Skip to main content

nr3 • 2011 • Laatst geboekt

januari 2011 (25e jaargang nr. 3)

Laatst geboekt

Wat is bepalend voor een leven?
P. van den Heuvel

In het eerste hoofdstuk van de roman ‘Het winterpaleis’ van de Ierse schrijver John Boyne maken we kennis met een man van 82 jaar, Georgy Jachmenev, en zijn vrouw Zoya die ongeneeslijk ziek is. Fijnzinnig wordt de relatie beschreven tussen deze twee oude mensen die beseffen dat het afscheid naderbij komt. Georgy en Zoya zijn in 1918 uit Rusland gevlucht, hebben een paar jaar in Parijs gewoond en zich ten slotte in Londen gevestigd. Daar heeft Georgy tientallen jaren in de bibliotheek van het British Museum gewerkt.
Zoya heeft haar naderende einde kalm aanvaard en elke verdere behandeling afgewezen. Georgy bezoekt haar elke dag. 'Ik ben hier alleen voor mijn vrouw, mijn lieve Zoya, om aan haar bed te zitten, haar hand in de mijne te houden, om in haar oor te fluisteren en ervoor te zorgen dat ze weet dat ze niet alleen is. Ik blijf tot zes uur in het ziekenhuis en dan kus ik haar wang, leg mijn hand even op haar schouder en bid in stilte dat ze nog in leven zal zijn als ik de volgende dag terugkom.'

Contrasten
In het ziekenhuis leren we ook de kleinzoon Michael kennen, die trouw op bezoek komt bij zijn oma. 'Hij zit dan een uur naast haar en komt me daarna een paar leugens vertellen: dat ze er zoveel beter uitziet, dat ze even wakker is geweest en rechtop heeft gezeten om met hem te praten… dan kijkt hij op zijn horloge, lijkt verbaasd dat het al zo laat is, kust me op mijn hoofd, zegt: “Tot over een paar dagen, opa, bel me als u iets nodig hebt” en is de deur al uit. Hij rent de trappen op met zijn lange, lenige, gespierde benen en springt bijna onmiddellijk in een langsrijdende bus, en dat alles in minder dan een minuut'.
Dat was het eerste dat mij trof in dit boek: het is vol van contrasten, die niet op een goedkope manier worden uitvergroot. Ze worden getekend, zonder dat in de beschrijving direct een oordeel ligt opgesloten. Ze laten zien hoe het leven wordt gevormd door tal van tegengestelde ervaringen, die toch samen bepalend zijn voor dit ene specifieke leven. Het begint al in zijn geboortedorp Kasjin, met de tegenstelling tussen zijn eigen vader en die van zijn vriend. Zijn eigen vader keek minachtend op hem neer, maar de tsaar is voor hem de Gezalfde: 'Het lot van Rusland is onlosmakelijk verbonden met dat van de tsaar'. De vader van zijn vriend is juist erg trots op zijn zoon, maar hij heeft revolutionaire ideeën: 'Driehonderd jaar Romanovs is driehonderd jaar teveel'. Later het contrast tussen de diepe armoede op het Russische platteland en de exorbitante rijkdom aan het hof in Sint Petersburg.
Na de eerste kennismaking ontrolt het leven van GeorgyenZoya (zoals ze worden aangeduid in een liefdevolle eenheid) zich in fragmenten die zich als flitsen uit het verleden aan ons voordoen. Daarbij is geen chronologische volgorde aangehouden. Het gaat er veel meer om dat telkens in een nieuw fragment een tipje van de sluiers die over hun leven liggen wordt opgelicht. Ieder hoofdstuk laat vragen open, roept weer nieuwe vragen op. Het doet denken aan het afpellen van een ui; je krijgt het gevoel steeds dichter bij de kern, bij het geheim van hun leven te komen. Aan het eind vallen de dingen in een verrassende ontknoping op hun plaats. Die ga ik hier natuurlijk niet onthullen, dat zou veel van de spanning die ons bij het lezen gevangen houdt wegnemen.

