een ideaal voorgehouden, waarvan het najagen nu eenmaal met bepaalde opofferingen gepaard gaat. Navolging bestaat in de gebondenheid aan Christus. Je hoeft je kruis niet te zoeken. Het ligt al klaar, aldus Bonhoeffer, van meet af aan. Je hoeft het alleen maar op te nemen. Wie Jezus volgt, ‘moet de hem bepaalde maat van lijden en verworpen-zijn dragen. Dat is voor ieder een andere maat. De ene keurt God groot lijden waardig, Hij schenkt hem de genade van het martelaarschap; de ander laat Hij niet boven zijn kracht verzocht worden. Toch is het een en hetzelfde kruis’ (Bonhoeffer). Het leven van Johannes ziet er anders uit dan dat van Petrus die in Rome gekruisigd wordt. En de ene Jacobus is de andere niet.

Wat houdt je kruis dragen dan in?(1)

Wanneer we luisteren naar de woorden die Jezus aan de oproep om je kruis op te nemen toevoegt, krijgen we nader zicht op wat dit inhoudt. Een eerste aspect is: wie Jezus volgt op zijn kruisweg, deelt in het verworpen worden. Jezus’ lijdensgang is niet de weg van het lijden van een heroïsche held. Hij wordt in Jeruzalem niet de gevierde man, wiens tragisch einde toch nog bewondering afdwingt. Lijden en verworpen worden horen bij Jezus bij elkaar. Het verworpen worden ontneemt het lijden elke waardigheid en eer. De discipel van Jezus deelt hierin. Het volgen van Jezus brengt je op plaatsen waar ‘men’ je uitlacht. Zijn omgang met hoeren en tollenaars wekt bespotting op. Aan zijn ontferming over wie in de marge weggedrukt wordt, ergert men zich. Zijn doorbreken van de regels van het religieuze of maatschappelijke systeem roept verzet op. Over bevrijdingstheologie valt meer te zeggen, maar dit heeft ze in elk geval goed begrepen: de stem van de Brenger van het evangelie voor zondaar en bedelaar is bedreigend voor machthebbers en leiders die belang bij de status-quo hebben. Daarom moet deze stem worden gesmoord. Hem navolgen houdt dan ook in: zich voor het forum van de ‘wereld’ (‘de trouweloze en zondige mensen van deze tijd’, 8:38) niet schamen voor zijn naam, met de belofte dat Jezus zich ook niet voor jou zal schamen wanneer Hij in heerlijkheid verschijnt (Marc. 8:38 en par.). In woord en daad getuige van Jezus zijn kan tot martyrium (martelaarschap) worden. De lezers van Marcus’ evangelie in Rome hebben daar door de vervolging onder keizer Nero weet van gekregen.

Een tweede aspect is dat van de zelfverloochening. Deze verloochening van zichzelf houdt niet in: jezelf naar beneden halen. Het gaat niet om zelfdestructie, masochisme of zelfkastijding. Dat is een ongezonde visie op zelfverloochening. Ze bestaat in het niet doen van wat A.A. van Ruler in een van zijn meditaties treffend naar twee kanten uitwerkt, te weten: zelfhandhaving en de wereld willen winnen (Marc. 8:33-37 en par.). ‘Er is allereerst een zijn-leven-willen-behouden; dat is zelfhandhaving, het niet gered willen zijn in het offer van Christus, het niet zichzelf mee begraven laten worden in de dood van Christus – dat is het hele leven naar zijn binnenkant. En daarnaast, de wereld willen winnen, haar willen veroveren, beheersen, genieten, erin opgaan, er zijn zin en redding in vinden – dat is het hele leven naar zijn buitenkant’.

Tegenover zelfhandhaving en de wereld willen winnen staat wat Henri Nouwen de ‘neerwaartse mobiliteit’ heeft genoemd. De maatschappij waarin wij leven prijst op ettelijke manieren de opwaartse mobiliteit aan: carrière maken, de status quo handhaven, zorgen dat je aan de top komt en in de schijnwerpers staat. De weg van Jezus is radicaal anders. Het is achteraan in de rij gaan staan en de minste plaats willen innemen. In plaats van ‘Ben ik in beeld?’ vragen we: ‘Is Hij, de Ander, Jezus de Heiland, en met Hem de naakte, de hongerige, de gevangene, de vreemdeling in beeld?’

Wat houdt je kruis dragen dan in? (2)

