Skip to main content

nr4 • 2010 • Vele vormen, één Heer

maart 2010 (24e jaargang nr. 4)

Vele vormen, één Heer

W. Dekker

De oogst die in dit nummer is binnengehaald, vind ik hoopgevend. Prachtige getuigenissen van gemeenteleden uit Nijkerkerveen en Bleiswijk. Een zeer betrokken gemeente in Surhuisterveen, waar gemeenteleden in een week van voorbereiding intensief bezig zijn met wat de predikant aanreikte. En een predikant die vertelt hoe hij, gaande van gemeente naar gemeente, gegroeid is in zijn beleving van het avondmaal en zijn gemeenteleden daarin weet mee te krijgen. Het is bepaald niet allemaal kommer en kwel.

Hebben we ons als redactie dan onnodig zorgen gemaakt? Dat denk ik niet. Van den Heuvel laat ingrijpende veranderingen zien, die vragen om een antwoord en De Leede peilt diep wanneer hij zich afvraagt of we in onze praktijk niet weg gegroeid zijn van de vroege kerk en ook van de reformatie. Zij baseren hun analyse niet op positieve getuigenissen van individuele gemeenteleden, maar meer op trends die ze waarnemen. En ook op vragen en opmerkingen van gemeenteleden, die het niet zo positief beleven en op het geestelijk analfabetisme van belijdeniscatechisanten.
We moeten niet de fout maken, dat we de analyses wegstrepen tegen de persoonlijke verhalen. Wel zijn deze vier ervaringsverhalen een onderstreping van wat De Leede schrijft, dat er ten diepste met de gereformeerde avondmaalsleer niet zoveel mis is. In het klassieke formulier is veel bijbels gedachtegoed verwerkt. Bovendien is het alles behalve een dorre leer. Er klinken uiterst bevindelijke, ten diepste mystieke tonen. Calvijn sprak niet voor niets over de unio mystica cum Christo, waar het volgens hem in het avondmaal om gaat: de mystieke eenheid met Christus. Er zijn nog steeds gemeenteleden, die dat zo ervaren en die weten, dat je daar ook iets voor moet doen en moet laten: voorbereiding, stille tijd, ontvankelijkheid, eerbied, toewijding.

Traditie herijken
We komen allemaal voort uit dezelfde traditie, maar die traditie heeft zich intussen wel vervoegd in verschillende contexten en dat proces gaat nog steeds door. Het is nodig dat te zien en ook in elke plaatselijke situatie te analyseren. We zijn nooit klaar met de gedachte, dat we in een goede traditie staan en dat we dus maar gewoon moeten blijven doen wat we altijd deden. Zo simpel is het niet.

1. Rijk, breed en diep
Die traditie is heel rijk, breed en diep. Ook veel meer katholiek dan we vaak na vierhonderd jaar protestantisme nog beseffen. De gereformeerde avondmaalsleer is op wezenlijke onderdelen een kritiek op de in de rooms-katholieke traditie gegroeide praktijk en theologie. Ook daar heeft de bezinning niet stil gestaan en we doen onze rooms-katholieke broeders en zusters groot onrecht wanneer we hen confronteren met vraag 80 uit de Heidelbergse Catechismus over de vervloekte afgoderij van de paapse mis. Dan hebben we een voortgaande bezinning echt gemist.
De transsubstantiatieleer (wijn en brood worden substantieel veranderd in bloed en lichaam van Christus), wordt als verouderd beschouwd. Wel gelooft de rooms-katholieke christen, dat in brood en wijn Christus zelf persoonlijk tegenwoordig is en dat we dus aan het avondmaal  Christus’ vlees eten (Joh. 6:54). Maar dat geloofde Calvijn ook. Vandaar dat hij sprak over de mystieke eenheid met Christus in het avondmaal en dat hij ook op zijn sterfbed zeer vertroost werd door het avondmaal. Het protestantisme heeft steeds het gevaar gelopen, wegens de voortgaande controverse met Rome, het katholieke en ook Johanneïsche van het avondmaal - de gemeenschap met de levende Christus - op de achtergrond te stellen. De rijkdom van deze mystieke traditie is helemaal in ons avondmaalsformulier terug te vinden.
Maar in de praktijk is meer de gedachte gaan heersen: in het avondmaal besef je opnieuw, dat Christus voor je zonden is gestorven. Over die zonden heb je dan, als het goed is, ook al veel nagedacht in de week van voorbereiding. Maar dit schiet er toch net langs heen. Het gaat er niet om, dat wij denken aan onze zonden en dan denken aan het feit, dat Christus voor onze zonden is gestorven. Het gaat helemaal niet in de eerste plaats om ‘denken’, hoewel het ‘bedenken’ waar het avondmaalsformulier over spreekt dit zou kunnen suggereren. Het gaat om komen, aanraken, smaken, proeven en in dit alles ‘bedenken’: ik mag deel hebben aan Christus en ervaren, dat kracht van Hem uitgaat, zoals de bloedvloeiende vrouw waarvan het evangelie spreekt (Luk. 8:46).
In de gereformeerde traditie heeft in de praktijk, denk ik vaak, Zwingli het toch gewonnen van Calvijn. Voor Zwingli was de maaltijd vooral denken aan toen en daar, het gebeuren eens op Golgotha. Voor Calvijn was het veel meer. Calvijn was katholiek, moest alleen oproeien tegen de verwording van het katholieke: de afgoderij met de hostie als had je hier letterlijk Christus in handen.