Schuldgevoel
Een tijd lang was ik van gedachten dat het thema 'schuld' een centrale rol zou gaan spelen in het boek. Het komt op tal van plaatsen in de roman naar voren. In de ontmoeting van Georgy met de vrouw die zijn dochter heeft doodgereden (het gesprek tussen die twee wordt prachtig beschreven, met alle pijn over en weer). Maar hij voelt zich ook zelf schuldig ten opzichte van zijn ouders en vooral van zijn zuster die hij in de steek heeft gelaten. Hij verwijt zichzelf dat hij schuld heeft aan de dood van zijn vriend, toen hij die tegen zichzelf wilde beschermen. Zoya heeft zo'n sterk schuldgevoel dat ze niet meer verder wil leven: 'Ik wil dat het ophoudt. Ik kan er maar beter niet zijn, ik bezorg slechts onheil'. In het slot van het boek wordt wel duidelijk waar dit schuldgevoel zijn oorsprong vindt. Maar het blijft bij de beschrijving van deze gevoelens. Tot een centraal thema is het niet geworden.
De roman speelt zich in hoofdzaak af in het Rusland aan het begin van de 20e eeuw, rond de familie van de laatste tsaar. Tal van uitlopers naar de decennia daarna laten zien hoe deze gebeurtenissen het leven van de twee Russische emigranten GeorgyenZoya bepaald hebben, tot het einde toe. En dan nog blijven er raadsels over, waarvoor we geen verklaring hebben gekregen.

Het brein
Het tweede boek draagt als titel ‘De vrije wil bestaat niet' en is van volstrekt andere orde. Het is geen roman maar een populair-wetenschappelijke verhandeling van Victor Lamme, die ons op de achterflap wordt voorgesteld als ‘hoogleraar cognitieve neurowetenschap aan de UvA die tal van gezaghebbende studies op zijn naam heeft staan over de werking van het brein, visuele waarneming en het bewustzijn’. Zijn centrale thema is dat het handelen van de mens bepaald wordt door een onontwarbare kluwen van genetische achtergrond en persoonlijke geschiedenis. En dus niet – zoals wij altijd denken – door onze bewuste weloverwogen keuzes.
Het boek begint met de geschiedenis van Kenneth Parks, die op 23 mei 1987 zijn schoonmoeder heeft vermoord en zijn schoonvader ernstig letsel heeft toegebracht. Het bijzondere aan dit verhaal is dat Parks een bijzonder goede verstandhouding had met zijn schoonouders en dat hij zelf op geen enkele manier weet heeft van het gebeurde. Hij was thuis op de bank in slaap gevallen, is in onbewuste toestand naar het huis van de schoonouders gereden en heeft daar zijn gruwelijke daad verricht. Daarna werd hij wakker, ontdekte wat er gebeurd was, belde direct de politie om pas later te horen dat hij het was die de moord had gepleegd. Omdat alles zich geheel buiten zijn bewustzijn had voltrokken, werd hij uiteindelijk door de jury vrijgesproken. In de rechtspraak speelt nu eenmaal een grote rol of er sprake was van opzet, of in elk geval of de dader bewust dit gedrag heeft vertoond, of dat hij het had kunnen vermijden.

