Skip to main content

nr1 • 2011 • Is deze dominee ook onder de profeten?

J.H. Visser

Is deze dominee ook onder de profeten?

Ik ben niet opgeleid tot profeet. De gemeente die ik dien, heeft niet om een profetische dominee gevraagd. In ieder geval stond het niet in het profiel van de dominee die men zocht en heeft niemand me er ooit over aangesproken. En onze postmoderne cultuur is ook geen broedplaats voor profeten. Toch verlang ik naar een profetische kerk en worstel ik om als vriendelijke en academisch gevormde dominee af en toe ook onder de profeten te zijn.

Onder profetie versta ik het met gezag vertolken van Gods woord in het concrete hier en nu. Ik zie het als een inherent onderdeel van de kernactiviteit van de kerk, namelijk het verstaan en vertolken van de woorden van God in ons leven en samenleven vandaag. De extase en het luisteren naar een directe ingeving van de Geest kunnen profetisch zijn, maar het ‘gewone’ bezig zijn in preek, gesprekskring, catechese en pastoraat met de bijbel is dat niet minder, als dat tenminste concreet en gezagsvol gebeurt. Maar juist met dat concrete en gezagsvolle heb ik moeite - zeker als het kritisch zou kunnen zijn voor gemeenteleden. Daarom maak ik in preken en tijdens kringen zeer regelmatig de veilige beweging naar abstracte woorden als liefde of de ‘diepere’ lagen van innerlijk en motivatie. En de ontelbare keren dat ik ‘naar mijn mening’ en ‘ik denk’ zeg – om vooral niet autoritair te zijn – staan veraf van het ‘Zo spreekt de Heer’ van de bijbelse profeten.

Uitdagen
Het zal op basis van het bovenstaande niet verbazen dat ik het woord ‘profetisch’ niet snel in de mond zal nemen als het gaat over mijn werk als predikant. Zijn preken over ethiek en levensstijl profetisch? Ik probeer in zulke preken, als het bijvoorbeeld gaat over geld, omgaan met conflicten en seksualiteit, concreet te zijn en vanuit de bijbel aan te geven dat niet delen van rijkdom, in bitterheid blijven steken en je lusten achterna lopen haaks staan op Gods rijk. Is het profetisch om de in onze cultuur dominante houding van twijfel en scepsis ten opzichte van godsdienst uit te dagen, door vragen als ‘wat als het wel waar is?’ of ‘gelooft u al?’ of door de gedachte dat je als mens nooit neutraal bent en hoe dan ook kiest voor een ‘god’? Zeker in de setting van een pastoraal gesprek kan de uitdaging van zulke vragen of ideeën concreet en gezagsvol worden.
Was het profetisch toen ik in de week dat Osama bin Laden werd gedood bij de voorbereiding van de preek over 1 Korintiërs 15:1-11 de ingeving kreeg dat - in tegenstelling tot Bin Laden - Paulus, die zichzelf vanwege zijn terroristische activiteiten tegen de eerste christenen een misbaksel noemt, de genade van het opnieuw beginnen heeft ontvangen? Op zondag deed deze ingeving de westerse opluchting en triomfgevoelens van de vorige week botsen op de genade van God. Ik voelde me niet gemachtigd om een uitspraak te doen over de juistheid van de Amerikaanse executie, maar wilde die wel laten raken door de genade van God. Is het profetisch om in een pastoraal gesprek iemand die moedeloos is en geen toekomst ziet, met overtuiging de woorden van Jeremia als belofte te geven: ‘Ik ken de gedachten die Ik over u koester ... gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven’?

