Skip to main content

nr1 • 2010 • Hauerwas, een nieuwe theologische ster

september 2010 (25e jaargang nr. 1)

Stanley Hauerwas – een nieuwe theologische ster?

H. de Leede

De Amerikaanse theoloog en ethicus Stanley Hauerwas is een plotseling verschenen ster aan het Nederlandse theologische firmament. Een richtinggevende ster in de koude nacht van kerk en theologie alhier? Of een supernova, die een enorme warmte uitstraalt maar vervolgens weer snel en voorgoed dooft? Ik weet het niet, maar houd het voorlopig op het eerste. Wie is Hauerwas, waar komt hij vandaan, wat zegt hij, wat wil hij?

Wie Hauerwas’ naam intypt op Google komt een eind. Geboren in 1940 in een Amerikaans arbeidersgezin uit Texas, met alle stereotiepen die daarin meekomen: hard werken, laag beginnen, en ver kunnen komen. Dat laatste geldt zeker van Hauerwas. Na een BA aan de Southwestern University (verbonden met de United Methodist Church) een M.A., een M.Phil. en zijn Ph.D aan Yale, en in 2001 de eer de prestigieuze Gifford-lectures te mogen houden. Hij doceerde aan universiteiten van verschillende denominaties, rooms-katholiek, anglicaans en mennonitisch. Zijn discipline is de theologische ethiek. Hij wordt wel gezien als een van de meest invloedrijke theologen in het Amerika van 1990 tot  heden. In elk geval is hij spraakmakend.

Theologische achtergrond
Waar komt hij – geestelijk en theologisch – vandaan? Hauerwas laat zich niet opsluiten in een protestants theologisch kader. Zijn leermeesters zijn velen, van Augustinus en Thomas tot Niebuhr en Barth. Hij doceerde ook aan faculteiten van verschillende denominaties. Onmiskenbaar is hij echter vooral geëngageerd in de mennonitische geloofstraditie. John Howard Yoder, een bekende en invloedrijke mennonitische theoloog, eveneens in de discipline van de theologische ethiek, was zijn belangrijkste leermeester, die voor hem blijvend ‘meer dan hijzelf’ is. Stanley Hauerwas heeft inderdaad iets van de radicale doper: dwars, tegendraads, kritisch op het bestaande instituut en de hiërarchie, anti-autoritair en tegelijk zelf nogal dominant aanwezig, niet te beroerd voor stevige oneliners. Niet bang voor weidse visies en vergaande beweringen.
Hij formuleert zijn visies in de context van de Amerikaanse protestantse kerkelijke en theologische cultuur. Vooral kritisch daarin. Dat wat in Europa de doperse kritiek is geweest op het corpus christianum en de ‘zondeval van het christendom’ met / door / na Constantijn (313), is in de USA de kritiek van Hauerwas op de al te gemakkelijke verbinding van de god van het Amerikaanse protestantisme en de God van de bijbel. Daar wil Hauerwas zijn belangrijkste punt maken. Daar zit zijn woede, daar zit zijn passie, daar zit de voeding voor zijn message. In zijn eigen woorden:
Ik houd van Amerika en ik vind het heerlijk om een Amerikaan te zijn. De energie van de Amerikanen, hun vermogen om een bestaan op te bouwen in een vaak meedogenloos land, hun natuurlijke vrijgevigheid - ik koester het allemaal. Maar ik ben ook een christen. Ik kan niet om het feit heen dat het Amerikaanse christendom onder de maat is gebleven. Daarmee bedoel ik dat de kerk er niet in is geslaagd duidelijk te maken dat Amerika's god een andere god is dan Degene die wij als christenen vereren. Als ik gelijk heb met mijn stelling dat het einde van het protestantisme in zicht is, dan komt de kerk in Amerika hopelijk in een positie terecht waarin ze niets meer te verliezen heeft. En wie niets meer te verliezen heeft, heeft alleen de waarheid nog over. Ik heb dus goede hoop dat God de kerk weer zal leren wat trouw is - zelfs in Amerika.