We stellen deze vraag nog eens en kijken voor een antwoord nu ook naar enige andere gedeelten van het Nieuwe Testament. In Johannes 21 horen we dat Jezus tegen Petrus zegt: ‘Toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt’ (21:18). Dat woord slaat niet maar op jeugd en oude dag, maar heeft betrekking op het volgen van de Meester (vgl. 21:19). De opgestane Heer maakt nog eens duidelijk wat dit volgen betekent. ‘Toen je jong was’. Dat ziet op de tijd vóór de verloochening door Petrus bij het kampvuur. Hij was Jezus inderdaad gevolgd, maar als iemand die zichzelf gordt. Alle zinnen die hij spreekt, beginnen vaak met ‘ik’. Ik zal met U sterven. Ik zal mijn leven voor U inzetten. Al zouden ze U allemaal in de steek laten, ik niet. Alleen zijn belijdenis bij Caesarea Filippi begint met ‘U’: U bent de Messias. Maar zijn bereidheid Jezus te volgen en zijn kloeke belijdenis moesten nog door kruis en opstanding heen. Dan komt het tot ‘oud worden’, dat is: de kruisiging van het heilige ik en het nieuwe leven in Christus. ‘Oud worden – dat is: de dood in de rekening van het leven opnemen. Met andere woorden, de kruisiging van het vitale leven aanvaarden om Christus’ wil – en het leven buiten onszelf in Christus Jezus zoeken’ (Jan Koopmans). Deze gedachte vinden we in de brieven van Paulus terug als hij schrijft: ‘Met Christus ben ik gekruisigd, ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij’ (Gal. 2:20). En ergens anders dat we niet ons eigen belang moeten dienen, maar ons moeten richten op het belang van de ander, zoals ook Christus deed (Rom. 15:1-3). Navolging wordt gepraktiseerd in de liefde die zichzelf niet zoekt (1 Kor. 13), in de gezindheid die Christus Jezus had die de gestalte van een slaaf aannam en gehoorzaam was tot in de dood – de dood aan het kruis (Fil. 2:5-8). Al deze woorden leggen nader uit wat zelfverloochening inhoudt. Het is het leven in de navolging naar zijn binnenkant.

Daarmee is het tweede direct verbonden: het leven in de navolging naar zijn buitenkant. Om dit te laten zien, lichten we er ook een paar teksten uit. Verwijzend naar de doop als het met Christus begraven en opgewekt zijn, zet Paulus uiteen dat de gelovige geen slaaf van de zonde meer is, maar zich in dienst gesteld van de gerechtigheid weet. Dat betekent: niet meer meedoen aan zedeloosheid en onrecht in een wetteloos bestaan, maar een heilig, aan Jezus gewijd leven te leiden (Rom. 6:15-19). Volgeling van Jezus zijn is leven onder heerschappij van Christus. Niemand leeft voor zichzelf en niemand sterft voor zichzelf, want we leven en sterven voor de Heer. En dat houdt ook in: je broeder of zuster, juist je ‘zwakke’ broeder of zuster niet meer oordelen, niet op hem of haar neerzien (Rom. 15:7-10). Integendeel, het is het dragen van elkaars lasten en zo de wet van Christus naleven (Gal. 6:2). De brief aan de Hebreeën verwoordt de navolging als het delen in de smaad en vernedering van Christus, als het onafgebroken prijzen van God en het in ere houden van de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit (Hebr. 13: 13-16). De eerste brief van Petrus spreekt over het treden in de voetsporen van Christus, die gehoond werd maar zelf niet hoonde, leed en niet dreigde maar het oordeel overliet aan Hem die rechtvaardig oordeelt (1 Petr. 2:21-23). Ook zijn lezers hebben het een en ander aan lijden omwille van Jezus te verduren. Daar moeten ze niet vreemd van opkijken. Wanneer ze moeten lijden omwille van zijn naam, dan blijkt dat ze de goede weg bewandelen. ‘Als u gehoond wordt omdat u de naam van Christus draagt, prijs u dan gelukkig, want dat betekent dat de Geest van God in al zijn luister op u rust’ (1 Petr. 4:14). Van hieruit krijgen we zicht op dat vreemde, in het doopgebed uitgesproken woord over ‘je kruis vrolijk dragen’.

In verbondenheid met Christus

Je kruis opnemen en dragen. Hoe kan ik dit? Hoe houd ik dat vol? Wat maakt dat ik elke dag opnieuw begin om ‘dagelijks’ (Luc. 9:23) mijn kruis op te nemen en Jezus te volgen? We doen immers telkens weer tegenstrijdige ervaringen op, niet het minst met onszelf. Ook voorbeelden van wie de geloofsbiografie ons kan inspireren (bijv. Dietrich Bonhoeffer, Kaj Munk, Henri Nouwen) hebben hun zwakke momenten, donkere nachten en zondige gebreken gekend. Maar juist zij wijzen ons ook op wat hen deed voortgaan op de weg van de navolging, of beter: op hem in wie ze zich geborgen en door wie ze zich gedragen wisten: de Heiland. Ook Paulus doet dat als hij zijn gemeenten opwekt zijn navolgers te zijn (o.a. 1 Kor. 4:16; Fil. 3:17), zoals hij een navolger van Christus is (1 Kor. 11:1; 1 Tess. 1:6). De verbondenheid met Christus, de Gids ten leven die wij volgen in afhankelijkheid, vertrouwen en gehoorzaamheid, is bron en fundament van onze navolging. Het is: Hem kennen en Hem volgen in de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden en, aan zijn dood gelijkvormig wordende, leven in de hoop te mogen komen tot de opstanding uit de doden (Fil. 3:10-11). Dan kunnen we vrolijk meezingen: ‘I will follow Him, wherever He will go’.

Dr. Henk van der Meulen is docent praktische theologie aan de PThU

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.