Skip to main content

nr1 • 2010 • Hauerwas, tegendraads christelijk ethicus

september 2010 (25e jaargang nr. 1)

 

Stanley Hauerwas – tegendraads christelijk ethicus

G.C. den Hertog

Zonder twijfel is Stanley Hauerwas momenteel één van de meest toonaan­gevende christelijke ethici wereldwijd. Maar hij is dat niet als een evenwichtige en gerijpte denker, die door de jaren heen aan een eigen ontwerp gewerkt heeft, een school om zich heen gevormd heeft en nu rustig zijn eigen spoor volgt. Nee, hij is iemand die altijd weer dwarsligt, van een andere kant komt dan je verwacht en bewust provoceert.

In de bundel Een robuuste kerk is dat alleen al af te lezen aan de titel van de daarin opgenomen korte tekst ‘Waarom homo’s (als groep) beter zijn dan christenen (als groep)’.1 Zo’n titel roept van alles aan vragen en tegenwerpingen op – en wil dat ook. Ik noem er een paar. Waarom zou je homo’s als groep willen en kunnen vergelijken met christenen als groep? Is het niet appels met peren vergelijken? Verder: Kan een groep ‘beter’ zijn dan een andere groep? Wat is dan goed, wat is beter? En: homoseksualiteit is toch het probleem – en niet christenen? Of ligt dat voor Hauerwas omgekeerd? Nu, op dat soort – soms licht geïrriteerde – reacties is Hauerwas ongetwijfeld uit.
De vraag is dus: Wat is die Hauerwas voor een man? Een stoorzender, die je soms wel even nodig hebt, maar daarna graag uitzet? Of heeft hij ook positief-inhoudelijk iets te zeggen? Zo ja, wat is kenmerkend voor zijn ethische denken? Om die laatste vraag gaat het in dit artikel.

Post-christendom
Voor de beantwoording van die vraag geef ik eerst kort de inhoud weer van twee artikelen van Hauerwas met een nog provocerender titel dan die ik al aanhaalde. Die beide artikelen laten de dwarsligger Hauerwas zien, maar ook waar het hem positief-inhoudelijk om gaat.
In ‘The Politics of Justice. Why Justice is a Bad Idea for Christians2 neemt hij de onder moderne christenen sinds de jaren zestig van de vorige eeuw wijd verbreide visie op de korrel, dat ‘barmhartigheid’ in een samenleving bevoogdend is, de afhankelijkheid van mensen in stand houdt en de roep om sociale gerechtigheid stremt en zelfs smoort. Barmhartigheid wordt dan opgevat als menselijke liefdadigheid, een dweilen bij een al dan niet bewust opengehouden kraan van onrecht. Het komt er voor maatschappijkritische christenen veeleer op aan, zélf gerechtigheid in de samenleving tot stand te brengen. Bijbelse kernwoorden als liefde en gerechtigheid, die in de Schrift primair werkwoorden zijn met God als subject, worden omgesmeed en gereduceerd tot menselijke handelingsdirectieven. Dat heil en goedertierenheid een mens kunnen volgen (Ps. 23) valt dan buiten beeld, en dat gerechtigheid vanuit de hemel toekijkt (Ps. 85) evenzeer. Wat overblijft zijn mensen, die met jeugdig-vurige geestdrift, of ook allengs verbeten en zelfs wanhopig, werken aan recht om uiteindelijk te vertwijfelen en cynisch op te geven.
Hauerwas laat er in genoemd artikel geen twijfel over bestaan dat de vraag naar gerechtigheid in deze wereld niet kan worden beslist met een direct beroep op een bijbelse ‘blauwdruk’. Hij hanteert een voor die moderne christenen vervelend argument: De dominante liberale ideologie, waarin de autonomie van het individu centraal staat, is een sta-in-de-weg voor wat in de bijbel recht en gerechtigheid heet. De in onze westerse wereld heersende liberale mensvisie is eenvoudig onverenigbaar met de sociale gerechtigheid, die we zeggen na te streven. De christelijke gemeente dient zich daarvan bewust te zijn en zich in haar ethische bezinning te concentreren op de weg die God ons wijst. Meegaan in het schema van deze wereld is een doodlopende weg.
Hauerwas is hier niet alleen maar dwarsligger – en ook een dwarsligger die een punt heeft – maar uit de weergave blijkt ook één van de belangrijkste kenmerken van zijn denken. Hij is een ‘post-christendom’-denker. Dat wil zeggen: hij denkt niet vanuit de idee van een ‘christelijke cultuur’, waarin het christendom is gelieerd met de machthebbers en dient als ondersteunende levensbeschouwing of ideologie. Het evangelie van Jezus Christus vormt een gemeente die een ‘tegen­verhaal’ leeft. Daarom spreekt Hauerwas vandaag in ons land ook zovelen aan.

