Skip to main content

nr5 • 2011 • Los van de kerk - so what?

mei 2011 (25e jaargang nr. 5)

Los van de kerk - so what?

P. van den Heuvel

Al een aantal dagen ben ik in gesprek met Martje Boersma (53) uit Oudega. Dat gesprek speelt zich geheel in mijn hoofd af, want ik heb Martje nooit persoonlijk gesproken of ontmoet. Maar ze heeft haar verhaal gedaan in het Friesch Dagblad en daarin staat ze model voor de vragen die in dit nummer van Kontekstueel aan de orde zijn.

Ze ging van jongs af aan trouw naar de kerk, ze deed op haar 29e belijdenis (‘daar sta ik nog altijd volledig achter’) en was jarenlang zeer actief in de kerk. Ze leidde gesprekskringen, gaf catechisatie, was jeugdouderling, was betrokken bij het voorbereiden van kerkdiensten. Nu zegt ze: ‘Ik hoef ‘s zondags niet meer naar de kerk. Wat is de toegevoegde waarde van dat ik daar zit? Ik ga liever een goed gesprek aan waaruit ik inspiratie haal’. Ze heeft niks met het passief aanhoren van een preek. Als iemand tegen haar zegt: dan krijg je ook de zegen niet mee', reageert ze: ‘Nou en. Geloof gaat mij om andere dingen.’ Martje is nog steeds lid van de protestantse gemeente (‘de kerk is belangrijk voor de dorpsgemeenschap’; haar man is kerkrentmeester) maar kerkgang hoeft voor haar niet meer. Het artikel besluit: ‘Geloven is iets wat Martje thuis beleeft... dat komt tot uiting in hoe ik met de medemens wil omgaan die op mijn levenspad komt. Geloven en christen zijn, dat doe ik elke dag. Op mijn manier’.

Raken we iets kwijt?
‘So what als we de kerk als instituut, het kerkverband, de historische gestalte van kerk kwijtraken? Raken we dan echt iets kwijt? Is hoeverre is de kerk als instituut noodzakelijk voor het geloof en voor het uithouden van het geloof?’ Dat zijn de vragen waarop de redactie in dit nummer een antwoord zoekt. Ik heb de bijdragen van de verschillende auteurs gelezen: op welke manier helpen zij ons een antwoord te formuleren? Kan de kerk als instituut, de kerk zoals wij die kennen, gemist worden?

Markus
De aftrap komt van Markus. Hij daagt ons uit. Houd niet zo krampachtig vast aan het bestaande. Als er straks misschien niet overal een kerkgebouw, predikant en kerkdiensten zijn, is dat erg? Minimaal zijn drie dingen nodig: gemeenschap, verkondiging/onderwijs en dienstbetoon. Die kunnen ook in nieuwe vormen gestalte krijgen. Samenkomsten in kleine huisgemeenten, rondreizende predikanten die de sacramenten komen vieren.
Als hij vraagt: kan dat? is mijn reactie: ja, natuurlijk! Op het zendingsterrein hebben ze het altijd zo gedaan. Toen ik in Friesland stond, was daar een predikant die zes kerken bediende. ‘Kerk zijn op kleine schaal’ is zeker mogelijk, het zit hem niet in grote getallen en ingewikkelde structuren. Essentieel in het kerkmodel-Markus is de verkondiging van het evangelie in lijn met de apostolische traditie. De (academisch geschoolde) predikanten nemen bij hem een centrale positie in. Ze nemen in aantal af, maar krijgen een bredere taak. Naast hun taak in de moedergemeente zijn ze veel op reis om in de regio toe te rusten tot onderling pastoraat en getuigend dienstbetoon, om in de kleine gemeenschappen voor te gaan en de sacramenten te bedienen. Ze moeten anderen onderwijzen om voor te gaan. Hij aarzelt of niet-predikanten de sacramenten kunnen bedienen.
Hoeveel instituut heb je nodig? Je kunt heus wel kerk zijn met minder dan 19 Romeinse artikelen, 14 ordinanties en 15 generale regelingen (zoals de kerkorde van de Protestantse Kerk die kent). Anderzijds is Handelingen 2 wel een begin- maar geen eindpunt. Even later lees ik al van tucht, differentiatie in het ambt, ambtsdragersverkiezingen, een bijeenkomst om leergeschillen te beslechten, aanstelling van oudsten. De kaasschaafmethode brengt geen uitkomst, akkoord. Maar dagdromen van de pinkstergemeente in Jeruzalem helpt ook niet verder. Wat ik van Markus leer is: concentratie op de centrale roeping van de gemeente en daar creatief mee omgaan.

