Skip to main content

nr5 • 2010 • Interview

mei 2010 (24e jaargang nr. 5)

Altijd alleen, in een onverloste wereld
Interview met dr. A.A. Spijkerboer

W. Dekker en K. van Noppen

In het rijtje Nederlandse theologen die zich hun leven lang met de vragen rond Kerk en Israël hebben beziggehouden, verdient de naam van dr. Arie Spijkerboer (81) zeker een plaats. Veertig jaar geleden hoorde hij tot de kring opstellers van de synodale Handreiking ‘Israël; land, volk en staat. Hij is als enige van hen nog in leven en blikt terug. 'Israël staat altijd alleen.'

Spijkerboer: ‘De gedachte dat de kerk eind jaren zestig, begin jaren zeventig als één man achter Israël stond, is in strijd met de feiten. Toen de Handreiking in de synode werd besproken, stemden 38 synodeleden vóór, 10 tegen; dat is toch bijna een kwart. Er was wel veel sympathie voor Israël, dat immers in 1967 tot ieders verbazing in zes dagen de junioorlog had gewonnen. Mensen plakten stickers achter op hun auto ‘Wij staan achter Israël’. Maar meteen kwam de eerste kritiek los, ook in de kerk. Sommigen zagen - in de lijn van Berkhof - in de terugkeer van het volk naar het land een teken van Gods trouw. Ik hoorde daar ook bij; eigenlijk nog. Barth zei: 'Je kunt zien dat God zijn volk trouw is, ze zijn weer in Bethlehem'. Miskotte aarzelde. Hij vond het vreselijk dat de stichting van de staat nodig was. Beneden de stand van de Joden, beneden de stand van de wereld. De Joden zouden in Mokum moeten wonen en nu moesten ze plotseling naar een ‘bunker van noodweer’, zoals Miskotte de staat aanduidde. 'Ik zal ze nooit afvallen', voegde hij eraan toe. Maar dat Israël een teken van Gods trouw aan zijn volk was, heb ik hem nooit horen zeggen.’

Opvallend. Hij ging juist in zijn preek bij de bevrijding in 1945 heel ver met zijn stelling ‘Gods vijanden vergaan’. Hij zag in het verslaan van de nazi’s een ingrijpen van God. Maar omgekeerd was hij terughoudend om Gods hand te duiden in de stichting van de staat Israël, zoals Berkhof wel deed.
‘Ja.’

En u zelf?
‘Ik was het met Berkhof eens. God geeft het volk een kans en dat betekent niet dat ze maar kunnen doen en laten waar ze zin in hebben. Je kunt de kans ook weer bederven.’

Eind jaren zestig kwam de groep theologen bijeen die de Handreiking opstelde. Wie maakten er deel van uit?
‘Om te beginnen Ellen Flesseman-van Leer, van Joodse komaf, en Henk Berkhof; zij waren zeer met elkaar bevriend, werkten ook veel samen. Ze vroegen voor deze commissie niet louter gelijkgestemden. Adam van der Woude uit Groningen bijvoorbeeld, bepaald geen geestverwant van hen. Verder Sam Gerssen vanuit Kerk en Israël, de remonstrant F.E. van Leeuwen en de christelijke gereformeerde Maas Boertien, die jarenlang in Israël gewoond had. Ik was studentenpredikant in Amsterdam en werd erbij gevraagd, omdat ik geacht werd de krant te lezen. Flesseman en Berkhof voerden veelvuldig het woord tijdens de besprekingen. Er is grondig en eendrachtig gewerkt. We beschouwden de staat als een noodzakelijke noodmaatregel voor het volk om in zijn land te kunnen wonen.
‘Daarom menen wij de gevolgtrekking te moeten maken dat de christen die thans het recht van bestaan van de staat Israël afwijst en zich daartegen verzet, zich daarmee indirect tegen God zelf verzet’, stond er in het eerste concept. Synodeleden trokken uit onze tekst ten onrechte de conclusie dat wij ons klakkeloos achter Israël schaarden en dat Israël kon doen en laten wat ze wilde; God zou er toch achter staan. Onzin, we beweerden zelfs het tegendeel. Wij bedoelden: Als het bestaan van deze staat wordt aangetast, dan loopt dat uit op de zoveelste slachting in de geschiedenis van het Joodse volk.
In een tweede versie van het rapport heeft Berkhof, die zich ontpopte als een rasdiplomaat, de omstreden passage anders geformuleerd: 'Omdat deze aanvaarding van de eigen staatsvorm gebaseerd is op de blijvende band met het land krachtens de belofte, dus uiteindelijk op geloofsgronden berust, kan dit in christelijke gemeente geen zaak van vrijblijvende discussie zijn', stond er nu, 'Anders begeeft men zich op een weg waarop het Nieuwe Testament van het Oude, God van de geschiedenis, en zijn gebod van zijn genade dreigt losgemaakt te worden; daarmee zou het geloof verspiritualiseerd en verethiseerd worden.’

