Skip to main content

nr3 • 2010 • In gesprek met Kontekstueel

januari 2010 (24e jaargang nr. 3)

In gesprek met Kontekstueel

J. Offringa

Het getuigt van lef dat Kontekstueel op deze wijze het gesprek heeft gezocht met Op Goed Gerucht.  Mijn indruk is dat het vier goed leesbare verhalen heeft opgeleverd. Hierin ontmoeten - wat ik zonder hokjesdrang maar even duid als – een open confessionele en moderne theologie elkaar op uitnodigende en uitdagende wijze. Dat proef ik met name bij Dekker en Van den Heuvel. Bij Den Hertog is dat anders, zeker als hij in zijn laatste alinea in de rol van ketelbinkie schiet en ons min of meer voor flierefluiters uitmaakt. Het zij zo, verzet tegen zulke vooroordelen heeft weinig zin. Toch kan dat de pret niet drukken. Wat mij betreft vormt Kontekstueel een prima aanzet tot de interne dialoog die vaak node gemist wordt in onze Protestantse Kerk en protestantse traditie.

Na lezing blijf ik zitten met de vraag of deze twee theologische posities elkaar echt kunnen raken. Zijn het niet de spreekwoordelijke ships passing in the night? De wezenlijke beslissingen lijken zich min of meer verborgen af te spelen rond de voorvragen, de prolegomena. Hoe benader je het complex God-mens-wereld? Welke rol spelen Schrift, traditie, openbaring en ervaring daarin? Wat is de taak van de theologie en de inbreng van wetenschap en cultuur? Rond die vragen worden alles bepalende inhoudelijke en methodische keuzen gemaakt. Volgens Marcus Borg1 leven binnen de kerk twee paradigma’s naast elkaar die fundamenteel van elkaar verschillen. Het klassieke paradigma sluit nauw aan bij wat de traditie aanreikt, de moderne variant stelt haar juist sterk onder kritiek.

Benjamins
De bijdrage van Rick Benjamins legt een stevige theologische bodem onder de studiedagen en de publicaties van Op Goed Gerucht (verder: OGG). Net als in zijn laatste boek2 beschrijft hij hier op heldere wijze waar het in de moderne theologie om draait. Wel denk ik dat OGG inhoudelijk minder met ietsisme of Hendrikse heeft dan hij vermoedt. Ook kan ik aanvullen – meteen ingaand op een vraag van Dekker – dat OGG zich ervan bewust is meer een theologische existentie te delen dan een eenduidige theologische positie. Onze habitus kenmerkt zich door een permanente dialoog tussen Schrift en cultuur, kerk en wereld. Met Benjamins onderstrepen we dat het evangelie zich niet laat reduceren tot een tijdloze boodschap, los van plaats en context. Het goede gerucht klinkt altijd weer anders. Inhoudelijk leidt dit tot uiteenlopende theologische keuzen. Tot in de stuurgroep toe boren OGG-ers verschillende inspiratiebronnen aan. Mij valt daarbij op dat de belangstelling voor de Duitstalige theologie inboet, terwijl die voor de Angelsaksische wereld groeit. Verder voelen we ons, zo bleek op twee recente studiedagen3 met betrokkenen, goed thuis in Nederland, bij de wereldse theologie van Erik Borgman en de moderne theologie van Rick Benjamins. 

