Skip to main content

nr3 • 2009 • Laatst geboekt

februari 2009 (23e jaargang nr. 3)

Laatst geboekt
Contrasten

Jan Willem Stam

Eind vorig jaar was ik in Israël. Voor het eerst. Als ik de balans opmaak, is er één ding dat telkens terugkomt. De contrasten. Joden en Palestijnen, onmiskenbaar het grootste contrast. Maar ook rijk en arm, zwart en blank, westers en oosters, lieflijk landschap en lelijke bebouwing, heilig land en onteigend land, devotie en fanatisme, religie en manipulatie, Klaagmuur en veiligheidsmuur, bidden uit het psalmboek met een automatisch geweer in de hand. Niets is wat het lijkt. Geen feit is onomstotelijk. Nog een contrast. Eerste kerstdag was ik in Bethlehem. Daar is het ooit allemaal begonnen. Vrede op aarde, in mensen een welbehagen. Tweede kerstdag, bombardement op Gaza en in de weken die volgen sterven meer dan duizend mensen.

Ik was een paar dagen voor de escalatie van het geweld in Gaza in Yad Vashem. Een indrukwekkende plek. Alle optimisme over mensen, de mensheid, Europa en over jezelf wordt je hier uit handen geslagen. Daags na mijn bezoek hoorde ik dat Yad Vashem gebouwd is op de plaats waar in 1948 een Arabisch dorp is verwoest. Over contrast gesproken. Toen ik Yad Vashem verliet, zag ik een bijbeltekst aan de binnenkant van de poort staan: ‘Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terug brengen naar je land…’ (Ez. 37:14). De gedachte achter de plaatsing van deze tekst is duidelijk. De stichting van de staat Israël wordt gezien als een vervulling van de profetie over de dorre doodsbeenderen. God heeft de Joden na de verschrikkingen van de Shoah naar dit land gebracht. De stichting van de staat Israël sluit naadloos aan bij de Shoah en de bijbeltekst suggereert dat het God zelf was die de staat stichtte en aan de Joden gaf. Voordat ik in Israël was geweest, zou ik dat ook ongeveer zo hebben gezegd. De Duitse theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt (1928-2002) hielp me dat ook theologisch gestalte te geven. Maar nu, met al die contrasten in mijn hoofd ben ik voorzichtiger geworden. Natuurlijk weet ik dat iets wat heilig is, of het nu een mens, een boek of een land is, niet perfect is. Maar deze mengeling van een trauma (de Shoah), nationalisme en religie is gevaarlijk. Want er wordt op grond van absoluut kwaad aanspraak gemaakt op een absolute waarheid en een absoluut recht. Ik ben er van overtuigd geraakt dat deze absoluutheid gevaarlijk is in mensenhanden.
Om iets meer te begrijpen van de binnenkant van de contrasten die ik in Israël aantrof, las ik twee boeken.

Het verslag van Brodeck
Over het trauma dat de Shoah is, schreef de Franse schrijver Philippe Claudel zijn jongste boek, Het verslag van Brodeck. Brodeck wordt door zijn dorpsgenoten opgedragen een verslag te schrijven van de moord op een vreemdeling. Dit verslag moet bewijzen dat de dorpsgemeenschap geen schuld heeft aan deze moord, hoewel iedereen medeplichtig is. Door het verslag weeft zich een bekentenis van Brodeck. Ooit bleef hij in leven ten koste van een ander. De woorden Holocaust, Shoah of zelfs Jood komen in het boek van Claudel niet voor. Maar de sfeer, de beschrijvingen van personen en plaatsen, de namen, de veewagons, de synagogen die branden, de schuldgevoelens, alles wijst naar Oost-Europa ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en net daarna. En toch, en dat is het knappe van deze roman, blijf je als lezer tot het einde toe gissen. Wat is echt? Wat is geïmpliceerd? Brodeck lijkt een Jood te zijn. Slachtoffer van de pogroms. Tegelijkertijd is Brodeck dader. In een veewagen steelt hij water van een vrouw met een kind. Claudel schildert, zoals we van hem gewend zijn, met alleen maar grijstinten. Er ligt geen glans op Brodecks overleven van de pogroms. Het slachtoffer heeft het morele gelijk niet aan zijn zijde. ‘Ik koos ervoor om te blijven leven, en mijn leven is mijn straf’, (313) zegt Brodeck. Slachtofferschap is niet iets om je op te laten voorstaan. Door de wereld in te delen in slachtoffers en daders wordt gesuggereerd dat de wereld uiteenvalt in zwart en wit, maar er is zo onnoemelijk veel grijs.
Het boek van Claudel helpt me om te kijken naar Israël. Om de grijstinten te zien en te voelen. Om me te realiseren dat Israël als slachtoffer van de Europese geschiedenis nog niet het morele gelijk aan zijn zijde heeft. Om me te realiseren dat de naadloze overgang van de Shoah naar de stichting van de staat Israël in Yad Vashem een halve waarheid is. De Shoah is geworden tot een argument in de discussie over de staat Israël en lijkt soms een legitimatie van alles wat er daarna gebeurd is. Wie Het verslag van Brodeck leest, begrijpt dat aan de verschrikking van de Shoah geen enkel redelijk argument te ontlenen valt. Soms is het nodig om de grote lijnen in de geschiedenis te zien. Soms is het nodig om theologisch dieper te graven, om verder te kijken dan je neus lang is. Tegelijkertijd moet je de realiteit niet uit het oog verliezen. Die realiteit zet Claudel in al zijn contrasten, paradoxen en ongrijpbaarheid neer. Hij drukt ons met de neus op de feiten. Nee, zelfs niet op de feiten, want wat zijn de feiten eigenlijk? Claudel drukt ons met de neus op de werkelijkheid zoals die aan ons verschijnt. Als ik theologisch nadenk over Israël, dan denk ik ook terug aan wat ik gezien heb. Aan al die contrasten, aan al die grijstinten, aan al die daders die slachtoffer zijn en al die slachtoffers die dader zijn. Dat maakt dat nadenken wel wat gecompliceerder, maar het doet meer recht aan alle mensen die ik tegenkwam.