Wat en waartoe?
Wat zegt Hauerwas en wat wil hij? Over de eerste van deze twee vragen wil ik ook weer kort zijn. De andere artikelen in dit themanummer zijn er om dat uit te werken. Ik vat het ‘wat’ maar samen in drie punten die alle drie raken aan de ecclesiologie, in dit nummer het belangrijkste aandachtsveld in wat Hauerwas heeft te zeggen.
1. Hij bepleit een veel scherpere onderscheiding van ‘wereld’ en ‘kerk’, van schepping en verlossing. Het heil van God is verlossing, redding. De kerk is een hemelse kolonie in deze wereld.
2. Tegelijk bepleit hij geen scheiding van ‘kerk’ en ‘wereld’, van verlossing en schepping in een of andere vorm van dualisme. De kerk is ethiek, geleefde verlossing in deze wereld. De kerk is een hemelse kolonie in deze wereld.
3. De kerk is een nieuwe gemeenschap die ontstaat waar het vreemde verhaal van de bijbel, van het evangelie wordt in-geoefend in het leven van de gelovigen. Kerk is volgens Hauerwas allereerst een praktijk, een praktijk van vieren, vertellen en heiligen. Een plaats waar karakter gevormd wordt. Uitgangspunt voor kerk zijn is niet ons menselijk verlangen, onze nood of behoefte, maar de vorming / om-vorming daarvan!1
Deze drie punten brengen ons ten slotte bij de vierde vraag voor deze inleiding. Wat wil Hauerwas? Daarover een paar woorden meer, want hier ontstaat de ‘klik’ die velen kennelijk ervaren bij lezing van Hauerwas. Of ook de kortsluiting (bij anderen)2

Herkenning – gedomesticeerd evangelie
Laat ik het bij mijzelf houden. De klik die ik ervoer bij de eerste lezing van Hauerwas, en die bij de tweede lezing blijft, heeft te maken met vier punten, waar het Hauerwas om gaat en waar het bij ons niet minder op aan komt, zou ik willen stellen.

a. Gedomesticeerd evangelie
Je kunt Hauerwas lezen als een grondig protest tegen de domesticering van het evangelie in de (protestantse) kerken in de Amerikaanse context. Ondanks de scheiding van kerk en staat is de kerk in het publieke domein de ondersteuner van de publieke moraal geworden en de behartiger van het welzijn van de samenleving. Daarmee ligt het gevaar van domesticering van het evangelie heel dichtbij. In de Amerikaanse context de vervaging van het onderscheid tussen de God van Israël en de god van de civil religion. Hoe dieper de scheiding van kerk en staat wordt voltrokken, hoe meer die verleiding om de hoek ligt: als kerk de aansluiting zoeken bij de samenleving en in de cultuur om ‘relevant’ te zijn. Al snel domesticeer je dan het evangelie tot een ongevaarlijke aanvulling op wat ieder toch al weet of vindt.
Waar ligt het vergelijkingspunt in onze situatie? Ik beperk mij tot twee momenten. Veel preken spelen zich inhoudelijk af in de locus van de ethiek, de navolging, de heiliging, maar (te) los van de soteriologie. Daardoor schurken zij inhoudelijk dicht aan tegen een algemeen gedeelde visie op het goede, nette leven, en nodigen niet of onhelder uit tot het maken van het verschil. We kunnen ook kort door de bocht zeggen: een vivificatio zonder mortificatio wordt morele ondersteuning, maar noodzaakt niet tot bekering. Het tweede vergelijkingspunt waar ik aan denk, is de ambivalentie in de ook door mij toegejuichte hernieuwde aandacht voor de missionaire roeping van de kerk. Ik bedoel de ambivalentie tussen aansluiting bij religiositeit in de cultuur en confrontatie daarmee, de onhelderheid wanneer het gaat over welke g/God we het nu eigenlijk hebben en waarom de belijdenis van Jezus Christus, de Gekruisigde en Opgestane echt het onderscheid maakt. De veel gebezigde uitdrukking ‘Laat duizend bloemen bloeien’ is in theologische zin een betreurenswaardig zwaktebod. Debet daaraan is een gemis aan theologische cultuuranalyse en een gemis aan helderheid over wat nu eigenlijk kerk is. Ariaan Baan laat zien dat die theologische en ecclesiologische onhelderheid ook al zichtbaar is in het synodale belijdende beleidsstuk ‘Leren leven van de verwondering’.3

b. Het vreemde evangelie
De kerk ontstaat als gemeenschap door en rond de bijbelse verhalen, die ons vreemd zijn, en die in hun vreemdheid ons uitnodigen en uitdagen tot verandering. Het zijn de verhalen van een vreemde God (van Israël) en een gekruisigde en opgestane Heer. Dit klinkt als een open deur, maar het is verre van dat. Ik vrees dat ons kerk zijn ernstig lijdt aan een gebrek aan omgang met de bijbel en / of een gebrekkige omgang met de bijbel. Er is, zo bevestigen vele collega’s, nauwelijks meer sprake van ‘vorming van ons kennen, kijken, voelen, horen, duiden door de bijbelse verhalen’. Of – dat kan ook – de bijbelverhalen vormen niet meer, omdat we al tevoren weten wat ze betekenen: het manco van veel orthodoxie. Hier daagt Hauerwas uit tot een vrij radicale verandering in ons kerk zijn. Zijn hermeneutiek is daarbij helpend en verfrissend, omdat zij recht doet aan de resultaten van de bijbelwetenschappen en niet biblicistisch is. Dat maakt deze orthodoxie zo weldadig en vruchtbaar. 

