Skip to main content

nr1 • 2010 • Hauerwas en de kerk

september 2010 (25e jaargang nr. 1)

Stanley Hauerwas en de kerk

W. Dekker

Het denken van Hauerwas over de kerk heeft alles te maken met zijn biografie. De ouders van Hauerwas behoorden bij de methodistische kerk van Pleasant Grove, Texas. Het was een evangelicale gemeente zonder veel intellectuele bezinning, maar met een sterk accent op bekering en levensheiliging. Deze traditionele methodistische boodschap werd gecommuniceerd binnen een nogal piëtistisch kader: er viel veel nadruk op de individuele gelovige, van wie verwacht werd dat hij of zij een persoonlijke geloofservaring opdeed.

Met dit piëtisme liep Hauerwas op den duur vast. Later zou hij zelfs het piëtisme betitelen als de grootste bedreiging voor de Amerikaanse kerken, omdat het uitgaat van een sterk individualisme, dat de gelovige losweekt uit kerk en traditie. Toch trok het methodisme blijvende sporen in zijn denken; vooral het streven naar een heilige en vrome levenswandel zou Hauerwas nooit verlaten. Het kleurde blijvend zijn interesse in christelijke ethiek en zijn accenten in de bijbeluitleg.

Kerkelijke biografie
Toen Hauerwas theologie studeerde aan Yale Divinity School raakte hij onder invloed van theologen, die de tegenstelling tussen liberals en evangelicals wilden opheffen. Dit deden ze vooral door de nadruk te leggen op het narratieve karakter van het geloof in plaats van op leerstellingen en geloofservaringen. Het narratieve karakter van het geloof wil zeggen: wie de bijbel leest wordt betrokken in het grote verhaal van God en de mensen, dat doorgaat tot op de dag van vandaag. Geloven is dan een door de bijbelverhalen gestempelde way of life, waar natuurlijk ook wel ervaringen aan te pas komen en eventueel leerstellingen uit afgeleid kunnen worden, maar die laatste zijn secundair. In dit concept krijgt de kerk een heel belangrijke plaats als interpretatiegemeenschap van het bijbelse verhaal. Je kunt in ieder geval niet geloven in je eentje. Anders trap je opnieuw in de valkuil van het piëtisme. Een christen heeft de gemeenschap van de kerk nodig. Alleen in de kerk leert hij te groeien in het bijbelse verhaal.
Tijdens zijn professorale loopbaan aan de rooms-katholieke Notre Dame University in Indiana kwam Hauerwas onder invloed van een mennonitische theoloog: John Howard Yoder. Nu werd langzamerhand ook de traditie van de wederdopers in zijn denken over de kerk opgenomen. In ieder geval raakte hij ervan overtuigd dat deze traditie gelijk had met de stelling, dat geweldloosheid behoort tot de kern van de christelijke boodschap. Pacifisme is geen modegril van progressievelingen, maar behoort sinds de vroege kerk tot het hart van de christelijke ethiek. Verder leerde Hauerwas van Yoder de kerk als alternatieve politieke en morele gemeenschap serieus te nemen. Een kerk die trouw is aan de bijbelse boodschap fungeert als spiegel voor een seculiere samenleving.

Ecclesiologie hart van de theologie
Uit deze korte kerkelijke biografie wordt duidelijk dat in Hauerwas’ werk uiteindelijk de volgende accenten samenkomen en ineen vloeien: het methodistische accent op ethiek, de postliberale ontdekking van het narratieve karakter van geloven en de doperse nadruk op de kerk als contrastgemeenschap in en tegenover de samenleving. De kerk is voor Hauerwas een plaats waar het bijbelse verhaal geleefd wordt en waar mensen, bezield door Gods Geest, elkaar voorgaan in het uitleven van dat verhaal. De kerk is de plaats waar karakters worden gevormd, waar christelijke deugden worden aangeleerd en waar tegen de zonde wordt gestreden. De ecclesiologie, de leer aangaande de kerk, is daarom het hart van Hauerwas’ theologie. De gemeenschap van de kerk helpt christenen, vaak dwars tegen de heersende modes in, een waarlijk christelijk leven te leiden in navolging van hun Heiland.

