Skip to main content

nr6 • 2023 • Boeken vol zorg om ons leven en sterven

37e jaargang nr.  6 (juli 2023)
thema: Zomernummer

Gert de Goeijen
Laatst geboekt
Boeken vol zorg om ons leven en sterven

Op gezette tijden proberen we als kerken in ons dorp aandacht te geven aan – in onze ogen – interessante sprekers of schrijvers. Zo was begin juni Esther van Fenema (1980) bij ons te gast naar aanleiding van haar boek Het verlaten individu. In oktober willen we, samen met medewerk(st)ers uit de zorg, aandacht besteden aan het boek Leven toevoegen aan de dagen van Sander de Hosson (1978).

Over het eerste boek hangt een klamme deken van somberheid, terwijl het leven ons tegemoet spettert. In het tweede boek tintelt de dankbaarheid, terwijl de dood om de hoek loert.

Boek 1: vol zorg om ons leven
Het verlaten individu is een persoonlijke zoektocht van de schrijfster, die psychiater is, naar de vraag hoe het komt dat we zijn wie we zijn in onze cultuur. Ze zet stevig in. Na de waaromvraag uit Psalm 22:1 schrijft ze: ‘Het verlaten individu is overal. We lijden aan eenzaamheid, onzekerheid, somberheid, vertwijfeling en angst. Mensen die zich verlaten voelen, geen houvast ervaren en letterlijk niet meer weten waar ze het zoeken moeten.’ (p. 7) Daarom consumeren we excessief, waardoor we ons nog leger voelen, denken we ‘God’ te zijn en overal recht op te hebben zonder verantwoordelijkheid te willen dragen, zijn groepsstructuren weggevallen en hebben onze driften (de hoofdzonden!) vrij spel.

Opbouw
De zeven hoofdzonden worden in zeven afzonderlijke hoofdstukken besproken, steeds volgens eenzelfde stramien: introductie, cultuur (voorbeelden uit de Bijbel, Griekse mythologie, literatuur, film, muziek en haar spreekkamer), praktijkvoorbeelden, het individu en de betreffende hoofdzonde, de samenleving en de betreffende hoofdzonde, en vervolgens een conclusie. Mede door de heldere opbouw en de vele (actuele) voorbeelden leest het boek als een trein, al heeft het ook iets vermoeiends om pagina na pagina te lezen wat wij met elkaar niet goed doen. Een zware preek is dan toch opwekkender! Tijdens haar ontmoeting vertelde Van Fenema dat er ook binnen de kerken veel belangstelling is voor haar boek. Ik vermoed dat dit zo is omdat ze de Bijbel ruimhartig citeert. Ik heb wel de indruk dat dit bij haar meer uit culturele- dan uit geloofsbetrokkenheid gebeurde. Ik vind de Bijbelgedeelten die ze koos soms treffend, andere keren liet ze ‘juweeltjes’ liggen.

Grensvlak
Het is fascinerend om iets te lezen over de mensen die zij in haar werk als psychiater ontmoet. Veel predikanten zijn in hun pastoraat ook steeds meer op het grensvlak van psychiatrie, pastoraat en cultuur bezig. Mensen kunnen vastlopen met geloofsvragen, omdat ze nogal eens zingevingsvragen blijken te zijn, of omdat een leef- of gedragspatroon schuurt met een verlangen. Dikwijls zijn het gevoelige mensen. De casussen die Van Fenema weergeeft roepen bij mij wel de vraag of er een relatie tussen hoofdzonde(n) en psychiatrische problematiek ligt, en zo ja, hoe en wanneer dan? Want zonde is een theologische duiding en hoofdzonden treffen we onder ons allemaal aan, ongeacht of we nu wel of niet bij een predikant of psychiater in de spreekkamer zitten.