Een verhaal van liefde en duisternis
Op zoek naar het Israël achter het theologische en ideologische Israël kwam één boek telkens weer naar voren in de gesprekken die ik voerde. Een verhaal van liefde en duisternis. (Dit boek kwam al eerder in deze rubriek aan de orde (2005, nr. 2). Amos Oz schreef zijn memoires en tegelijkertijd die van zijn land. Het verhaal van Oz zit eveneens vol contrasten, net als zijn persoonlijk leven. Oz’ grootouders kwamen met zijn ouders vanuit Oost-Europa in wat toen Palestina onder Brits mandaat was. Zij namen hun Europese geschiedenis, met zijn grandeur en misère, mee naar dit vreemde land dat tegelijk hun thuis was. Oz verhaalt hoe zijn burgerlijke intellectuele familie die in Jeruzalem ging wonen, opzag tegen hen die in Galilea nieuw land ontgonnen. Hij laat zien dat de Shoah diep in de Joodse ziel zit. Een lange opsomming spreekt boekdelen: ‘het officiële katholieke antisemitisme, het kille giftige protestantse antisemitisme, het Duitse racisme, de Oostenrijkse moordzucht, de Poolse Jodenhaat, de Litouwse, Hongaarse, Franse wreedheid, de Oekraïense, Roemeense, Russische, Kroatische pogromlust, de Belgische, Nederlandse, Britse, Ierse, Scandinavische Jodenverachting.’ (143).
Als we over Israël spreken, kan dat niet zonder een besef van verantwoordelijkheid. De gang van Joden naar Israël is mede te danken aan antisemitisme waar bijna geen Europeaan zich in het midden van de vorige eeuw volledig aan onttrok, ook Nederlanders niet. Dat is vandaag de dag anders, maar ik heb niet de indruk dat daarmee het wantrouwen van Oz jegens Europa voorbij is. Dat zegt mij iets over de ziel van de staat Israël. Het wantrouwen en de angst die door Europa gezaaid zijn, groeit nog altijd in Israël. Verder proef ik in Oz’ beschrijving van de geschiedenis van Israël ook diepe teleurstelling. Het is niet geworden wat zijn grootouders ervan hoopten. ‘Misschien hadden ze het idee dat ze in het nieuwe Land Israël iets zouden vinden wat minder kleinburgerlijk Joods was en meer modern Europees; minder grof materialistisch en meer vergeestelijkt; minder koortsachtig praatziek en meer bedaard, kalm en gereserveerd.’ (314). De suggestie die achter deze woorden ligt is duidelijk. Oz laat zijn vader zeggen ‘In de diaspora was het leven van de Joden heel slecht, hier in het land Israël hebben we het nog steeds niet makkelijk, maar binnenkort zal de Hebreeuwse staat verrijzen en dan wordt alles mooi en fris.’ (317).
De stichting van de staat Israël is het begin van een lange reeks gewelddadigheden, waarvan de strijd in Gaza waarschijnlijk niet het laatste hoofdstuk is. Amos Oz laat een Israël zien dat teleurgesteld is in zichzelf, maar daar geen raad mee weet. Er is geen tijd voor zelfreflectie, laat staan voor zelfkritiek. Want altijd is daar de dreigende geschiedenis en de dreigende situatie. Wat is de wortel van het conflict in en om Israël? Amos Oz schrijft ‘In het leven van zowel individuen als volken breken de ergste conflicten vaak uit tussen twee vervolgden’ (423). Joden en Arabieren delen een geschiedenis van vervolging. De Joden zijn in Europa vervolgd. De Arabieren zijn in hun eigen landen door Europa vervolgd in de vorm van kolonialisme en imperialisme. Joden en Arabieren delen hun negatieve ervaringen met Europa, maar van solidariteit tussen de slachtoffers is geen sprake. Voor de Arabieren zijn de Joden niet meer dan een nieuwe vorm van Europees kolonialisme. Terwijl de Arabieren voor de Joden niet minder zijn dan een nieuw Nazi-Duitsland. De situatie in Israël heeft een lange geschiedenis, die je als Europeaan alleen met schaamte kan lezen.
Het boek heeft mij de binnenkant van Israël laten zien. Oz laat zien waar al die contrasten die ik opmerkte tijdens mijn bezoek vandaan komen en waar ze toe leiden. Zo was ik Israël nog nooit in mijn theologische boeken tegengekomen. Oz laat zien dat tegenover het zwart van de Shoah niet zomaar het wit van de stichting van de staat Israël is te plaatsen. Door de boeken van Claudel en Oz ben ik iets meer gaan begrijpen van wat ik zag in Israël.

Naar aanleiding van:
Philippe Claudel, Het verslag van Brodeck, De Bezig Bij, Amsterdam, 2008.
Amos Oz, Een verhaal van liefde en duisternis, Ulysses, Amsterdam, 2007.