2. Verschil in setting
In de tweede plaats: die traditie is in verschillende kerkelijke settings terecht gekomen. Treffend vind ik wat De Leede schrijft over zijn gevoel toen hij de dogmatiek van H. Bavinck weer las: dit functioneert in een godvrezende gemeente van afgescheidenen. Een dergelijke gedachte had ik toen ik las hoe betrokken de gemeenteleden van Den Hertog in Surhuisterveen met het avondmaal omgaan en hoe gemakkelijk volgens Van den Heuvel moderne gemeenteleden met vijf vakanties per jaar ermee omgaan. Stel hier dan weer tegenover wat  Foppen schrijft: het gemeentelid belt vroegtijdig op om alle avondmaalsvieringen van het komende jaar te noteren, want dan wil hij niet met vakantie zijn!
Met andere woorden, een gereformeerde avondmaalsleer kan alleen maar gedijen in beoefening van daadwerkelijke vroomheid. Wanneer de vroomheid gaat ontbreken, helpt geen enkele verandering of vernieuwing. Dat is mijn grootste zorg in de huidige ontwikkelingen: hoe bevorderen wij waarachtige bijbelse vroomheid in de gemeenten? Wat men wel en niet beleeft aan het avondmaal is het topje van de ijsberg. Zit er onder water diepe vroomheid, dan is er een gezegende avondmaalsviering onder heel verschillende gestalten: zittend, lopend, vierend in de kring. Dat is dan allemaal secundair. Zit er onder water traditionalisme of wereldgelijkvormigheid, dan is het topje van de ijsberg: oppervlakkige avondmaalsgang of sleur.

Vormen die de inhoud dienen
Met het bovenstaande wil ik niet alle vormen relativeren. Vormen zijn belangrijk. Ze hebben te maken met context en met inhoud.