Pacifistisch
In een ander artikel – ‘The Nonviolent Terrorist’ (met een al even provocerende ondertitel als het vorige artikel: ‘In Defense of Christian Fanaticism3) – schuurt Hauerwas opnieuw over de ziel van een modern christendom, als hij stelt dat de tolerantie van de huidige westerse cultuur uiterst broos is. Er zit een innerlijke leegte onder en ook een forse dot eigenbelang. Zo’n tolerantie kan zo maar omslaan in een uitbraak van ongecontroleerde woede. Het moslim-terrorisme heeft die ballonnen doorgeprikt. Uiterst tolerant en weldenkende mensen roepen ineens heel agressieve dingen richting de islam. Hauerwas betoogt, dat we in de confrontatie met het evangelie van Jezus Christus leren dat wij zelf het probleem zijn. Alleen een ‘fanatieke’ christen kan er van afzien zijn overtuigingen met geweld op te leggen aan ander(en) en is zó in staat terrorisme actief tegen te gaan.
Hauerwas is sterk beïnvloed door John H. Yoder (1929-1999), een bekende doopsgezinde ethicus uit de vorige eeuw. Yoder is in ons land bekend geworden door zijn boek De politiek van het kruis4, waarin hij niet alleen het religie- en maatschappijkritische van Jezus naar voren bracht, maar ook het geweldloze. Hauerwas betoont zich een goede leerling van hem, als hij de opstanding van Christus karakteriseert als ‘the establishment of a kingdom of forgiveness and peace’.5 In het voetspoor van Yoder stelt Hauerwas dat de gedachte dat oorlog onder bepaalde voorwaarden gerechtvaardigd kan zijn fundamentele herziening behoeft, want juist die gedachte staat ons in de weg; terrorisme is namelijk een vorm van oorlog, en oorlog bestrijd je niet met oorlog.

