Skip to main content

nr6 • 2010 • Vertrekpunt en doel

juli 2010 (24e jaargang nr. 6)

Vergeving en verzoening: vertrekpunt en doel

G.C. den Hertog

Wie vergeving zegt, zegt ook verzoening. Dat geldt in de kerk, dat geldt ook in de samenleving. De vraag is alleen of we er hetzelfde onder verstaan. Waar deze beide woorden vandaag in de relatie tussen mensen en (bevolkings)groepen gebruikt worden, is vergeving het vertrekpunt en verzoening het doel. Onder vergeving wordt dan verstaan dat een slachtoffer een hand uitsteekt naar de dader waardoor er een proces van verzoening op gang kan komen. En het woord ‘verzoening’ is de aanduiding voor het uiteindelijk herstel van ernstig verstoorde verhoudingen.

In de bijbel horen we het omgekeerde: ‘zonder bloedstorting is er geen vergeving’ (Hebr. 9:22; vgl. Lev. 6:7; Mat. 26:28). Daar gaat het echter om de verhouding tussen God en ons en is de verzoening die God in Christus heeft aangebracht de weg waarlangs God de zonden vergeeft.
Dit verschil tussen de manier waarop we begrippen als vergeving en verzoening in de maatschappij - in de hulpverlening en bij conflicten tussen bevolkingsgroepen (Zuid-Afrika, Ruanda, Noord-Ierland) - hanteren en hoe we er in de kerk over spreken is meer dan een kwestie van taalgebruik. Dat zou zich met enige moeite laten oplossen. We kunnen bijvoorbeeld afspraken maken over hoe je de begrippen vult en hanteert, maar dat is niet voldoende om er uit te komen. Er staan inhoudelijk-theologische zaken op het spel en het is zaak dat we die helder krijgen. Het kan erop neerkomen dat kerk en theologie het nodige in huis hebben, dat bij conflicten in de samenleving van groot belang kan zijn. Maar we moeten ook rekening houden met de mogelijkheid dat er in de traditie van de kerk ergens een ‘hobbel’ zit, die ons vandaag hindert bij het luisteren naar de bijbel - en die de verkondiging van de verzoening in de weg staat. Misschien is het ook allebei wel waar. In elk geval is het raadzaam om eerst eens te kijken waar het ‘schuurt’.­

‘Bloed zien’
In Nederland is de afgelopen decennia een paar keer een heftige discussie over de kerkelijke leer van de verzoening gevoerd. Goed vijftig jaar geleden schreef professor P. Smits over het belijden dat Christus in onze plaats gestorven is: ‘Het is ook mijn eer te na dat iemand voor mijn schuld zou moeten boeten. Ik wens te stáán voor de gevolgen van mijn eigen daden. En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan Fikkie.’ In 1971 promoveerde de gereformeerde predikant H. Wiersinga op een studie over de verzoening, waarin hij de gedachte dat Christus voor onze zonden betaald zou hebben afwees. En in 1997 was er de nodige opschudding over het boek van een hoogleraar aan de Theologische Universiteit van Kampen, C.J. den Heyer: Verzoening. Bijbelse notities bij een omstreden thema. Hij schreef dat de veelkleurigheid van het nieuw-testamentisch getuigenis aangaande verzoening op hem de indruk van een ‘chaotische veelheid’ maakte en dat de klassieke verzoeningsleer hem niet meer kon ‘ontroeren of inspireren’.
Deze drie zijn wel de meest spraakmakende critici van het belijden in de zondagen 5 & 6 van de Heidelbergse Catechismus geweest, maar ze waren bepaald niet de enigen. Het verzet geldt met name de gedachte dat er ‘verzoening door voldoening’ zou zijn. Anders gezegd: dat er pas sprake van vergeving bij God kan zijn, als Jezus Christus in onze plaats de straf draagt, die ons de vrede aanbrengt. Mensen zijn er verontwaardigd over, dat God kennelijk niet door ontferming bewogen is en wordt, maar - wie heeft die afschuwelijke uitdrukking geïntroduceerd? - ‘bloed wil zien’.
Zo’n ‘wrede’ God is voor kinderen van de Verlichting onaanvaardbaar. Aan Voltaire wordt de uitspraak toegeschreven dat God wel moet vergeven, omdat Hij daar nu juist goed voor is. Vandaag wordt wel met afschuw geconstateerd dat er bij mensen van andere culturen nog sprake is van wraak (‘­eer­wraak’) en vergelding. Wij zelf hebben dat ver achter ons gelaten. Het zou onverteerbaar zijn, als de God van de bijbel van mensen een vorm van ‘herstelbetaling’ zou eisen! Dat zou immers betekenen dat Hij niet van binnenuit vergevingsgezind is, maar pas door een offer ertoe bewogen moet worden! Bovendien - we hebben ook niets aan zo’n God in de conflicten in de samenleving... Dus moeten we zonder God de rommel die we als mensen maken zelf maar opruimen.