De kerk als Gods nieuwe taal
Dat het denken over de kerk bij Hauerwas ten nauwste samenhangt met zijn spreken over de bijbel als het verhaal van God en mens, dat doorgaat tot op de dag van vandaag, vind ik één van de meest interessante gedachtegangen bij hem. Met zijn nadruk op de bijbel als verhaal overstijgt hij de dilemma’s die verschillende soorten christenen in verschillende kampen opsluiten: mensen die de bijbel letterlijk historisch lezen en anderen die sterke nadruk leggen op het menselijke karakter van de bijbel. Vanuit de bijbelse theologie blijkt steeds meer dat hier een onvruchtbare tegenstelling is geschapen. De bijbel is een boek, waarin geloofsgetuigen, die zelf gegrepen zijn door wat ze te vertellen hebben, op persoonlijke wijze verslag doen van door heel het volk van God gedeelde ervaringen met hun God. De tegenstelling: historisch betrouwbaar of vrije interpretatie is een valse, evenals die tussen openbaring en ervaring.
Deze waarnemingen zijn echter niet alleen voor het rechte verstaan van de bijbel belangrijk, maar eveneens voor het rechte verstaan van wat geloven is en wat kerk zijn is. Wanneer we de bijbel zien als een door gelovigen verteld verhaal over Gods bemoeienis met de wereld, dan gaat het er bij geloven vandaag om, dat wij geraakt door deze verkondiging van de bijbelschrijvers ons in dit verhaal van God en mens laten meenemen. Ik moest bij de uiteenzettingen van Hauerwas vaak denken aan de definitie, die Bonhoeffer geeft van wat geloven is: deelnemen aan Jezus’ leven, lijden en opstanding. In het verlengde hiervan is de kerk niet een gemeenschap, die de bijbel van kaft tot kaft onderschrijft, ook niet een gemeenschap die elkaar de maat neemt met strak gedefinieerde christelijke leerstellingen, maar een gemeenschap, waarin het verhaal van God en mensen wordt voortgezet, waar de omgang met God in de ontmoeting met de bijbelse verhalen wordt geoefend en waar voortdurend mensen door bekering zich in dit verhaal in laten voegen.
Hauerwas formuleert zelf het verband tussen de bijbel en de kerk als volgt: ’Het verhaal verwijst niet naar zichzelf, maar creëert een gemeente die in staat is het verhaal te continueren door aan de wereld te getuigen dat de hele schepping naar Gods goede einde toe geleid wordt. De kerk is de noodzakelijke context om het verhaal te ‘testen’… de kerk als gemeenschap vertelt het verhaal en is zelf tegelijk onderwerp van het verhaal’.
En dan komen er nog een paar pittige kernachtige zinnen: ’De kerk is daarom ontologisch noodzakelijk om op een goede manier te beseffen dat onze wereld narratief geconstrueerd kan worden. Zonder de kerk zou de wereld geen geschiedenis hebben. Zo’n bewering is geen ‘confessionele’ uitspraak, maar is de meest realistische die christenen maar kunnen doen’. (p.103,104)