Daar konden ze mee leven. Na veel discussie?
‘Het was bepaald geen koekoek-één-zang. Eén synodelid, ik meen een gereformeerde bonder, zei: 'De kerk heeft de taak Jezus te verkondigen aan het Joodse volk, meer niet'. Anderen vonden de Handreiking te veel pro Israël; we zouden te weinig oog hebben gehad voor de situatie van de Palestijnen. Ja, dat speelde toen ook al.’

Was het een discussie die alleen theologen boeide, of leefde het ook in de kerken?
‘Het leefde breed, ook onder gemeenteleden. Ik was eigenlijk heel benieuwd hoe de Joodse gemeenschap zou reageren. Ik had me geabonneerd op het Nieuw Israëlitisch Weekblad, maar daar werd geen enkele asem gegeven. Aan opperrabbijn Just stuurde ik eens een paar uitgaven over onze discussie over Israël en hij antwoordde met een vriendelijk briefje: ik hoop dat deze brochures nuttig zullen zijn. Verder niks.’

In de discussie speelde de oorlog van 1967 een rol. Maar toen veroverde Israël toch al gebieden die buiten het oorspronkelijke mandaat van de Verenigde Naties vielen.
‘Kijk eens, Israël werd aangevallen. Het Jordaanse legioen marcheerde binnen. Het was een regelrechte bedreiging van het voortbestaan. Israël heeft de toenmalige koning Hoessein nog dringend verzocht niet aan te vallen, tevergeefs. Het volk heeft van zich afgeslagen en ja, daarbij gingen ze door tot aan de Jordaan. Het stichten van die nederzettingen is toen niet meteen begonnen. Oost-Jeruzalem is er wel meteen bij genomen. Je moet wel meewegen dat de Joden tót 1967 niet bij de Klaagmuur mochten komen. Daar heeft de Wereldraad van Kerken nooit iets van gezegd. Ook de paus vond het allemaal best. Niemand protesteerde, maar zodra de Joden Jeruzalem in bezit namen, begon iedereen te blèren. Dat is toch tekenend?’

U hebt altijd gedacht: dat deugt niet, dat de christenheid er geen enkel oog voor heeft, dat dit het van God gegeven land is. Hoe kwam u tot die opstelling? Is dat intuïtie, overtuiging?
‘Ik zou niet weten waar ik het vandaan heb, geen idee. Ik heb natuurlijk veel geschiedenis gelezen… De terugkeer uit Babel, Psalm 126, daar kon ik lyrisch van worden. ‘Dan zal men zeggen onder de volkeren: de Heer heeft grote dingen onder hen gedaan’. Nou, ik hóór bij die volkeren en Hij heeft ook grote dingen gedaan, zodat ze na die vreselijke Holocaust weer een eigen leven op kunnen bouwen. Maar de psalm eindigt niet zo vrolijk: ‘Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien’ - dat hoort er ook bij.'

Heeft uw opvatting ook theologische wortels? Heeft Kohlbrugge er nog wat mee te maken?
‘Wellicht, ja. 'Als je de eerste vijf boeken van de bijbel goed leest, dan heb je ze allemaal gelezen', zei de grootvader van Kohlbrugge. Daaruit spreekt een diep respect voor de Thora. Dat is mij als kind ook al bijgebracht. Kohlbrugge legde een sterke nadruk op de rechtvaardiging, daar heb ik het met Sam Gerssen ook wel eens over gehad. 'Als je vanuit de rechtvaardiging leeft', zei Gerssen, 'dan pas je wel op voor dat bedillerige naar anderen die het minder doen. Dan zeg je ook niet zo snel tegen Israël: omdat ze moreel niet goed genoeg zijn, hebben ze geen recht op dit of dat… Dat is niet aan de orde. Zoals zij uit pure genade bestaan tot op de dag van vandaag, bestaan ook wij uit pure genade. Hoe meer je de relatie God-mens ziet vanuit de rechtvaardiging, hoe meer ruimte is er ook voor het wonder dat Israël er is tot op de dag van vandaag. Uit genade.’