Een gemeenschap met karakter
Met deze benadering is gegeven, dat Hauerwas in zijn ethiek niet op zoek is naar ‘waarden’ en ‘nor­men’, die we in een min of meer christelijke cultuur met elkaar delen, om op basis daarvan de samenleving gestalte te geven. Ethiek is voor hem gemeente-ethiek, dat wil zeggen: bezinning op het christelijk leven, op de eigen wijze van het bestaan van de gemeente als lichaam van Christus. Dat klinkt nog vrij abstract. In de Inleiding op de bundel Een robuuste kerk vertellen Paul en Wallet hoe Hauerwas ooit aanwezig was op een avond, waar Enda McDonagh, een rooms-katholieke priester uit Ierland, sprak op een Amerikaanse neoconservatieve politieke bijeenkomst. Het neoconservatisme gaat ervan uit dat een mens niets beters kan overkomen dan deel uit te maken van ‘the world lead’s society’, het christelijke Amerika, en dat Amerika geroepen zou zijn christelijke waarden te beschermen en in de wereld uit te dragen. McDonagh gooide een stevige knuppel in het hoenderhok door te verklaren dat hij liever bij aids-patiënten in Zimbabwe woonde dan in Amerika en dat hij al deel uitmaakte van ‘the world lead’s society’, namelijk de kerk.
Het was Hauerwas naar het hart gesproken. Ethiek is geen kwestie van principes, maar van bezinning op concrete navolging van Jezus Christus. Je dient het Amerikaanse verhaal en het evangelie goed uit elkaar te houden. Het evangelie is geen olie op de raderen van de Amerikaanse cultuur, maar een boodschap die ons met medechristenen uit andere culturen verbindt en een nieuwe manier van leven en kijken naar en omgaan met de dingen belichaamt. Dat nieuwe geven we in een oefening van de deugden geloof, hoop en liefde vorm in de christelijke gemeenschap, die zodoende – zoals de titel van één van Hauerwas’ bundels luidt – een ‘gemeenschap met karakter’ wordt.6
Hauerwas schaart zich met zijn accent op ‘deugden’ in het koor van ethici die in onze tijd opnieuw pleiten voor een vorm van deugdethiek. In de deugdethiek staan niet normen centraal – of ook alleen maar ‘afspraken’ in de samenleving, die als piketpaaltjes fungeren, waarbinnen de mens helemaal ‘zichzelf kan zijn’. Nee, het gaat om de mens, dat die ‘deugt’. En dat spoort weer met de boodschap van het Nieuwe Testament over de ‘boom’ die goed moet zijn, wil het met de ‘vruchten’ iets wezen. Het Nieuwe Testament spreekt dan ook niet voor niets op diverse plaatsen over ‘deugd’ (Filp. 4:8; 2 Pet. 1:5). Daarmee sluit men zich niet aan bij een Grieks denken, waarin de mens de morele krachten uit zichzelf moet zien te putten en te mobiliseren en iets van zichzelf maken. Dat zou wel heel vreemd zijn, na Jezus’ scherpe discussies met de Farizeeën, die meenden goed te kunnen worden door de weg van de geboden te gaan. Nee, de basis in het Nieuwe Testament is een heel andere. De gedachte is dat, waar mensen veranderd worden door de vernieuwing van hun denken (Rom. 12:1v), door de Geest van Christus, ook hun karakters gevormd worden. Toch is er iets gemeenschappelijks in de ‘deugdethiek’ bij Grieken en christenen: het gaat niet maar om normen en regels, waarbij het menselijke innerlijk buiten schot blijft. Het gaat om de mens zelf: waaruit en waarvoor die leeft en in heel zijn doen en laten op gericht is.

Ten slotte
Het bovenstaande is niet meer dan een impressie van het ethisch denken van Hauerwas. Wie het nieuwe boek van J. Kennedy – Stad op een berg7 – met zijn pleidooi voor de kerk als ‘contrasterende gemeenschap’ leest, ziet hoe Hauerwas’ denken in ons land begint door te sijpelen. Er was ook al een voedingsbodem. Al sinds bijna twintig jaar hamert A. van de Beek erop, dat de cultuur niet christelijk is en zelfs niet kan zijn en dat we af moeten van het westerse vooruitgangsdenken.
De vraag blijft wel, of God alleen via de kerk en het geloof werkt. Wat moet een christen die minister wordt? In twee werelden denken? Kan hij zijn taak ook zien als een goddelijk beroep? Die vragen blijven er, maar het is goed ze pas weer onder ogen te zien, nadat je door de kritiek van Hauerwas bent heengegaan.

Dr. Gerard den Hertog is hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en redacteur van Kontekstueel

Noten
1. In: Stanley Hauerwas, Een robuuste kerk. De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving, Zoetermeer 2010, 223vv.
2. Stanley Hauerwas, ‘The Politics of Justice. Why Justice is a Bad Idea for Christians’, in: S. Hauerwas, After Christendom. How the Church is to Behave if Freedom, Justice, and a Christian Nation are Bad Ideas, Nashville 1991, 45-68.
3. Stanley Hauerwas, ‘The Nonviolent Terrorist: In Defense of Christian Fanaticism’, in: Didier Pollefeyt (ed.), Incredible Forgiveness. Christian Ethics between Fanaticism and Reconciliation, Leuven 2004, 85-102.
4. John Y. Yoder, De politiek van het kruis. Een weg om te gaan, Baarn 1974; vertaling van The politics of Jesus. Vicit Angus noster, Grand Rapids 1972.
5. Stanley Hauerwas, The Peacable Kingdom. A Primer in Christian Ethics, Notre Dame 19863, 87.
6. Stanley Hauerwas, A Community of Character. Toward a Constructive Christian Social Ethic, Notre Dame 19811.
7. J. Kennedy, Stad op een berg. De publieke rol van protestantse kerken, Zoetermeer 2010.