Kerk en wereld
Wie zou menen dat de nadruk die Hauerwas legt op de kerk als contrastgemeenschap betekent, dat hij deze ook ziet in een sterke antithese met de wereld, heeft het mis. De kerk van Hauerwas kan moeilijk farizeïstische trekjes krijgen, omdat de kerk wel ontologisch (in haar wezen) noodzakelijk is, maar tegelijk niet ontologisch verschillend is van de wereld. Die combinatie komen we lang niet altijd tegen. Meestal, wanneer de kerk ontologisch noodzakelijk gezien wordt, ligt er ook nadruk op een ontologisch verschil met de wereld en dat is dan weer gefundeerd in een theologie, die de gelovige ziet als een ontologisch nieuwe mens, een substantieel wedergeboren iemand. Van dit soort antithese-  en wedergeboorte theologie is echter bij Hauerwas geen sprake.
Met een aanhaling van Yoder zegt hij het zelf zo: ’Het verschil tussen kerk en wereld is geen verschil tussen twee domeinen in de werkelijkheid, of tussen schepping en verlossing, tussen natuur en bovennatuur, maar tussen twee basishoudingen van mensen: diegenen die Jezus als Heer belijden, en degenen die dat niet doen… Wereld is datgene in de schepping dat de vrijheid heeft genomen nog niet gelovig te zijn… Kerk en wereld zijn dus relationele concepten: zonder dat zijn beide onbegrijpelijk. Ze zijn als reisgenoten die elkaar nodig hebben om te overleven, terwijl ze beide toch voortdurend proberen zonder de ander te overleven’. (p.109,110)

Kerk en sekte
Hauerwas is verweten dat zijn leer van de kerk sektarische trekken zou vertonen. Dit is enerzijds begrijpelijk, omdat we hierboven schreven over de sterke invloed die hij heeft ondergaan vanuit de doperse traditie. Zijn nadruk op de kerk als een contrastgemeenschap lijkt weinig ruimte te bieden aan een brede en open kerk, waar plaats is voor iedereen die op zoek is naar God of Jezus zonder daar vooralsnog een vastomlijnde geloofspraktijk aan te kunnen of willen koppelen. Anderzijds is wel duidelijk dat hij de kerk niet ziet in een volstrekte tegenstelling met de wereld: in de kerk zijn degenen die behouden zijn en de wereld gaat verloren. Integendeel, de verhouding van kerk en wereld is bij Hauerwas eerder dialectisch. De kerk onderscheidt zich duidelijk van de wereld, maar is zo juist van betekenis voor de wereld, leert de wereld dat zij wereld is en daagt haar uit tot een keuze. Tegelijk confronteert de wereld buiten de kerk ook de kerk met de wereld, die zij zelf in zich draagt.
Hauerwas heeft het verwijt van sektarisme wel hoog opgenomen. Daarom verdedigt hij zich in het laatste hoofdstuk van het boek uitvoerig. Ik geef enkele citaten, die voor mij verhelderend waren.
Als mijn werk vandaag de dag als sektarisch wordt gezien, vermoed ik dat dit komt omdat te veel christenen (uit naam van verantwoordelijkheid) in de illusie leven dat we deel uitmaken van samenlevingen waarin we ons thuis kunnen voelen. Omdat deze samenlevingen onze creaties zijn. Het vraagt verandering van sociale en intellectuele gewoontes om weer vreemdeling te zijn op plaatsen waar we eens dachten thuis te zijn. Dit kan niet anders dan een ontwrichtend proces zijn’ … ’Christenen hebben het niet nodig dat ze zich  terug  trekken. Wat ze nodig hebben is een besef van selectieve dienstbaarheid en de mogelijkheid om prioriteiten te stellen’. (p. 241)