Er zijn verschillende denklijnen: de één legt een verband tussen God en de concrete geschiedenis. De ander duidt het heil van God existentiëler, spiritueler.
‘Ja, als het dan gaat over het beloofde land, zeggen ze: God heeft de áárde aan de mensen beloofd.’

Want het beloofde land was pars pro toto, het gaat nu om de aarde, om de humaniteit. In die visie past geen aparte status voor Israël.
'Hasselaar zei daarover: ‘Het is alsof je iemand die een kwartje vraagt om met de bus mee te mogen, antwoordt: Ik heb geen kwartje maar ik heb wel een staaf goud’. Daar kun je niks mee, als je met de bus mee wilt. Joden vragen een stuk land, maar krijgen als antwoord ‘de hele aarde’! Daar kunnen ze niet bij. Het is zo onconcreet gedacht. God heeft met de concrete geschiedenis te maken, niet met iets ideëels.
Als het over de Joden gaat, dan denk ik niet aan een verheven soort mens zijn, maar aan gewone mensen van vlees en bloed. Arthur Koestler zei het heel scherp: La condition de juif est la condition humaine portée a l’extrême. Vrij vertaald: de Jood is een heel gewoon mens, alleen van alles een beetje meer. Prachtig, niet? Zo is het. Er zijn braven onder en boeven. Of er typisch Joodse kenmerken zijn? Misschien dit: dat ze een vraag met een wedervraag beantwoorden, dat zou je typisch Joods kunnen noemen. Dat heeft ook wel iets moois, vind ik. Ze sluiten het nooit helemaal dicht af, het blijft open.'

U zei net: God geeft een kans, die je kunt benutten of verprutsen. In de Handreiking staat iets dergelijks: Als Israël in de bijbel ongehoorzaam is, de gerechtigheid niet betracht, dan kunnen ze het land weer kwijtraken. De staat blijft ook een geschenk, met een grote verantwoordelijkheid. Hoe taxeert u dat allemaal, als u de geschiedenis van de afgelopen veertig jaar overziet?
‘De Handreiking stelt dat de Palestijnen onrecht is aangedaan, en dat Israël dat goed moet maken. Kritiekloos waren we dus niet. Maar goed, hoe het verder ging: kort na 1967 stelden de Arabische staten tijdens een conferentie in Khartoum unaniem: geen onderhandelingen, geen erkenning van en geen vrede met Israël. Daarna volgde de Jom Kippoeroorlog (1973), als een donderslag bij heldere hemel. Nadien is de rol van de socialisten in Israël zo ongeveer uitgespeeld. Ik stel vast dat onder de socialistische regeringen in Israël de eerste nederzettingen oogluikend zijn toegestaan. Ik wou dat eerst niet geloven hoor, nota bene, in mijn partij... Na ’73 kwam Begin aan de regering, die is bewust nederzettingen gaan stichten, óók in de Gazastrook. Idioot! In één van de dichtstbevolkte streken van de wereld! Sharon, of all people, besloot ze weer te ontruimen. Gelukkig, dacht ik. Maar wat kreeg Israël ervoor terug? Een regen raketten.
Ik denk wel eens dat de Israëli’s doen alsof ze alleen op de wereld zijn, want ze gaan hun gang maar. En het volgende ogenblik denk ik: ze zijn ook alleen. Als ze aangevallen worden, bestempelt iedereen hen als de agressor. De Israëli’s verdedigen zich, mogen ze? Er zou in de Gazastrook geen schot gelost zijn van Israëlische kant, als ze niet met die raketten beschoten waren. Als ze dan optreden, wordt er schande van gesproken. Over de raketaanvallen hoor je bijna niets. Onbillijk. Dan denk ik: ze stáán ook alleen.'

U bent niet gevoelig voor de vaak herhaalde argumenten dat de Palestijnen met zelfgemaakte raketten een wanhoopsoffensief uitvoeren vanwege de onderdrukking, het onrecht, de ellende?
'Als de Palestijnen minder misdadig waren, zouden ze een eind verder komen dan met geweld. Ze zouden de tactiek van Gandhi eens moeten toepassen. Bij verkiezingen in Israël kun je er vergif op innemen dat de Palestijnen een aantal opzienbarende aanslagen plegen.
Dan ben je toch niet goed snik? Een zelfmoordaanslag behoort naar mijn idee tot het meest laaghartige wat een mens kan doen. Een jong kind met een bomgordel op pad sturen en die via een mobieltje op afstand tot ontploffing brengen. Je zou de daders toch de ogen uit hun hoofd krabben!’

