Skip to main content

nr4 • 2011 • Sola fide - Over drijfzand en relevantie

maart 2011 (25e jaargang nr. 4)

Sola fide - Over drijfzand en relevantie

H.C. Marchand

Toen ik in 1972 vanuit het Groene Hart aankwam aan de Utrechtse academie, was ik me nauwelijks bewust van de inhoud van mijn rugzak. Het eerste Voetiusjaar werd Woelderink bestudeerd en zijn oeuvre ontleedde haarscherp mijn bagage. Ademloos las ik zijn Gevaren van de Doperse Geestestroming, zijn artikelen over het verbond, Practijk der godzaligheid. Het was een openbaring en bevrijding.

Ik zag ze zo voor me: het type ‘bevindelijke’ dominee, dat alles domineerde en de norm was waaraan prediker en prediking door de goegemeente gemeten werd. De ‘bekeerde’ man/vrouw die de gemeente onder schot hield met zijn/haar bekeringsweg en oordeel. De splitsende en scheidende kracht die dit alles op de gemeente en het kerkelijk denken heeft. Het tij in mijn geboorteplaats was inmiddels aan het kenteren ten goede. Maar deze subjectieve onderstroom was nog ruimschoots herkenbaar en de zuigende invloed had bij mij de nodige verwarring achtergelaten.

Drijfzand
Uit die tijd dateert een diepgeworteld wantrouwen tegen alles wat op een of andere manier ervaring en beleving prioriteit geeft. Of de wind nu uit orthodoxe of vrijzinnige hoek waait, uit de richting van een opgewekt happy-clappy geloof of drijvers uit de pinksterhoek, een volksachtig rtl-bijgeloof of een elitaire moderne cultuur: prioriteit voor gevoel en beleving brengt ons in drijfzand. Omdat het geloof en het Woord examen af moet leggen voor de rechtbank van de ervaring, omdat het pas waarheidsgetrouw is als het geijkt is door innerlijke beleving, omdat de vrome mens slechts een maskerade blijkt van de ongebroken zondaar. Drijfzand is het, dat keer op keer vraagtekens plaatst achter de geloofszekerheid en prikkeldraad spant rond een ruimhartig aanbod van genade. De vraag of het sola fide nog wel relevant is, heeft voor mij nooit geleefd. Het sola fide loslaten kan de kerk zich niet permitteren. En ik zeg het bewust op deze manier. De sola’s van de reformatie zijn niet het dogma waarmee ik nu de meest harmonieuze relatie heb, maar zoals de depressieve patiënt zijn lithium niet kan laten staan (maar dat ondertussen altijd dolgraag wil!), zo heb ik ervaren dat het loslaten van het sola fide niet ongestraft blijft. Niet voor jezelf en niet voor de gemeente.
Ondertussen groeide de plank Woelderink, onmiddellijk aangevuld met Kohlbrugge. Virtuoos op de ene snaar van de rechtvaardiging. De man die zonder aanzien des persoons de moed had alle vroomheid bij het oud vuil te zetten en ruimte schept voor Christusprediking. In mijn boekenkast staan ze vanaf de studietijd gebroederlijk naast elkaar.Tijdens de jaren in de gemeente tikt een van beiden me regelmatig op de schouder met de vraag of het geen tijd wordt om de prioriteiten te herzien. De panelen willen nu eenmaal altijd schuiven…..