Dekker
Wanneer OGG een open en brede beweging wil zijn, zou elke affichering met vrijzinnigheid moeten verdwijnen, aldus Wim Dekker. Helaas, dat is niet aan ons maar wordt door anderen gedaan. Zelf kiezen we er bewust voor ons te manifesteren als moderne theologen. Zonder enige behoefte te kennen ons af te zetten tegen vrijzinnigen of anderen. Ook evangelicalen en andere orthodoxen zijn welkom bij OGG. De keren dat voormalig synodepreses Gerrit de Fijter op een studiedag aanwezig was, hebben we als verrijkend ervaren, ook omdat hij zich vrijmoedig in de discussies mengde. Zijn we ‘happy modern’? Niet echt. Onder ons heerst vooral een ambivalente houding tot de moderniteit. Tegelijk beseffen we met Dekker dat we hier met huid en haar deel van uitmaken, en dat we ‘geen andere tijd weten waarin we liever geboren waren’.
OGG verzet zich wel tegen een eenzijdig cultuurpessimisme onder theologen. Zeker waar dit gekoppeld wordt aan een ongegrond kerkoptimisme. Was die kerk maar zo’n ‘spoor van ontfermende liefde in Woord en daad in deze wereld’. Waar de Verlichting de emancipatie van mensen stimuleert, is de kerk helaas nogal eens een rem gebleken. Daar hebben vrouwen en homoseksuelen nog volop mee te maken. De kerk valt dus tegen, de wereld valt mee. Verder geldt voor OGG-ers misschien wat geschreven stond over de onlangs overleden Michael Zeeman: hij had te veel humor om cultuurpessimist te zijn.
Bij Dekker proef ik een massief beeld van de Verlichting. Ze zou zoiets als ‘een gesloten wereldbeeld’ opleveren en wordt ondanks haar zegeningen uiteindelijk toch ervaren als a pain in the ass. In zijn boek4 over ‘ons culturele draagvlak’ laat Rudolf Boon zien hoe vanuit de Verlichting meerdere impulsen voortkomen. Ze kan inderdaad leiden tot een eenzijdige rationaliteit, met uitlopers richting secularisatie, atheïsme en zelfs antisemitisme. Dat echter is een deel van het verhaal. Diezelfde Verlichting heeft ook beslissende impulsen gegeven aan humanisering, aan democratisering van de samenleving en aan de opkomst van een ‘esprit critique’. Deze ontplooiing van menselijkheid, democratisch bewustzijn en kritische geestkracht is een christelijke verworvenheid die de kerk moet vasthouden. Daar kan en mag ze niet achter weg. Kerk en theologie hebben weinig op met een reductionistische rationaliteit, maar des te meer met wat filosoof Jürgen Habermas aanduidt als een communicatieve rationaliteit. Daarin krijgen dwang of manipulatie geen kans, en geldt onder gelijkwaardige mensen enkel de overtuigingskracht van het betere argument. Waar die laatste rationaliteit ontbreekt, is het christendom uitgeleverd aan de goden, of anders wel aan de emoties.
Dekker lijkt om deze communicatieve rationaliteit heen te willen als hij poneert dat de scheidslijn in de theologie - bedreven van beneden of van boven - op een geloofsbeslissing berust. Die laat zich niet toetsen, daarover kan de Verlichting niet beslissen. Vreemd. Ik kan meemaken dat het in geloven om een sprong gaat. Maar dat geldt toch niet voor de theologie? Die is er juist, wil ze meer zijn dan apologetiek, om zulke geloofskeuzen te verhelderen en kritisch te toetsen. Neem de premissen die Dekker aansluitend op zijn sprong poneert. Die lijken me stuk voor stuk discutabel. Hoe weet je dat het evangelie ‘van nature niet aan een mens bekend is’? Waar haal je het idee vandaan dat we ‘van nature heidenen zijn, zonder God en zonder hoop’? Als dit de uitgangspunten zijn van de door hem beoogde communicatie met de wereld, lijkt me zo’n gesprek bij voorbaat tot mislukken gedoemd.  Juist zulke premissen kun je theologisch tegen het licht houden. Niemand heeft een rechtstreekse toegang tot God. Theologie als wetenschappelijke discipline reflecteert kritisch op ons menselijk spreken en handelen in relatie tot God. Wie daar omheen wil maakt volgens mij een echte dialoog onmogelijk, en zal daarin weinig van die wereld willen leren.  