De weerbarstige werkelijkheid
Intussen is vergeven lastiger dan vaak wordt gedacht. Er wórdt ook niet zo veel vergeven, denk ik. We hebben wel een overlegcultuur, maar ook daar draait erkenning van schuld vaak uit op een vorm van schadevergoeding. Daarom zijn individuele mensen, maar ook bedrijven en regeringen heel terughoudend in het erkennen van schuld. Je wéét immers dat je dan per kerende post een financiële claim voor geleden schade tegemoet kunt zien. Vree­md eigenlijk - terwijl het spreken over Christus’ ‘betaling’ voor onze zonden verontwaardiging oproept, gaat in ons onderling verkeer heel wat ‘smartengeld’ om. Het verschil met de kerkelijke verzoeningsleer is dat het er niet mee begint, maar dat het er op uitloopt. Maar hoeveel oplossingen van conflicten hangen uiteindelijk toch niet af van de toekenning van een zekere financiële compensatie?
‘Vergeven’ is in zulke situaties meestal nauwelijks aan de orde. Dader(s) en slachtoffer(s) hebben niets met elkaar en hoeven ook niets met elkaar, maar er is nu eenmaal door die ander schade aan mij toege­bracht. En die wil ik in een of andere vorm gecompenseerd zien. Vergeven in strikte zin kan alleen daar aan de orde zijn, waar je elkaar kent en ook samen verder moet. Wanneer mensen uit onze omgeving ons gekwetst en/of beledigd hebben, kunnen we er overheen stappen als die ander ook - liefst royaal - erkent fout te zijn geweest. Maar ook dan heeft vergeven een grens. Bert van Leeuwen kan op de televisie het nodige doen met z’n familiediners, maar er zijn ook situaties waar hij zijn vingers niet aan brandt. Als je leven verwoest is door wat jou is aangedaan, bijvoorbeeld door seksueel misbruik, is het vergeven van diegene die daarvoor verantwoordelijk is een bijna onmogelijke opgave. Nee, vergeven is echt iets anders dan ‘we komen er samen wel uit’.