c. Een robuuste kerk
Hauerwas raakt aan een verlangen bij veel jongere theologen en kerkelijk betrokken en deels ook leidinggevende niet-theologen in de protestantse kerken naar een ‘robuuste kerk’. Dat werd niet voor niets de titel van de bundel vertaalde artikelen van Hauerwas. Het is het verlangen naar een kerk die vitaal, getuigend, vrijmoedig in de post-christelijke samenleving staat, en daar ‘het verschil maakt’. Ook in de keuze voor een doelbewuste levensinvulling, ethiek, etc. Vanuit die gemeenschap van het vreemde evangelie het verschil maken! Ik waardeer dat verlangen positief.4 Waar het om zal gaan, is dat niet de ethiek – en zeker niet een bepaalde ethiek – leidend wordt, maar altijd blijvend volgend is. En dat helder blijft dat het gaat om de vitaliteit van de gemeenschap rond het kruis, de Heer, de gemeenschap van de Geest, die juist dat wat verschilt samenbrengt en samenhoudt rond Woord en Sacrament. Daar zal het om gaan, als kerk in een gefragmentariseerde samenleving.

d. Een sense of urgency
Wellicht dat dit ook die klik geeft bij het lezen van Hauerwas. Hij raakt aan een gevoel van urgentie bij menigeen die de kerk en de voortgang van het evangelie naar volgende generaties ter harte gaat. Zo is het in elk geval bij mij. De ecclesiologische en missionaire concepten waarbinnen mijn generatie predikant werd ‘werken’ niet meer. Je kunt er niet omheen, wanneer je goed rondkijkt en hoort. Het ecclesiologisch concept achter postmoderne bewegingen als Op Goed Gerucht is mij te onhelder en te ‘dun’. Bij een blijvende vernieuwing van de kerk door de evangelische beweging en haar spiritualiteit heb ik grote twijfels. Ze heeft (ook) geleid tot een versmalling en vooral ‘versofting’ van het christelijk geloof, dat ook velen voorgoed vervreemd heeft – en vervreemdt! – van het evangelie.
Daarom is het mij veel waard dat er naar de overzijde van de zee en de oceaan gekeken wordt. Dit net, aan de andere zijde uitgeworpen, kan wel eens tot zegen zijn. Een poosje in de leer bij Hauerwas, Brueggemann, Hays, etc. kan geen kwaad.

Dr. Bert de Leede is senior-docent homiletiek en onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit.

Noten
1. Christian community … is not primarily about togetherness. … It is about disciplining our wants and needs in congruence with a true story which gives us the resources to lead truthful lives. S. Hauerwas en W.H. Willimon, Resident Aliens: Life in the Christian Colony, Nashville, 1989, 78.
2. Zie voor dat laatste de weblog van dr. Maarten Wisse. Wisse schrijft: ‘Hauerwas’ kerk is een luchtkasteel, een hijgerig product van, jawel, het hoge woord is eruit, het pelagiaanse heiligheidsstreven dat onder zijn methodisme ligt’.
3. Ariaan Baan, Stanley Hauerwas en de PKN, of: hoe leer je leven van de verwondering? In: Gerrit de Kruijf en Wietske de Jong (red), Een lichte last. Protestantse theologen over de kerk, Zoetermeer 2010, p. 341vv. Baan laat zien hoe de nota enerzijds de kerk definieert als kerk van het Woord, en daarmee een vreemde gemeenschap in deze wereld, en anderzijds de kerk ziet als een gemeenschap van zorg en aandacht, die ingaat op de behoeften van zoekers naar zingeving, gemeenschap etc. Dan dreigt de kerk als supermarkt. Baan laat zien dat een onheldere visie op wat ‘kerk’ is, en een gebrek aan theologische cultuuranalyse zich hier wreken.
4. Ik deel dus niet de negatieve evaluatie door Maarten Wisse na zijn overigens relevante kanttekeningen bij de inspiratie die mensen bij Hauerwas vinden. Zie onder noot 2.