Nederlandse context vandaag
In hun voortreffelijke inleiding op Een robuuste kerk stellen Herman Paul en Bart Wallet, dat de herontdekking van de kerk als morele gemeenschap in onze Nederlandse context van vandaag van groot belang is (p.14). Zij motiveren dat door te verwijzen naar het einde van de verzuiling, dat nu zo langzamerhand wel is aangebroken. Tot in de jaren 60 van de vorige eeuw, zo stellen zij, bood zowel de protestantse (gereformeerde) als de rooms-katholieke zuil veel gelovigen een context waarin ze konden groeien in een christelijke levensstijl. Maar wie leert christenen vandaag nog wat de navolging van Christus inhoudt op maandag, dinsdag en woensdag? Waar vinden ze voorbeelden van christenen, die hebben nagedacht over wat het christelijk geloof concreet betekent voor carrière, gezinsvorming, geldbesteding of consumptiegedrag? Hoge eisen worden daarom vandaag aan de kerk gesteld wat betreft verkondiging, catechese, vormingswerk. Telkens opnieuw zullen de bijbelse verhalen, met al hun implicaties, ontvouwd moeten worden en geconfronteerd met de verhalen die in onze samenleving de ronde doen. Maar de kerk zal ook een leefgemeenschap moeten zijn, waar zichtbaar wordt hoe geloven een alternatief is voor het doorsnee leven, dat de geseculariseerde Nederlander leidt. Kerk is kerk van de navolging. De kerk heeft geen boodschap, maar is zelf de boodschap.

Ten slotte
Wanneer ik aan het einde van deze bijdrage daar nog wat verder over mijmer, denk ik te kunnen zeggen dat ik het helemaal begrijp. Toch aarzel ik. Helemaal eens ben ik het met de kerk als oefenplaats waar de bijbelse verhalen steeds opnieuw zo worden verteld, dat wij erin betrokken worden, voor beslissende keuzes komen te staan, het alternatief met de vigerende cultuur zien etc. Echter zelfs hiervan moeten we, lettend op de praktijk van de prediking, al zeggen, dat dit maar zeer ten dele lukt. Dat ontslaat ons niet van de opgave, het verlangen en het gebed. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat de kerk slechts van tijd tot tijd, hier en daar scherp ziet waar het om gaat in de verantwoordelijkheid voor het politieke en maatschappelijke bestel. Laat staan dat ze er ook naar handelt. Altijd zijn het enkelingen geweest, die profetisch doorzagen waar het om ging en er dan ook nog naar handelden. Dietrich Bonhoeffer was zo iemand. Toch was hij zelfs in zijn ‘Bekennende Kirche‘ zwaar teleurgesteld. Intussen betekenen zulke enkelingen wel heel veel. Voortdurend inspireren ze latere generaties alert te blijven. Ik moet er niet aan denken, dat we zulke profetische voorgangers niet hadden. Maar tegelijk vragen we ons vandaag af of wij geen blinde vlek hebben voor waar het werkelijk om gaat.
Dat brengt mij opnieuw bij de vraag naar het wezen van de kerk. Dat wezen zie ik niet zoals Hauerwas in een alternatieve gemeenschap, de tegendraadse beweging van het Koninkrijk. Zo is de kerk nooit geweest en dan is de kans ook niet groot dat ze alsnog zo zal worden. Belangrijker misschien nog: daar waar de kerk dit wel wilde zijn - en dan kunnen we denken aan doperse bewegingen van allerlei kleur - lukte het ook niet. Steeds was en is er dwaling, onnodige afscheiding en politieke verdeeldheid, die totaal geen helder gezicht naar buiten toe oplevert.
De definitie van kerk is dan voor mij ook heel wat minder pretentieus: de gemeenschap waar Christus met zondaren samenwoont. ‘Gerechtvaardigde zondaren’, zoveel verder komen we niet. Intussen willen we wel verder komen, in die zin dat ons er veel aan gelegen is de wil van God op alle terreinen van het leven te verstaan. Maar dat is nog niet zo eenvoudig. Daarvoor is beraad nodig met andere christenen en ook met hen, die geen christen zijn, maar wel een gezond verstand hebben, deugdzame heidenen. De oude onderscheiding tussen de kerk als instituut en de kerk als organisme was daarom nog niet zo slecht. Op zondag is er één evangelie voor allen. Op maandag gaan we zoekend en soms vechtend bekijken wat daarvan de consequenties zijn voor het leven hier en nu.

Drs. Wim Dekker is predikant (PKN) en hoofd vorming en educatie bij de IZB.