Waarde
De verhuizing naar een gemeente in Groningen maakte nog iets heel anders duidelijk. Wat geen prioriteit heeft, is nog wel waardevol. Om te beginnen was het geloofsleven in Oost-Groningen sterk Saksisch gestempeld. Doperse stromingen, als in het westen, kwam je daar in de kerk nauwelijks tegen. Verbond, kinderdoop, een heilszekerheid op het sterfbed, die ik aanvankelijk (hoe kon ik anders met mijn achtergrond!) wat verdacht vond, maar op den duur meer en meer ging waarderen. Een ruime avondmaalsgang die je in eerste instantie meende te moeten bestrijden met een fors aangezette voorbereidingspreek. Daar begrepen ze geen zier van. Zij hoorden slechts wat westers-doperse folklore, interessant, maar hen ten enenmale vreemd. Het Woord had een centrale plaats, de aanvechting van de Boze was hen bekend, maar zonder te ontaarden in een twijfelcultuur die de prediking onder druk zette. Kortom, hier kwamen beleving en spiritualiteit terug en werden in een positief licht geplaatst.
Dat geloof en gevoel altijd concurrenten moeten zijn, raakte ik hier kwijt en daarmee ontdekte ik de waarde van de beleving voor het geloof en de kerk. Ik ging begrijpen wat Van Niftrik zei - dat de kerk niet zonder een scheut piëtisme kan - en ging Van Ruler lezen. Met name zijn artikelen over de bevinding, waarvan ik eerder dacht dat hij die zo opschreef, omdat hij de doperse stroming onderschatte. De lyrische wijze waarop hij schreef over het legale experiment van de Nadere Reformatie, vond bij mij dermate weerklank dat ik me zelfs in hun schrijvers ging verdiepen. Maar dat was toch een brug te ver, het bracht me wel bij Calvijn en die ben ik tot op vandaag trouw gebleven. In Calvijns  pneumatologie vormen de rechtvaardiging en het sola fide het sluitstuk van het christelijk leven. De prediking van de vrijspraak door Christus staat centraal en zij geeft de volle ruimte aan een volwaardige plaats voor het geloofsleven met zijn ups en downs.

Beweging
Ben je veranderd op het punt van het sola fide als je kijkt naar je eigen ontwikkeling, luidde de vraag van de redactie. Je moet wel tot het gilde van de senioren behoren voor ze zo’n vraag aan je stellen! Nu is het lastig een uitzichtpunt te vinden waarbij je je eigen denken en voelen kunt overzien. Op het gevaar af dingen op te blazen, te bagatelliseren of over het hoofd te zien, waag ik een worp.
In Utrecht heb ik de waarde van het sola fide ontdekt als een bevrijding, in de gemeente heb ik  leren luisteren naar wat er leeft in de harten en dat aan de orde te stellen in prediking en pastoraat. Maar daarbij is de prioriteit toch niet verloren gegaan. Al is dat wel een gevecht. Blader ik oude preken door, dan zie ik vaak een thematisch-piëtistische benadering. Je nam een thema als zekerheid of twijfel, angst of identiteit, schuldgevoel, enzovoorts. En zocht daarbij teksten die er op in gingen. Daar is niets mis mee, maar op den duur bevredigde me dat toch niet en het duurde even voor ik ontdekte hoe dat kwam. Je gaf zo het volle pond aan de levensgeschiedenis van je gemeenteleden en van jezelf, maar  daarmee deed je het historisch karakter van de Schrift ernstig tekort. Nu was dat keurig in de neo-vrijzinnige lijn van een Bultmann en Linden, waar het piëtisme als een kameleon in mee ging. (Lees Hamanns biografie van Bultmann, hoe hij na alle ontmythologisering van het nieuwe testament tot op hoge leeftijd samen met zijn vrouw de dag begint en eindigt met een lied van Paul Gerhardt!) De historische laag werd van de Schrift afgepeld en vervangen door de beleving van de hoorder. Je stond als het ware aan de lopende band van een piëtistisch gevoelsleven en voegde telkens als er wat langskwam een schroefje van de Schrift toe. Maar daarmee ging de lopende band meer en meer de agenda bepalen. En de Schrift dreigt een piëtistische grabbelton van bon mots te worden. Ik ben me er van bewust dat dit alles er wat gechargeerd staat, maar zo heb ik het wel beleefd.