Zijn uw inzichten op enig punt veranderd, in de afgelopen veertig jaar?
‘Ik kijk niet meer zo hoog op tegen vooraanstaande Israëlische politici. Alleen Tzipi Livni (de huidige partijleider van Kadimi, KvN) is volgens de krant boven alle verdenking verheven. Verder heb ik meer oog gekregen voor de problemen van de Palestijnen.’

En als het gaat om de tekst van de Handreiking; hoe kijkt u daar zoveel jaar na dato tegenaan?
'Ik heb indertijd al tegen de leden van de commissie gezegd dat er volgens mij te veel wordt gesproken en gedacht als zou de staat Israël een bijzondere roeping hebben. Ik ben een groot aanhanger van de Barmer Thesen, die stellen dat de staat hoort bij de onverloste wereld. Ze heeft te zorgen voor recht en vrede. Geen onderscheid: wat voor Nederland geldt, geldt ook voor Duitsland en voor Israël. Israël heeft geen hogere roeping dan iedere andere staat. Waarom zou ze aan hogere eisen moeten voldoen dan het United Kingdom? Ik zou niet weten waarom…'

Omdat het Joodse volk – zo schrijft de Handreiking – is bestemd om exemplarisch gerechtigheid te betrachten.
'Dat hoeft voor mij niet zo.'

Hoe hebben we het nu? U zet hoog in, met het volk van God. De verkiezing betekent ook een roeping, namelijk licht te zijn voor de volken. Als Israël misstappen begaat is dat toch anti-reclame voor wat het volk van God zou passen? Dat is toch iets anders dan wanneer de Polen of de Italianen de fout ingaan?
‘Israël is een rechtsstaat. Je kunt stellen dat die staat verkeerde dingen doet; dat ben ik meteen met je eens. Maar ze zijn altijd nog heilig vergeleken bij de buren. Verder hoop ik eerlijk gezegd dat ze de rust vinden om in alle vrijheid het Nieuwe Testament te gaan lezen. Dat is hun roeping.'

Daar hadden we niet op gerekend. Dat komt dicht bij de man in de synode die het als enige taak van de kerk beschouwde om het Joodse volk Jezus te verkondigen.
'Ik begreep wel wat hij bedoelde. Maar ik bedoel iets anders. Ik hoop dat men in het land in alle rust het Nieuwe Testament gaan lezen. Want in het land kun je al die verhalen beter begrijpen. Ik ben betrokken bij de Palestijnse en Israëlische bijbelgenootschappen en heb geijverd voor nader contact tussen beide. Ze werken tot op zekere hoogte samen.’

Maar de gedachtegang dat Israël een bijzondere roeping heeft om te laten zien wat Gods bedoelingen met de mensheid zijn, daar voelt u zich helemaal niet in thuis?
‘Jawel, maar ik vul dat heel anders in. Wat mij vaak treft bij Joden is dat ze hun problemen niet opgelost krijgen. Ze hebben ook iets van een vraagteken over zich. Als Jezus werkelijk de Messias was, zeggen ze, waarom is de wereld dan nog zoals hij is? Ik kan me die vraag levendig indenken. Dat exemplarische van Israël zit dus meer in hun vragen en hun lijden aan de onverloste wereld.'

En Israël komt pas tot zijn bestemming, zegt u, als ze Jezus als de Christus erkennen.
‘Dat zeg ik niet. Ik zie het zo: God heeft een twistzaak met Israël over Jezus. Maar ik ben een christen uit de heidenen en ik bemoei me daar niet mee. Tenzij ik door een van de strijdende partijen erbij geroepen word. Dus ik laat me er niet over uit. Vlak na de Jom Kippoeroorlog vonden in Den Haag gesprekken plaats tussen predikanten en een paar rabbijnen. De ene na de andere dominee verklaarde: 'Ik sta achter Israël'. De Haagse chazzan zei: 'Ik sta niet achter Israël, ik ben Israël'. Daarna zei hij: 'Het Nieuwe Testament heb ik niet in huis, maar ik heb wel eens gehoord dat er veel lelijke dingen over Joden in staan'. Waarop ik hem zei: 'In het Oude Testament staan ook veel lelijke dingen over de Joden hoor, over pantervlekken die niet overgaan, en zo. Het zal je gezegd worden!' Over zulke dingen zou ik best eens met een rabbijn willen praten.’

En de messiasbelijdende Joden, hoe kijkt u daar tegenaan?
‘Ze zijn er gelukkig, hun aantal schijnt toe te nemen. Maar ze zitten tussen wal en schip. De kerk heeft er weinig oog voor, hè?