Onbewuste impulsen
Als een rode draad loopt door het boek de vraag waarom we doen wat we doen. Ons handelen wordt bepaald door ons brein en in ons brein is als op een harde schijf de informatie ingebrand die we al van voor onze geboorte hebben meegekregen én die we in ons leven hebben opgedaan. Alles wat we doen is het gevolg van de geschiedenis van ons brein. Lamme gaat zo ver dat hij stelt, dat de geschiedenis van ons brein dus ook bepaalt wat iemands toekomstige keuzes zullen zijn. Op dit moment kunnen we die geschiedenis nog niet helemaal uitlezen, maar de wetenschap maakt daarin snelle vorderingen en dan kunnen we van tevoren weten wat iemand gaat doen. De werkelijke keuzes worden gemaakt in het onbewuste.
Uit allerlei onderzoeken is gebleken dat wij achteraf onze keuzes rechtvaardigen door daar een verklaring aan te geven. Maar dat is onzin, aldus Lamme. Die verklaringen kloppen helemaal niet. We kennen onszelf en onze diepere (onbewuste) motieven niet. We denken bijvoorbeeld dat we onze beslissingen nemen op basis van morele overwegingen, maar het zijn de onbewuste impulsen die de doorslag geven. Om je ware ik te leren kennen, moet je dus een hersenscan laten maken.
Het betoog om aan te tonen dat de vrije wil niet bestaat wordt geïllustreerd met een groot aantal experimenten waarbij we veel te weten komen van het hersenonderzoek van de afgelopen eeuw. We worden ingewijd in de geheimenissen van de 'stimulus-respons koppelingen' en komen het nodige te weten over structuren als de insula, mediale prefrontale schors en de nucleus accumbens die iets zeggen over gevoelens die worden opgewekt. De reclamewereld doet veel onderzoek naar aankoopgedrag en hoe men dat het beste kan beïnvloeden.

Moraliteit
De mythe van de autonome mens die in vrijheid zijn eigen leven bepaalt wordt in dit boek grondig onderuit gehaald. Ons mensbeeld heeft een nogal overtrokken idee over de invloed van ratio en bewustzijn op ons gedrag, aldus Lamme. Dat spreekt mij wel aan. Ook de stelling dat ons handelen veel minder door hoogstaande morele overwegingen wordt bepaald dan wij zelf denken, klinkt een reformatorisch christen niet vreemd in de oren.
Lamme gaat niet zo ver dat hij iedere verantwoordelijkheid van het individu voor zijn daden afwijst. Oppervlakkig bezien is het wel alsof niet de mens zelf maar zijn brein verantwoordelijk is. 'Dat is natuurlijk onzin, want dat brein, dat is hijzelf'. Brein en geest zijn identiek. Hij is van oordeel dat de moraliteit niet helemaal moet verdwijnen. Zijn pleidooi is dat we niet zozeer de motieven moeten beoordelen, maar de daden. Die zogenaamde motieven blijken immers onbetrouwbaar te zijn.
Daarmee kom ik bij het lastigste deel van het boek. In het slothoofdstuk gaat het niet meer alleen over waarnemingen maar ook over morele oordelen. Daarbij lijkt er geen plaats meer te zijn voor noties als goed en kwaad. Die uitdrukking ben ik in het boek één keer tegengekomen: 'Als iemands politieke voorkeur al is vast te stellen met een hersenscan, moet dat toch zeker kunnen bij een ernstig verstoorde balans tussen goed en kwaad'. Hij noemt dan het voorbeeld van pedofilie. Met een hersenscan kan iemands seksuele voorkeur met een betrouwbaarheid van 90% worden afgelezen.
Maar als het over de rechtspraak gaat, blijft er voor de gedachte dat de schuld bestraft moet worden omdat die straf verdiend is, niet veel ruimte. De (straf)rechtspraak zorgt ervoor dat zoveel mogelijk mensen prettig kunnen leven. Straf moet mensen weerhouden van daden die door de meerderheid als contraproductief worden gezien. De auteur heeft er moeite mee dat in onze maatschappij het recht een morele ondertoon heeft; dus dat mensen die misdaden plegen straf verdienen als vergelding. Bij die benadering spelen immers vrije wil en controle over onze daden een belangrijke rol. Lamme formuleert hier weliswaar voorzichtig: hij wil in de rechtspraak deze benadering niet afschaffen maar terugdringen. Maar hij komt daarbij wel tot vergaande voorstellen. Een kruimeldief en een pedofiel worden heel verschillend bestraft. Ik citeer nu letterlijk: 'Wat een onzin. In beide gevallen is de zelfde therapie vereist: het weghalen van de verkeerde reflexen. Of in ieder geval het rechtzetten van de verkeerde balans in de stimulus-responskoppelingen in dat brein'.