1. Context
Vormen hebben te maken met context. Een avondmaalsviering met een voorbereidingsdienst vooraf, een week van voorbereiding, ondersteund door een bijeenkomst en een meditatief boekje, dan een avondmaalszondag met een ochtenddienst, waarin de viering plaatsvindt en een avonddienst met nabetrachting (geen dankzegging! Terecht door L.W. Smelt afgewezen) is heel goed, wanneer het functioneert. Wanneer het niet functioneert, moet je dat ook eerlijk constateren en niet steeds blijven zeggen dat het eigenlijk zou moeten functioneren. Dan staat de avondmaalsviering voortdurend in het teken van de wet: het zou eigenlijk allemaal anders moeten. Dan lees ik steeds maar weer in de kerkbodes: gemeente, u wordt in alle drie de diensten verwacht, een oproep ondersteund met bijbelteksten en vermaningen. Niet doen. Zo werkt dat niet.
Regelmatig ga ik voor in een dienst van nabetrachting, waar mensen zijn, die er ’s morgens niet waren. Voor hen is er dan eerst nog een speciale tafel zonder voorbereiding (heel merkwaardig!). Daarna is de preek gericht op nabetrachting, onderwijzing voor het leven als christen in deze wereld. Maar de meeste mensen, die er ’s morgens waren, zijn er niet bij.
Regelmatig wordt mij gevraagd voorbereiding avondmaal te houden, maar als ik dan vraag wat de bedoeling is, krijg ik als antwoord: ‘U ziet maar, meestal lezen we een stukje van het formulier’. Slordigheid dus van kerkenraden, voorgangers, die er waarschijnlijk op duiden, dat het een nagenoeg lege traditie is geworden. Wat je doet, moet je goed doen en anders moet je de moed hebben ermee te stoppen. Dat geldt van veel dingen in het leven, het geldt zeker van de vormen rond het avondmaal. Vormen die niet meer functioneren devalueren de inhoud. Veel gemeenten staan hier volgens mij momenteel op een kruispunt. Ze moeten of de oude traditie nieuw leven inblazen, zodat deze weer echt op geestelijke wijze gaat functioneren of het moet anders.
Want het kan ook anders. Een kerk waar elke zondag de gemeenschap met Christus centraal staat in de eredienst, een rijke Christus voor arme zondaren - om het klassiek te zeggen - kan zich afvragen of er rond het avondmaal zoveel nieuws aan de orde is. Nogmaals, wanneer gegroeide vormen functioneren, schaf ze alsjeblieft niet af. Zorg dat ze gevuld blijven met diepe geestelijke inhoud. Maar als de vormen op de een of andere manier niet (meer) zo functioneren, kijk dan nog eens opnieuw of de inhoud ook op andere wijze aan de orde kan komen. Kerken die elke zondag avondmaal vieren met een korte inleiding en een tafelgebed, staande in de kring doen het niet persé fout. Kerken die de vele tafels vervangen door lopend avondmaal of hierin variëren doen het ook niet fout. Het is niet erg wanneer sommige gemeenteleden zich meer in de ene vorm, anderen in de andere vorm  thuis voelen.

2. Inhoud
Vormen hebben ook te maken met inhoud. Altijd moet men zich afvragen, als de ene vorm verdwijnt en de andere ervoor in de plaats komt, of de inhoud meegaat en niet intussen wegsijpelt. Wanneer de voorbereidingsdienst verdwijnt: hoe komt dan het aspect van voorbereiding aan de orde in de avondmaalsdienst zelf? Wanneer de dienst van nabetrachting er niet is, hoe komt dan het leven als christen in deze wereld verder aan de orde in de gemeente?
Sommige vormen kunnen de inhoud zeer ondersteunen. Om er enkele te noemen: de vredesgroet uit de oude katholieke liturgie, het vieren van het avondmaal op hoogtijdagen van het kerkelijk jaar (een oude gereformeerde traditie). Het vieren van het avondmaal op Witte Donderdag, het vieren van het avondmaal op de avond  van Pasen (de Emmaüsgangers), de zondag na Pinksteren (de eerste gemeente), de laatste zondag van het kerkelijk jaar (de eschatologische verwachting): vormen, die steeds andere aspecten van het avondmaal aan het licht brengen.
Van den Heuvel eindigt zijn bijdrage met de woorden: ‘Het is een maaltijd van overvloedige vreugde’. Dat ben ik van harte met hem eens. Dat zijn we intussen veel teveel kwijt geraakt. Vorm én inhoud én vroomheid hebben hier mee te maken. Hoe voeden wij de waarachtige bijbelse vroomheid in de gemeenten? Hoe halen wij de mystieke rijkdom van het avondmaal weer naar boven? Hoe zijn we creatief in onze vormen, zodat de inhoud maximaal ruimte krijgt? Die vragen moet elke gemeente stellen in haar eigen context en binnen de ruimte van haar eigen mogelijkheden.

Drs. Wim Dekker is hoofd vorming & educatie bij de IZB en redacteur van Kontekstueel