De zeven hoofdzonden
‘Het individu van nu heeft zich overgegeven aan hoogmoed, luiheid, hebzucht, onmatigheid, lust, woede en afgunst. Het onbehagen dat we ervaren komt voort uit de illusie dat we God zijn en ongelimiteerde keuzevrijheid hebben, terwijl we ons diep van binnen machteloos voelen en weten dat we echte keuzevrijheid zijn kwijtgeraakt. Pas wanneer we onderkennen dat het letterlijk zonde is om in leegte te leven, zijn we in staat om verandering te bewerkstelligen en weer mens te worden.’ (p. 253) Ik noem hier – in telegramstijl – een aantal typeringen van Van Fenema van de hoofdzonden in onze tijd, met daarbij één van de Bijbelgedeelten die ze noemt.

  • Hoogmoed: te veel liefde voor jezelf, maskeren van innerlijke kwetsbaarheid. Omdat we zelf ‘God’ zijn geworden menen we overal recht op te hebben, zonder verantwoordelijk te willen zijn. (Genesis 3:1-7)
  • Luiheid: gebrek aan zorgzaamheid voor of gevoelloosheid over bepaalde zaken. Het goede te weinig liefhebben. Staat lijnrecht tegenover moed. (Tal van teksten uit Spreuken)
  • Hebzucht: de meest opzichtige hoofdzonde nu. Het ontspoorde verlangen naar macht, rijkdom of bezit ten koste van de ander. ‘Inmiddels is de ‘verzorgingsstaat’ er voor de grote ondernemingen en hun topmannen en zijn de flexwerkers van de onderkant kansloos.’ (p. 111; 1 Timoteüs 6:9-10)
  • Onmatigheid: gulzigheid, onbegrensdheid op tal van vlakken. ‘De hoeveelheid schermtijd hangt samen met een verhoogd risico op depressie, eenzaamheid, gevoelens van leegte, slaapproblemen, een negatief zelfbeeld, suïcidaliteit, verminderde sociale vaardigheden en afgenomen concentratie.’ (p. 130; Filemon 3:18-19)
  • Lust: seks en lustgevoelens zijn uit de relationele sfeer gehaald en ‘geluksproducten’ geworden. Niet de verbinding met de ander, maar de persoonlijke bevrediging staat centraal, met alle ontsporingen van dien. We zijn God en willen onze driften onbegrensd kunnen uitleven. (Hooglied)
  • Woede: gezonde woede is woede over onrecht. Niet alles is ‘leuk’. Maar nu is veel woede ‘gekrenkte eigenwaarde’ (een gebrek aan erkenning wie we zijn) die destructieve vormen kan aannemen als ze langdurig wordt onderdrukt. (Sefanja 1:14-18)
  • Afgunst: geperverteerde liefde. Naastenliefde verheugt zich over het welzijn van onze naaste, terwijl afgunst erover treurt. (Genesis 4)

De leegte
‘God schiep de wereld vanuit de leegte en het is de mens die dezelfde wereld nu afbreekt, waardoor de leegte opnieuw tastbaar wordt.’ (p. 12) Voor Van Fenema is ‘leegte’ de achtste hoofdzonde: we zijn onszelf als God gaan zien, zonder de bijhorende verantwoordelijkheid te willen dragen. Overal hebben we recht op en we verwaarlozen de ander en de wereld. We denken dat goed en kwaad niet meer bestaan. Van Fenema citeert hier uit de Openbaring van Johannes over de antichrist.

Diagnosticeren en… relativeren?
Verschillende keren in haar boek zoekt de schrijfster naar een soort ‘therapeutisch narratief’: wat kan ons als mensen verbinden om samen uit deze somberheid te komen? Ze weet hier niet goed raad mee, want het boek eindigt op een wijze die mijns inziens haar hele boek ontkracht: ‘Ik dronk ooit een kopje thee met de bekende hersenonderzoeker Dick Swaab. Toen ik hem deelgenoot maakte van mijn dystopische gedachten glimlachte hij haast mysterieus en sprak me geruststellend toe: “Ach, de mens vindt altijd wel weer zijn weg uit de ellende. Dat zit nou eenmaal in onze genen, naast alle narigheid”.’ (p. 277)
Een weg vinden uit de ellende? Dat is: diagnosticeren en… bekeren! Daartoe daagde Van Fenema ons als kerken trouwens wel toe uit: om onze cultuur te blijven confronteren door niet alleen om ons heen te kijken, maar vooral ook omhoog te kijken.