Schaeffer
In het volgende artikel laat Schaeffer zien hoe men in andere geloofsgemeenschappen de kerk als instituut waardeert en hoe belangrijk daarbij de persoonlijke betrokkenheid op de geloofsgemeenschap is. De gevestigde kerken hechten aan de kerk als instituut (al loopt de mate van betrokkenheid soms ver uiteen). De vrijere geloofsgemeenschappen laten grote verschillen zien in betrokkenheid. De Liquid Church laat de mensen heel erg vrij, zodat het gemakkelijk vrijblijvend wordt. De Total Church vraagt zoveel betrokkenheid dat de geestelijke vrijheid in het gedrang raakt.
Voor Schaeffer is de kerk de ruimte waarin de betrokkenheid op God en elkaar beleefd en geoefend wordt. Het commitment, de verbondenheid met God en de gelovigen, is voor hem essentieel. Wie bij Jezus hoort kan niet zonder de gemeenschap die Hem volgt. De vraag of daarvoor sterke ambtelijke, liturgische en institutionele kaders nodig zijn, laat hij open: het is de moeite waard die te onderzoeken.

Van de Beek
Vervolgens komt Van de Beek aan het woord. Hij beschrijft de kerk vanuit haar hoge roeping, de kerk als voorwerp van geloof. De kerk is de vergadering van eerstgeborenen die ingeschreven zijn in de hemelen, is het hemelse Jeruzalem. Hij legt grote nadruk op de sacramenten: we behoren bij die nieuwe gemeenschap door de (kinder)doop, in het avondmaal vieren we dat de kerk de gemeenschap van het eeuwige leven is. Bij de sacramenten voegt zich het Woord, om ons bij de les te houden. Van vroeger herinner ik me de uitdrukking: ‘door het Woord en de aanklevende bediening van de sacramenten’. Bij Van de Beek lijkt het omgekeerd: de sacramenten staan voorop. De bediening van canon (de Schrift), het credo (de geloofsbelijdenis) en het ambt moeten de kerk bewaren bij haar wezen, dat is Christus. De kerk zorgt voor doop, viering en verkondiging. In de viering gedenken we de dood van Christus. Het lijdt voor hem geen enkele twijfel: de kerk is essentieel, daar wordt het heil gevierd en het geneesmiddel van het eeuwige leven ontvangen. Ook Van de Beek beroept zich op Handelingen 2: de gemeente kwam samen in het breken van het brood. De kerk is waar het avondmaal wordt gevierd en de gedoopten hun nieuwe bestaan beleven. Daar heeft ook de tucht een plaats, vooral in positieve zin. Daar komt aan het licht hoe belangrijk het is (voor onszelf en voor de anderen) dat we het geneesmiddel ten eeuwige leven verkrijgen. Je kunt het niet missen!