Den Hertog
Niet alleen het slot van het artikel van Gerard den Hertog verbaasde mij. Ook de suggestie dat Benjamins de ‘tegenstander’ zou typeren als een fundamentalist die zich laat indoctrineren, die leeft van slikken of stikken of een papieren paus hanteert. Deze karikatuur kom ik nergens in Benjamins artikel tegen en kan ik niet plaatsen. Lichte verbazing ook als Den Hertog voor het ‘openen van het hart’ het prachtige (?) beeld citeert van een pleister die van de wond wordt afgehaald. Mij klinkt dat meer bevindelijk dan bijbels in de oren. Meest verbazingwekkend vind ik echter zijn beschouwingen bij Handelingen 17. In Athene is Paulus geprikkeld door de overvloed aan godenbeelden. Maar geldt dat nog steeds als hij over het altaar voor de onbekende god spreekt? Dan ontmoeten we geen boze maar een uiterst creatieve Paulus die - als we Lucas mogen geloven – op contextueel zeer verantwoorde wijze zijn rede op de Areopagus houdt. Die rede past uitstekend in een missionaire strategie die aansluiting zoekt bij wat leeft onder mensen ter plekke.
Eigenlijk biedt Handelingen 17 als geheel een mooie kans de relatie christendom - andere godsdiensten opnieuw creatief te doordenken, al dan niet vanuit een ‘algemene openbaring’. Die kans wordt door Den Hertog helaas niet benut. De Atheners hebben volgens hem ‘geen grond onder de voeten en weten niet waar ze aan toe zijn. Niet met de goden en niet met zichzelf’. Zo’n oordeel over deze mede erfdragers van onze beschaving lijkt me ongefundeerd5
Op meerdere momenten gaat Den Hertog kort door de bocht. Bijvoorbeeld bij de vraag hoe wij met God ‘in een levende relatie komen’. Is dat eenzijdig een goddelijk initiatief dat ten koste gaat van onze autonomie, of komt dat - meer relationeel gedacht - van twee kanten? In zijn vertoog raak ik het spoor bijster. Eerst onderschrijft Den Hertog met Augustinus dat je alleen vrijwillig kunt geloven. De eigen wil van een mens staat dus niet buitenspel. Even later is dit inzicht opeens verdwenen. Dan wordt met een johanneïsche volzin (1 Joh. 4:9) alsnog alles op de noemer gebracht van de God die ons eerst heeft liefgehad. Gelovigen zijn uiteindelijk willoze werktuigen die als het erop aankomt niets in te brengen hebben.
Zo’n manier van theologiseren kom ik vaker tegen in orthodoxe  kring. Men stipt afwijkende visies even aan, maar gaat er niet echt mee in gesprek. In plaats daarvan wordt de eigen overtuiging nog eens herhaald, alsof de ander het niet goed gehoord of begrepen heeft. Zo’n bevestiging van het eigen gelijk wekt de indruk van een bloedeloze herhaling van zetten. Jammer, want juist over dit spanningsveld autonomie-heteronomie is zoveel meer te zeggen6, zeker in een tijd waarin velen twijfelen aan hun geloof of God bewust loslaten.

Van den Heuvel
Waar OGG af en toe een te offensieve houding wordt verweten, is het aardig te lezen dat Piet van den Heuvel bij ons een defensieve toon bespeurt. OGG zou niet alleen een vernieuwingsbeweging, maar ook een verzetsbeweging zijn. Die laatste kwalificatie ervaar ik niet als negatief, en wil ik deels honoreren. We verzetten ons inderdaad tegen een eenzijdige koers van de kerk, en ook tegen de suggestie dat het in haar brede midden dor en doods zou zijn. Met ongemotiveerde predikanten in lauwe, grauwe gemeenten. Een vertekend beeld. Zeker, soms hebben gemeenten en pastores in ons deel van de kerk moeite het hoofd boven water te houden. Zij hebben echter ook waardevolle ervaringen met wat anderen nog voor de kiezen krijgen in de voortgaande secularisatie, en daarin nieuwe wegen gezocht en gevonden.
Als Van den Heuvel vermoedt dat binnen OGG geen pijn leeft over de teruggang van de kerk, is dat niet helemaal juist. Er is wel verdriet, maar dat is grotendeels verwerkt. Het speelt af en toe best even op, maar brengt ons niet meer van de wijs. Vanuit die achtergrond kan inderdaad enige achterdocht in onze kring leven, zoals Benjamins laat zien, dat de PKN met haar nieuwe missionaire elan de kerk in haar oude glorie wil herstellen. Toch heeft die achterdocht binnen OGG niet het laatste woord. Met positief-kritische belangstelling volgen we de ontwikkelingen, en nemen we deel aan de landelijke missionaire beraadsgroep van collega Hans van Ark. Verschillende motivaties en posities nemen we kritisch onder de loep tijdens Mission Air?, de eerstkomende studiedag7 in 2010.
Anders dan Noordmans ben ik van mening dat pluraliteit vandaag de dag wel gezien moet worden als een wezenskenmerk van de kerk. Zeker van een brede volkskerk als de Protestantse Kerk, die zich onderdeel weet van de ene kerk wereldwijd. Dat zij tegelijk haar belijdende karakter wenst hoog te houden brengt haar keer op keer in een spagaat. Want juist dat belijden staat in deze tijd zowel binnen als buiten de kerk volop ter discussie. Ik denk even aan de zeer betrokken ambtsdrager die opmerkte: ‘In het Apostolicum staat precies wat ik niet meer geloof’. Daarbij doelend op een almachtige God, een maagdelijke geboorte en een vleselijke opstanding.
De onlangs in het kader van de Nationale Synode gepresenteerde ‘eigentijdse belijdenis’ roept bij mij een vergelijkbare vervreemding op. Laten we binnen het protestantisme eerlijk toegeven dat we inhoudelijk en paradigmatisch sterk verschillen, en elkaar vervolgens volop de ruimte geven. Je mag dus als bonders, confessionelen, evangelicalen, modernen en vrijzinnigen zijn wie je bent, als je tegelijk beseft dat anderen evenveel bestaansrecht hebben binnen de PKN. Vandaar het verzet van OGG tegen een eenzijdig orthodox-evangelicale koers. In een bewust plurale kerk hoeft de ‘duidelijkheid van het evangelie’ niet te ontbreken, wel geldt dat voor haar eenduidigheid. Echter, het is niet eerlijk het bestaan te suggereren van iets dat er gewoon niet is. Op overtuigende wijze laat Benjamins zien dat zo’n eenduidige, tijdloze verwoording van het door ons ervaren heil in Christus niet bestaat.