Van Duits naar Engels
In mijn boekenkast stond een rij Duitse en Nederlandse commentaren, die sinds de tachtiger jaren mondjesmaat werd aangevuld. Voor mijn gevoel had ik zo ongeveer het meeste wel! Vanaf het midden van de negentiger jaren kregen zij plots opvallend gezelschap. Het begon met J.P. Sanders (mij ernstig aangeraden door de al hoogbejaarde, maar theologisch nog zeer pientere dr. Theo Fredrikse in Ermelo, hij had nog bij Barth in de collegebanken gezeten!) die de Duits-lutherse exegese op zijn kop zette en vanaf dat moment gevolgd werd door namen als James Dunn en Walter Brueggemann, die al spoedig het veld van de exegese beheersten. Tot op vandaag staan de Duitse exegeten naar mijn besef met de mond vol tanden. Terwijl James Dunn c.s volgens mij maar een ding doen: zij vertellen het bijbelverhaal weer met aandacht voor de historische context. Daarmee geven ze het zijn eigenheid terug en krijgt de Schrift de prioriteit in de verkondiging, waaraan de kerk sterk behoefte heeft. Bijbelboeken bestuderen wordt weer fris en nieuw, lectio continua zinvol voor prediker en gemeente. En denk niet dat daarbij het leven en de beleving te kort komt. Bij deze Engelse stroom van commentaren hebben zich voor mij de Joodse exegese en het Joodse denken gevoegd.
Maakte ik in mijn eerste gemeente een preek, dan las ik daartoe bijna uitsluitend Duits. Nu is het voornamelijk Engels. Ik heb dit beleefd als een toepassing van het sola fide. Overgeleverd aan de eigen beleving zit de mens opgesloten in zichzelf. De Schrift die spreekt is de Stem van de andere zijde. Ootmoedig waken bij dit eeuwige Woord betekent luisteren naar dit Woord van gene zijde. Waken dat wij haar niet dwingen tot buikspreken.

De druk van de beleving
Ten slotte is er nog een item dat niet genoemd is, maar wel van groot belang is. Het gevoels- of ervaringsleven is niet alleen maar verbonden met het geloof. Het is ook verbonden met de tijdgeest. Het gevoel is de poort waardoor de tijdgeest binnenkomt, het is het papier waarop de tijdgeest zijn stempel zet, het is ook het middel waardoor wij ons een voelen met de tijd waarin wij leven. Toen ik als student in Utrecht aankwam, was ik gegrepen door het existentialisme van Sartre, De Beauvoir, Camus. De visie op mens en samenleving die zij in hun romans en filosofie verwoorden is allang weer verbleekt. Zij was gebouwd op de ervaring dat de hemel leeg was en de mens ‘geworpen in dit bestaan’ en gedwongen zelf zin aan zijn leven te verlenen. Ik geloofde dat niet, want ik was gewoon een orthodox jongetje, maar ik ervoer en voelde het wel zo. Ik herinner me de schok toen ik als 16-jarige dit voor het eerst onder ogen kreeg en het herkende. Sartre ontleedde mijn beleving van de werkelijkheid. De enkele keer dat vanaf de kansel aandacht aan Sartre besteed werd, geschiedde dat meestal op de wijze van de inquisitie. Daar werd je ook al niet vrolijk van. Er was nauwelijks aandacht voor de problemen die hij stelde, het levensgevoel dat hij verwoordde en de antwoorden die hij formuleerde.
Het is tegenwoordig niet anders. Het is wat naïef om de beleving alleen ter sprake te brengen als bevinding van het geloof, terwijl er op de hard disk van die beleving al zoveel materiaal is opgeslagen van deze moderne tijd. Soms lijkt het wel dat het geheugen van onze beleving vol is, en het evangelie er gewoon niet bij kan. Dat herkennen en erkennen, zal van levensbelang zijn. Ook al omdat ons gevoelsleven erdoor gestempeld is. En dit modern gestempelde gevoelsleven eist van het geloof belevingen, die ze gewend is te ontvangen van pc, internet, tv en muziek. Een multimediale totaalbeleving waarbij alle zinnen worden aangesproken. De druk van de beleving op de kerkdienst is buitengewoon groot. Welke goede filosofen kunnen ons de weg wijzen naar het huidige levensgevoel? Weersta de goedkope korte termijn visie van de columnisten.

Ten slotte
Ik ben er diep van overtuigd dat ook in dit huidige levensgevoel de rechtvaardiging en het geloof, de prediking van Christus die de zondaar vrijspreekt uit genade, broodnodig is. Zoals Miskotte halverwege de dertiger jaren van de vorige eeuw in zijn preek over de verloochening van Petrus, ‘Bij de gratie Gods’, het sola fide op de hoogte van de geest van de dertiger jaren wist te brengen. Dat zal opnieuw nodig zijn. En psalmen blijven zingen, God verhoede het dat we die spiritualiteit zouden verliezen. De psalmen drukken het diepst van ons mens zijn uit, zonder ons prijs te geven aan de demonen van de tijd.                                              

Drs. Huib Marchand is predikant (PKN) te Nieuwerkerk a/d IJssel, mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.