Skip to main content

nr1 • 2009 • Bijbelstudie 1 Koningen 3:1-15

september 2009 (24e jaargang nr. 1)

Bijbelstudie 1 Koningen 3:1-15 

En God zei: Vraag, wat zal Ik u geven?
1 Koningen 3:1-15

drs. W.F.Schormans

Het boek 1 Koningen begint met de troonswisseling tussen David en Salomo.  Aan het einde van hoofdstuk 2 lezen we dat Salomo de macht stevig in handen heeft. Dat ging niet vanzelf. In de harde strijd om de hoogste positie heeft er bloed gevloeid. De bijbel tekent Salomo niet als een heilige. Hij wordt geroepen tot het koningschap, maar is ook een mens van vlees en bloed die meedoet in de strijd om de eerste plaats. Er is niets nieuws onder de zon… 

Maar nu is Salomo dan koning en we lezen dat hij naar Gibeon gaat om daar te offeren. Duizend stieren! Dat is wel veel. Doet hij het voor de Bühne? Wil hij het volk overtuigen van zijn vroomheid, zoals Amerikaanse presidenten in verkiezingstijd een kerk binnenwandelen? Misschien, maar dat neemt niet weg dat er in Salomo een oprecht verlangen leeft naar de God van zijn vader David. In een droom verschijnt de Here aan hem en zegt: ‘Vraag, wat zal Ik je geven?’

Een buitenkans
Je mag één ding vragen en dat zal je gegeven worden. Wat zal dat dan zijn? Het klinkt bijna als een sprookje, maar dat is het niet. Het is een vraag die schiftend en onthullend werkt. Het is de vraag naar de diepste verlangens en drijfveren in het hart van een mens. Naar wat je denkt nodig te hebben. Naar wat je tekort komt, naar wat op dit moment in je leven prioriteit heeft.
Wat heeft deze jonge koning nodig? Dat is niet zo moeilijk te bedenken. Salomo regeert over een klein en nog wankel koninkrijk, dat eigenlijk nog maar pas is ontstaan en dat in een gebied ligt dat strategisch van groot belang is, de corridor tussen Afrika en Azië. Al eeuwen het slagveld waarop de grootmachten Egypte en Mesopotamië hun strijd uitvechten. Israël zit daar letterlijk tussen in en moet steeds kiezen tussen oost en west. Een verbond met de een betekent vijandschap met de ander. Wat heb je dan nodig als koning? Militaire slagkracht, een gevulde schatkist en strategisch inzicht. Bovendien: Salomo heeft de macht dan wel stevig in handen, maar een revolutie is niet ondenkbeeldig. Hij heeft vijanden gemaakt. Hij zal statuur en gezag moeten verwerven, kracht uitstralen en hopen op een goede gezondheid. Wie wil overleven in de arena van de nationale en internationale politiek mag geen zwakte tonen. 