Mensbeeld
Van zulke conclusies schrik ik wel. Dan wordt het optimisme over de autonome mens ingeruild voor het optimisme over de hersenwetenschapper die een brein zo nodig 'repareert'. Als Lamme betoogt dat wij geen 'vrije wil' hebben – akkoord; dat had Luther ons ook al geleerd. Maar de vraag waarop ik uiteindelijk geen antwoord heb gevonden is: hebben we eigenlijk nog wel een wil? Hij stelt dat we de vrije wil hebben geconstrueerd om onverwachte variabelen in ons gedrag te verklaren: waarom een mens soms iets doet dat we niet van hem hadden verwacht. Die onverwachte beslissingen zijn volgens hem echter niet gebaseerd op onze eigen drijfveren, wensen of remmingen. Daar komen we mee aandragen, omdat we de complete geschiedenis van ons brein niet kennen. De psychologische theorie is niet compleet zonder begrippen als willen, wensen of kiezen. 'Maar met onze ware aard – ons echte ik – heeft dat allemaal niet zoveel te maken'. 
Wat voor mensbeeld rijst daaruit op? Heeft een mens nog een eigen wil? Of wordt ons leven bepaald door een voorgeprogrammeerd brein dat autonoom zijn programma's afdraait? Dat hooguit wordt gecorrigeerd en gerepareerd door kundige hersenwetenschappers? Voorlopig houd ik het er op dat deze wetenschapper ons een interessant inzicht geeft in de laatste ontwikkelingen van de hersenwetenschap, maar dat hij doorslaat als er voor de wil, het verlangen, de hoop, het geloof, de liefde en de eigen verantwoordelijkheid van de mens nauwelijks of geen plaats meer lijkt te zijn. Of heb ik hem geheel verkeerd begrepen?

Determinisme
In het derde boek, de nieuwste roman van Maarten 't Hart, geeft een schoolvriend van de hoofdpersoon ook een staaltje hedendaags determinisme te berde. 'Reduceer het bestaan tot maat en getal... alleen met maat en getal kun je rekenen. Niet dat er dan iets te doorgronden valt, want te doorgronden valt er niets, maar je zou toch, al rekenend wellicht voorspellingen kunnen doen – veel meer kun je ook niet verlangen, maar je zou dan inzien dat al wat is, logisch voortvloeit uit al wat reeds geweest is, zonder dat je met noties hoeft te werken als motieven, vrije wil, plannen, bedoelingen, schuld, boete, straf, vergelding, want dat is allemaal totale onzin'. Maar dat gaat de ik-figuur (zeg maar: Maarten 't Hart) toch te ver. Voor het geloof is er bij hem geen enkele ruimte: dat wordt – zoals in al zijn publicaties – met rationele argumenten neergesabeld. Maar er bestaat ook nog zo iets als poëzie en muziek. Hij verwacht niet dat zelfs een zeer geavanceerde computer ooit een superieure Mozartsymphonie zal kunnen vervaardigen. En op dat punt ben ik het graag met hem eens.

Naar aanleiding van:
John Boyne, Het Winterpaleis, De Boekerij, Amsterdam 2009
Victor Lamme, De vrije wil bestaat niet. Over wie er echt de baas is in het brein, Bert Bakker, Amsterdam 2010
Maarten 't Hart, Verlovingstijd, De Arbeiderspers, Amsterdam 2009

Dr. P. van den Heuvel is emeritus predikant (PKN). Hij was academiepastor en docent kerkrecht bij de kerkelijke opleiding van de NHK en is redacteur van Kontekstueel.