Open voor kritiek
In al deze situaties ervaar ik dat ik het woord van God concreet en met overtuiging vertolkt heb. Tegelijk ben ik huiverig om het profetische ‘zo spreekt de Heer’ op deze vertolking toe te passen. Het blijft mijn vertolking en ik sta open voor kritische vragen en mensen die het niet met mij eens zijn. Voor mij ligt hier ook de grens voor wat betreft het profetische. Alle profetie is mensenwerk en dient te worden beoordeeld en getoetst binnen de christelijke gemeenschap (1 Kor. 13:9; 14:29; 1 Tess. 5:20-21). Al blijft er natuurlijk altijd spanning bestaan tussen de profetische overtuiging en de beoordeling van (een deel van) de gemeenschap, maar die spanning heb ik nauwelijks ervaren.
De reactie van gemeenteleden op de bovenstaande min of meer profetische momenten was over het algemeen positief. Een concrete boodschap die scherp en met overtuiging wordt gebracht, waardeert men zeker. Van dertigers in de gemeente krijg ik die reacties nogal eens. Zij willen blijkbaar liever uitgedaagd dan bevestigd worden. Tegelijk denk ik in het zwijgen van anderen ook een houding van ‘laat maar praten’ of ‘dat is mooi gezegd, maar weinig realistisch’ op te merken. Ik herinner me ook een kritische reactie op een preek over seksualiteit van iemand die vond dat het veel te weinig over kruis en opstanding ging. Die kritische reacties zetten me aan het denken over wat Christus en de weerbarstige praktijk betekenen voor concreet (s)preken. Maar die scherpe concreetheid mogen we niet verliezen, indien we een kerk willen zijn die ‘een stad op een berg’ is, waarin het heil van Christus vorm krijgt in relaties, daden en woorden.

Passie en moed
Wat vraagt deze keuze voor profetisch (s)preken van mij als predikant? In de eerste plaats gaat het om passie. Ik wil me laten raken door het leven van mensen en alles wat daarin gebeurt. De academische distantie en neiging tot abstractie, die ten dele zinvol is in de theologische studie, wil ik opschorten en dicht bij het concrete leven komen en geraakt worden door wat daar speelt. Ik mag me ook niet verschansen in de veilige beschutting van ambt, instituut, liturgie of theorie, maar met open ogen, open oren en een hart dat geraakt mag worden onder de mensen zijn - op bezoek, op straat, op facebook, door het nieuws te volgen - en zoeken naar wat Christus hier en nu lijdt, troost en (niet) wil.
Daarnaast is evenzeer de openheid voor het woord van God van belang, zodat het Woord mij en ons leven kan raken. Soms gebeurt dat door een ingeving, maar veel vaker is het vrucht van het gewone proces van vertolken, waarbij meditatie en gebed voor mij belangrijk en tegelijk moeilijk zijn.
In de derde plaats vraagt ‘profetisch’ (s)preken ook om moed. Alleen als ik de moed heb of ontvang, durf ik met gezag spreken en de confrontatie aangaan. Als ik daarentegen bang ben om leden of mijn gezicht te verliezen, om fouten te maken of koste wat het kost de vrede wil bewaren zal er weinig profetie uit mijn mond komen. Daarvoor moet je jezelf op het spel durven zetten. In de woorden van de Amerikaanse schrijver Frederick Buechner: ‘Profeten zijn altijd fel en een beetje gek geweest. Dat moesten ze ook zijn. De profeet Deborah zou de Kanaänieten geen pak slaag hebben gegeven door uit haar woonkamer instructies te geven, net zo min als Mozes zijn volk uit Egypte zou hebben gekregen door brieven te schrijven aan de New York Times.’ 1
Ten vierde vraagt de profetische vertolking van de woorden van God ook om een gemeenschap waarbinnen deze enigszins gestalte kunnen krijgen. Je zou dat een vorm van onbewuste toetsing door de gemeenschap kunnen noemen. Het woord van God wil vrucht dragen in de levens van mensen. Ook profetie is slechts één gave tot opbouw van het lichaam van Christus en kan niet vruchtbaar en geloofwaardig zijn zonder de andere gaven van leren, omzien, helen, leiden en dienen. Dat geldt ook voor mij als ik onder de profeten wil of moet zijn.

Drs. Johan Visser is predikant van de Protestantse kerk Antwerpen-Oost (VPKB)

Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Noot:
1. Frederick Buechner, Whistling in the Dark: Doubter’s Dictionary (San Francisco: HarperCollins 1993) p. 53.