U protesteerde met een aantal anderen onlangs tegen het Kairos-document en kapittelde de leiding van de Protestantse Kerk in Nederland.
‘Wat me steekt is dat men de regering van Israël vraagt bepaalde dingen te doen, maar de Palestijnse partners wordt geen strobreed in de weg gelegd. Hun wordt niets gevraagd. Ze zouden bijvoorbeeld eens kunnen aansnijden dat Hamas Israël moet erkennen, of dat ze moeten ophouden met die aanslagen. Als Palestijnse christenen dat zouden doen, krijgen ze de grootst mogelijke moeilijkheden. Bij de winkel van het bijbelgenootschap in de Gazastrook werd een handgranaat naar binnen gegooid, kort daarna werd de leidinggevende vermoord. Als een christen die bijbels verkoopt, al wordt vermoord, denk je dat Palestijnse christenen zich in die context dan met politiek durven in te laten? En als je de Palestijnen daarom niet kunt aanspreken, dan hoef je dat ook Israël niet te doen. Het evenwicht is zoek.
Verder hebben wij in die brief gesteld dat Kerk in Actie samenwerkt met - heel vriendelijk gezegd - instellingen waarvan niet duidelijk is hoe ze over Israël denken. Meta Floor van Kerk in Actie werkt samen met het oecumenisch theologisch centrum Sabeel. (Hij pakt het boek ‘Heilige ruzies’ van Els van Diggele erbij en zegt / leest): De oprichter van dat centrum, de Amerikaanse theoloog Ateek is er van overtuigd dat God geen Joodse God kan zijn, want dat is een oudtestamentische God van oorlog. Liever onderstreept hij de teksten van Paulus waarin hij zegt dat God een God is van vrede. Regelmatig vergelijkt Ateek Israël met de nazi’s. En hij onderstreept tijdens zijn lezingen in Europa en Amerika dat de stichters van Israël niet naar een leeg land kwamen. De Palestijnen hadden de woestijn allang laten bloeien en ze werden verdreven. Ook riep hij tijdens een spreekbeurt in Amerika op tot een geweldloze derde intifada, die aangevoerd zou moeten worden door christenen. Nou, dan zou ik zeggen: Geen cent naar Ateek; dat is iemand die de Joden voor nazi’s uitmaakt! Stop de verbinding tussen Kerk in Actie en Sabeel. United Civilians for Peace is zo mogelijk nóg erger.'

Stel dat u namens de Protestantse Kerk in Nederland een reactie had mogen schrijven op het Kairos-document.
'Ik zou helemaal geen brief schrijven. Nee, ik zou dat document goed gelezen hebben, en geconstateerd hebben hoe dubbelzinnig het allemaal is en het dan terzijde hebben gelegd.
De synode is door de Sabeel-sympathisanten en de pro-Palestijnse lobby onder druk gezet om iets te doen. Ze hadden die druk moeten weerstaan.'

Waar blijft dan, zeggen sommigen, onze solidariteit met Palestijnse christenen?
‘Je kunt een gift geven aan het Palestijnse bijbelgenootschap. Er zijn talloze straatarme Palestijnen die nauwelijks te eten hebben. Ze krijgen via dat bijbelgenootschap niet alleen een bijbel, maar ook eten. Dan doe je tenminste iets.'

U hebt wel eens gezegd dat u, als u in Israël zou wonen, actief zou zijn in de linkerflank van de politiek, in solidariteitsprogramma’s van Palestijnen en Joden, voor Justice for Peace. Is dat nog zo?
'Jawel, ik geef wel eens financiële steun aan B'Tselem, de mensenrechtenorganisatie, die zowel bij de Palestijnen als bij de Israëli’s actief is. Die schijnt het netjes te doen. Maar als er dan weer zo’n aanslag gepleegd is, dan plant ik een paar bomen in Israël. Dan word ik zo kwaad, dat ik een daad wil stellen.'

We ronden af. U krijgt het laatste woord.
‘Als het over Israël gaat, is er geen enkele christen die helemaal gelijk heeft, ik ook niet.
Het gaat altijd over meer of minder gelijk.'

De wet van Spijkerboer.
'De wet van Spijkerboer: Sta niet al te gelijkhebberig tegenover elkaar en graaf jezelf niet teveel in…'

Drs. Wim Dekker is predikant (PKN), hoofd vorming & educatie bij de IZB en redacteur van Kontekstueel. Koos van Noppen is hoofd communicatie bij de IZB.