Reacties
Vervolgens reageren drie jonge predikanten op de vraag welke gestalte van kerk zijn nu nodig is. Opvallend is dat ze alle drie de betekenis van de kerk als instituut onderstrepen. Ik hoor in hun reacties  motieven die we bij Van de Beek tegen kwamen (over het wezen van de kerk). Ze dragen daarnaast ook andere motieven aan (bijvoorbeeld dat een instituut stabiliteit geeft en – ongedacht – ook missionaire kansen biedt). Net als Markus pleiten zij voor creatief omgaan met de structuren, maar ze verwachten geen wonder van veranderende vormen.
Het verschil met Van de Beek zit vooral daarin dat zij meer reageren vanuit de praktijk van het kerkelijk leven. Van de Beek zet hoog in: dat is pure geloofstaal. Bij hem heb je de neiging om ‘amen’ te zeggen, ‘zo is het’. Dat is de kerk ten diepste: lichaam van Christus, vergadering van de ware Christgelovigen, gereinigd door zijn bloed. De drie predikanten vertellen ook over de alledaagse kerkelijke werkelijkheid waarin zij staan. Dat maakt hen voorzichtiger grote woorden te gebruiken en dat herken ik heel sterk.
Zeker: ik ben heilig, in Christus een nieuwe schepping, vervuld van de Geest. Maar dan sta ik voor de spiegel en zie ik iets geheel anders: een falend mens, aangevochten door twijfel, geneigd tot hoogmoed en ongehoorzaamheid.
Zeker: de kerk is heilig, het hemelse Jeruzalem, het volk dat van Gods daden leeft en onafgebroken zijn lof zingt. Maar dan gaat de telefoon en hoor ik weer droevige verhalen over tweedracht en wantrouwen, over bezwaren en geschillen, onverdraagzaamheid en geloofsafval.
In die geweldige spanning leeft de kerk, net als elke christen: zondaar en rechtvaardige tegelijk. We zijn vreemdelingen op aarde, maar niets van de wereld is ons vreemd. Het is goed als Van de Beek ons voorhoudt wat de kerk in haar diepste wezen is. Het zou rampzalig zijn als we onze roeping zouden afmeten aan wat er in de praktijk van terecht komt. Maar door zijn nadruk op vreemdelingschap lijkt het dat hij de spanning van het tegelijk zondaar en rechtvaardig zijn (simul justus et peccator) verlegt naar het binnen en buiten. Het kwaad zit niet alleen in de boze buitenwereld, maar zit diep in ons.
Daarom heeft de kerkelijke tucht door de eeuwen heen zo moeizaam gefunctioneerd (een welhaast onmogelijke mogelijkheid).

Eén ding moet me nog van het hart: ik heb in de bijdragen (vrijwel) niets gehoord over de kerkenraad, over ouderlingen en diakenen. Zij staan voluit in het ambt, van Christuswege, en tegelijk in de volle realiteit van het dagelijkse leven. Zij nemen een belangrijke plaats in in de toerusting van de gemeente, en hebben dikwijls de kerk gaande gehouden, in tijden van vervolging en verschraling. In een tijd van kaalslag voor de kerk is het zaak te investeren in de kerkenraad als geloofsgemeenschap ten dienste van de gemeente als geheel.

Martje Boersma
Wat kan ik na dit alles aan Martje Boersma zeggen? Ik probeer een antwoord: ‘Je kunt de kerk niet missen. We worden er ingewijd in de Schriften, in de wezenlijke vragen van het bestaan, maar dat niet alleen. Je hoort er niet alleen van: we krijgen er daar ook deel aan! We ontvangen en vieren daar het heil. U bent gedoopt! U hoort bij die nieuwe levensgemeenschap, aan het avondmaal krijgt u het medicijn van het eeuwige leven toegediend. We missen u als u er niet bent. En u mist iets wezenlijks als u het niet ontvangt.’
Ik vermoed dat haar mond openvalt van verbazing. ‘Krijg je daar deel aan het eeuwige leven? Geloven jullie dat werkelijk? Ik heb daar weinig van gemerkt; mijn ervaring is dat het nergens over ging en dat er vooral gezeur is. Dus ga dat eerst maar eens aan je eigen mensen vertellen en kom dan maar eens terug. Wie weet wordt het dan nog wat, tussen de kerk en mij.’

Dr. Piet van den Heuvel is emeritus predikant (PKN) en redacteur van Kontekstueel
Voor email, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.