Alleen Gód kan vergeven
In het voorgaande is wel duidelijk geworden waarom mensen vandaag zo weinig ‘kunnen’ met het bijbels spreken over verzoening. In onze tolerante samenleving komen we er al ‘polde­rend’ wel uit - en anders halen we er een mediator bij. Conflicten zijn er om opgelost te worden. We blijven daarmee aan de oppervlakte. Er zijn echter ook diepten van aangedaan kwaad en beschadiging die menselijk gezien onherstelbaar zijn. Jaren geleden las ik de noodkreet van een vader, wiens dochter voor een paar centen vermoord was door een verslaafde: ‘Vergeven? Ik zou niet wéten, hoe het moet!’ Met deze vragen in het achterhoofd ga ik nog weer eens naar de bijbel en de christelijke traditie. Hoe zit dat nu precies met de relatie tussen Gods barmhartigheid enerzijds en zijn toorn en oordeel anderzijds? Twee dingen vallen dan op.
Ten eerste: Als we naar de bijbel gaan, lezen we daar helder dat de Here ‘gaarne vergevend’ is (Ps. 86:5). En als Hij voor Mozes zijn Naam uitroept horen we dat Hij ‘barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid en trouw’ is (Ex. 34:6). Dat zijn woorden die door de bijbel heen telkens terugkomen. ‘Bij U is vergeving’, roept de dichter van Psalm 130 uit de diepte van zijn ellenden, en ‘veel verlossing’. Christus heeft zijn Vader dan ook niet op vredelievender gedachten hoeven te brengen, maar God heeft zélf de wereld zo liefgehad dat Hij Christus heeft gezonden tot verzoening voor onze zonden (Joh. 3:16). Hij was zelf hélemaal in Christus, de wereld met zich verzoenend (2 Kor. 5:19). Dat zijn wel heel andere geluiden dan dat God ‘bloed wil zien’!
Er is nog een tweede element in het bijbels spreken over verzoening dat we niet over het hoofd mogen zien, namelijk dat we horen dat de Here alléén zonden kan vergeven. Nee, dat wil niet zeggen dat we als mensen dat ‘dus’ niet hoeven te doen. Integendeel, het is zelfs de opdracht van Jezus en Hij heeft ons in het Onze Vader geleerd dat we zonder een hartelijke bereidheid om de ander te vergeven niet tot God kunnen komen. Maar dat doet er niet aan af, dat alleen Gód de zonden kan vergeven. Hoe zit dat?
Als in het Nieuwe Testament de opdracht klinkt elkaar te vergeven, zit daar niet de gedachte achter dat we dat wel ‘even’ kunnen. De discipelen vragen niet voor niets aan Jezus: ‘Geef ons meer geloof!’ (Luc. 17:5) Wie ernst maakt met Jezus’ oproep de ander te vergeven gaat iets beseffen van de diepte en reikwijdte van het kwaad. Iemand vergeven die gewoon doorgaat te doen wat hij jou en misschien ook anderen aandeed, kan niet. Vergeven kan alleen als die ander ook radicaal verandert. Maar ook dan - hoe zul je ooit nog in één wereld kunnen samenleven met degene die jou stelselmatig misbruikt heeft? We lopen hard tegen de eigen grenzen van onze eigen mogelijkheden aan. En niet te vergeten: hoeveel bitterheid, lelijkheid en haat huist er wel niet in mij? Ik ben zélf aangewezen op Gods vergeving en de vernieuwing door zijn Geest.

Vergeving en nieuwe schepping
Het is dus waar: om te kunnen vergeven hebben we God nodig. Om al die rebellie, dwaasheid en kwaadaardigheid - kortom: die zonde - uit ons mensen weg te krijgen, waren en zijn in deze wereld geen middelen voorhanden. Er zijn ethici, en niet de slechtste, die zeggen dat je een mens nooit zijn verantwoordelijkheid voor zijn daden mag afnemen. Dan neem je hem zichzelf af. Daar zit veel in: onze daden zijn geen losse handelingen, maar daarin komt openbaar wie we zijn. Als je dan iemand onvoorstelbare en onherstelbare schade hebt toegebracht, kun je dan nog wel leven? Kunnen degenen die door het misdrijf getroffen zijn - niet alleen het slachtoffer en diens omgeving of nabestaanden, maar ook de samenleving als geheel - jou dan nog in hun midden dulden?
In 1993 hebben twee tienjarige Engelse jongens, Robert Thompson en Jon Venables, de twee jaar oude kleuter James Bulger uit een warenhuis meegenomen en vervolgens op een gruwelijke wijze vermoord. Toen ze zo’n tien jaar geleden vrij kwamen, waren ze voorzien van een nieuwe naam, een nieuw levensverhaal – een compleet nieuwe identiteit – om hen te beschermen tegen de wraak van de familie en een stigma dat hun leven nog verder zou verwoesten. Het gaat heel ver. Wie even googlet ziet al gauw dat het niet is gelukt. Ze zijn nog altijd opgejaagd wild. We stuiten op de grens van wat mogelijk is bij mensen. Vergeving is geen optie.