Niet hebben, maar zijn
Wat kies je? Het is opmerkelijk dat Salomo niet direct antwoordt. Hij begint niet met een wens, maar met een belijdenis. Hij spreekt voor Gods aangezicht uit, dat wat hij heeft bereikt niet zijn eigen verdienste is, maar dat hij dat te danken heeft aan de Here. Het koningschap komt uit zijn hand. Hij toont ook zijn onzekerheid. Hoe zou ik dit volk kunnen leiden? Ik weet niet precies wat ik moet doen. Onder de grandeur van het koningschap zit de onzekerheid. Kan ik dit wel? Welke keuzen moet ik maken? Welke beslissingen moet ik nemen?
Dat Salomo niet direct met de deur in huis valt, is meer dan oosterse hoffelijkheid. Het geeft aan hoe hij in het leven staat. Hij rekent met God. En dat kleurt dan ook zijn antwoord. Salomo vraagt niet zozeer om iets te hebben, als wel om iemand te mogen zijn. ‘Geef mij een luisterend hart om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad en zo dit volk te kunnen richten.’ De koning is in Israël tevens hoogste rechter. Hij dient borg te staan voor recht en gerechtigheid. Bij de koningen rondom Israël geldt: eigen wil is wet, die beschouwen zichzelf als godenzonen. Een koning is in Israël altijd dienaar en dient zich te laten leiden door de Thora. In Salomo’ s woorden hoor je dat besef.
‘Geef mij een hart dat luistert’: in die vraag klinkt iets van Israëls geloofsbelijdenis door ‘Luister, Israël, luister, de HERE is onze God, de HERE is een’. Salomo vraagt een hart dat inzicht heeft in goed en kwaad en dat kan onderscheiden wat leeg is en inhoudsloos en wat van waarde is. Een open hart voor God en zijn volk. Zo’n hart heb je blijkbaar niet van nature. Je oren sluiten, je hart sluiten, dat gaat vanzelf, maar je hart openen, dat is een gave.  ‘Opdat ik uw volk kan richten’. Salomo ziet zijn taak als dienstbetoon aan de naaste en aan God. Het gaat hem niet in eerste instantie om zichzelf, maar om zijn volk. Dat Israël een plaats zal zijn is waar het recht zegeviert. Zodat in het land niet het recht van de sterkste zal gelden, maar er ook voor de zwakke recht en gerechtigheid zal zijn. Niet meer of minder is de hoogste norm, maar of iets goed is of kwaad. Nieuwtestamentisch gezegd: Salomo zoekt niet zijn eigen koninkrijk, maar het koninkrijk van God. Hij leeft excentrisch.

Excentrisch leven
Dit gedeelte gaat over kiezen. En dat is ingewikkeld als de keuzevrijheid groot is. Als er een waaier aan mogelijkheden bestaat en er maar een beperkte tijd is. Kiezen voor het een is kiezen tegen het ander. Door welk criterium laat je je daarbij leiden? Stel dat God mij vraagt: ‘Vraag wat je maar wilt’, welk antwoord zou ik dan geven? En dan niet op de bijbelkring, maar als ik zit te dagdromen in de file?
Wat leeft er diep in mijn hart? Wat is het tekort in mijn leven? Wat verlang ik van God? Zekerheid, gezondheid, goede relaties, het vermijden van pijn en verdriet, een aangenaam en plezierig leven? Of herken ik ook iets van dat verlangen van Salomo: het verlangen allereerst in zijn dienst te staan?
‘Mensen gaan tot God in hun nood, smeken om hulp, vragen geluk en brood, redding uit ziekte, schuld en dood; allen doen zo, christen en heiden’, schrijft Bonhoeffer. Bidden om brood en hulp maakt je nog geen christen. Christelijk leven is excentrisch leven: het is de graankorrel die in de aarde valt en sterft en juist zo vrucht draagt. Het is sterven aan jezelf en je leven zien als dienstbetoon aan de levende God. Dat wil zeggen jezelf committeren, op dingen ingaan, niet voortdurend vluchten maar op je post blijven en ontdekken dat dat gezegend wordt. Dat staat haaks op de dominante waarden van onze cultuur waar het gaat om kiezen voor jezelf, zelfontplooiing en onafhankelijkheid.
‘Geef mij een hart dat luistert om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad’. Luisteren veronderstelt stilte en concentratie. Veronderstelt tijd inruimen voor de ander. Ook in de keuzes die je maakt. Laat de hoogte van mijn hypotheek ruimte voor werk in de kerk, voor een substantiële bijdrage aan de nood van anderen? Ben ik in mijn relaties iemand die luistert met het hart, of omgeef ik mij met die mensen waaraan en waarin ik mezelf kan spiegelen? Waar ligt mijn loyaliteit: bij mijn eigen koninkrijkje of bij het koninkrijk van God?
‘Ook wat je niet gevraagd hebt, geef ik je’, krijgt Salomo te horen. Hij krijgt wat hij nodig heeft. Wie leeft in het voetspoor van Salomo merkt dat er voor hem wordt gezorgd. Al het andere wordt je toegeworpen. Je krijgt het erbij.

Giel Schormans is predikant (PKN) te Nijkerkerveen