Ten slotte
Ontbreekt bij OGG het besef dat de kerk van Christus is? Misschien wel als dit het enige is dat gezegd wordt. Niet als dit besef dialectisch verbonden wordt met zijn tegendeel: de kerk is niet van Christus. Want ze kent een ambivalent bestaan en blijft in staat haar Heer opnieuw te verraden. Vaak lijkt ze op de eerste leerlingen die weinig van Jezus begrepen (Mar.10:32-45) en streden om de macht. Voor OGG is dat een van de redenen om nuchter en functioneel over de kerk te spreken. Toch ontbreekt het visioen niet. Met instemming citeert ons Protestantse Pamflet8 een uitspraak van Henk Berkhof: De kerk is geen doel op zichzelf maar ‘heraut van een nieuwe schepping waarin geen tempel, geen cultus, geen ambt, geen kerkorde is’.
Het water tussen OGG en Kontekstueel blijkt diep, verzucht Van den Heuvel terecht. Maar beide kennen tegelijk een diep verlangen, niet alleen naar een open kerk maar ook naar een nieuwe wereld waar de zee niet meer is.

drs. Jan Offringa is predikant van de Protestantse gemeente Kesteren e.o. en vanaf 2005 voorzitter van de stuurgroep Op Goed Gerucht.

Noten:
1. Marcus Borg, The Heart of Christianity. Rediscovering a Life of Faith, New York 2003, pp 4-16
2. Rick Benjamins, Een en Ander. De traditie van de moderne theologie, Kampen 2008
3. Geruchtdagen God is overal (2008) en Verlichting en verwarring (2009)
4. Rudolf Boon, Ons culturele draagvlak. Wat is ermee gebeurd?, Soesterberg 2008
5. Zie voor religieuze raakvlakken tussen Paulus en de Grieken: Geurt Henk van Kooten, Paulus en de kosmos. Het vroege christendom te midden van de andere Grieks-Romeinse filosofieën, Zoetermeer 2002
6. Zie in het kort: Jan Offringa, Na een gezonde geloofscrisis. Over modern geloven, Vught 2008, pp 26-27
7. Geruchtdag 22 januari 2010; zie ook de artikelen in nieuwsbrief Geruchten 31 Mission Air?, najaar 2009, en www.opgoedgerucht.nl 
8. Opgenomen in: Erik Asscher & Jan Offringa (red), Uitgesproken protestant. In gesprek met Op Goed Gerucht over cultuur, kerk en atheïsme, Vught 2008, pp 8-10