Bij deze grens luisteren we naar de ongehoorde boodschap van het Nieuwe Testament, dat God scheiding maakt tussen de ‘oude mens’, die ik blijkens mijn daden ben, en de ‘nieuwe mens’ in Christus. ‘Wie in Christus is, is een nieuwe schepping’, zegt Paulus, ‘het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen’ (2 Kor. 5:17). Wat is het verschil met de nieuwe identiteit van Robert Thompson en Jon Venables? Het luistert hier heel nauw. Voor we het weten hebben we er een goedkope boodschap van gemaakt. Het verschil is dit, dat we in het licht van Gods vergeving de scheidslijn anders zien lopen. Niet tussen de ‘goeden’ en de ‘kwaden’, maar tussen ons en Jezus Christus. Niet alleen Robert Thomp­son en Jon Venables hebben een nieuwe ‘identiteit’ nodig - ik niet minder.
Te beseffen dat ik zelf radicaal op vergeving aangewezen ben verandert mijn staan in dit leven en ook mijn omgang met andere mensen. De Heidelbergse Catechismus zegt dat we het als een werking van Gods Geest in onszelf opmerken, dat wij het vaste voornemen hebben onze naaste van harte te vergeven (vraag 126). Petrus houdt zijn lezers Christus als ‘voorbeeld’ voor. Als Hij leed, reageerde Hij met dreigementen, en als Hij uitgescholden werd, schold Hij niet terug, maar liet Hij het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt (1 Petr. 2:23). Door zijn striemen zijn zij genezen, voegt hij eraan toe. Hóe genezen? Van alle blutsen en deuken in mijn ziel? Nee, dat niet, hooguit enigszins. Maar genezen van die verlammende en mijn innerlijk vernielende gevoelens van haat? Dat wel.

Wordt daarmee het verschil tussen daders en slachtoffers uitgewist of onbelangrijk verklaard? De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat dat gevaar levensgroot is. Maar het bijbels spreken over verzoening wijst ons toch in een andere richting. We zien tot in welke diepte God moet gaan om zijn ‘gerechtigheid’ te openbaren. Dat is: te laten zien hoe Hij mensen terechtbrengt en dingen rechtzet. De God van de bijbel vergeeft ‘gáárne­’, maar Hij maakt er geen goedkope ‘witwasserij’ van – wat Albert Camus de kerk snerend verweet. Wie alleen vergeving zegt, kan er een goedkoop verhaal van maken, dat stukbreekt op de harde werkelijkheid. Wie er verzoening bij zegt, ziet een weg voor zich geopend.
Als dader: een weg van genade, een weg ook om naar de ander toe te gaan en de verantwoordelijkheid voor wat je gedaan hebt, op je nemen en dragen. Je in Christus een ander mens zijn laten geven. In de kracht van die nieuwe ‘identiteit’ in Christus de consequenties dra­gen. In Dostojewski’s Schuld en boete leest het hoertje Sonja aan de moordenaar Raskolnikov Johannes 11 voor, over de opwekking van Lazarus. Die boodschap van leven uit de doden geeft hem de kracht zich aan te geven en weg te laten voeren naar Siberië. En het is een sprekend teken van de solidariteit die Gods genade schept dat Sonja met hem meegaat. De veroordeelde Raskolnikov en de aan tuberculose lijdende Sonja hebben in de Goelag-archipel geen enkele toekomst, als je daaronder verstaat wat dit leven mensen als zij kan bieden. Ze kunnen er alleen leven uit de nieuwe wereld, het rijk van God tegemoet, waarin ze een nieuwe naam ontvangen en God alle tranen van hun ogen afwist.
Er zitten ontegenzeggelijk ‘hobbels’ in het bijbels en kerkelijk spreken over de verzoening. Maar er ligt ook een kracht in, waaraan we alleen tot ons aller schade voorbij kunnen gaan.

Dr. Gerard den Hertog is hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en redacteur van Kontekstueel