Boek 2: vol zorg om ons sterven
Sander de Hosson, longarts in Assen en medeoprichter van een centrum voor palliatieve zorg en stervenszorg, vertelt – door middel van de stijlvolle en rustige schrijvershand van Els Quaegebeur – in Leven toevoegen aan de dagen wat er met je kan gebeuren als je het slechte nieuws krijgt dat je ongeneeslijk ziek bent tot het moment van je laatste adem. Ik vind het een verrijkend boek, temeer omdat we ook in dit boek tal van verhalen aantreffen over patiënten van De Hosson.

Palliatieve zorg
Vermoedelijk denken we dat palliatieve zorg slaat op de zorg in de laatste levensfase van ernstig zieke mensen. Maar deze zorg begint al op de dag dat iemand hoort dat hij een dodelijke en ongeneeslijke ziekte heeft. Deze zorgperiode kan dus lange tijd duren. Ze heeft een holistisch karakter, dat wil zeggen: ze is gericht op lichamelijke zorg (welke behandeling kunnen we bieden om het leven zinvol te verlengen?) en op psychische zorg (is er sprake van depressie? Angst voor de dood? Ontkenning?). En ze heeft oog voor sociale aspecten (hoe is het met de omgeving van de patiënt: is er aandacht voor de familie, mantelzorger?) en voor zingevingsvragen (hoe zorg je voor een zinvol bestaan, terwijl je ernstig ziek bent?). In de Advance Care Planning-gesprekken komen deze aspecten aan de orde, waarbij ook de grenzen van de geneeskunde een onderwerp zijn: wat is medisch gezien nog zinvol en ethisch verantwoord?

Uitbehandeld?
In het eerste hoofdstuk, getiteld ‘Uitbehandeld bestaat niet’, citeert de schrijver een wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat patiënten die hoogwaardige palliatieve zorg krijgen gemiddeld drie maanden langer leven. ‘Zo worden er zowel dagen aan hun leven toegevoegd als leven aan hun dagen.’ (p. 20) Drie maanden lijkt niet veel, maar het is wel evenveel als een immuuntherapie die aanslaat. ‘Mijn ervaring is dat als mensen ziek zijn, het des te belangrijker is dat ze hun dagelijkse dingen gewoon blijven voortzetten. Ze willen hun eigen wereld behouden, het zelfvertrouwen dat ze daarop kunnen rekenen, en dat zij zelf nog iets bijdragen aan die wereld, aan de mensen in die wereld. (…) Je voelt je sterker als je het idee hebt dat je ertoe doet. Dit is de essentie van palliatieve zorg.’ (p. 84-85)

Palliatieve sedatie
Onlangs stond in de krant dat mensen steeds vaker aan het eind van hun leven in slaap worden gebracht door middel van palliatieve sedatie. Komt dat doordat we het stervensproces naar onze eigen hand willen zetten? Of speelt stervensangst een rol? Het doel van palliatieve sedatie is echter, schrijft De Hosson, om het bewustzijn van patiënten die ondraaglijk lijden te verlagen. Een arts is gebonden aan de Richtlijn Palliatieve Sedatie die stelt dat patiënten stervende moeten zijn, met een levensverwachting van maximaal twee weken en lijden onder een syndroom dat niet op een andere manier te bestrijden is. Ook over de verwarring rond het toedienen van morfine geeft het boek helderheid.

Praten over de dood
Het boek is een waardevolle ondersteuning van de Sire-campagne ‘De dood, praat erover, niet eroverheen’ van een paar jaar geleden. Praten over de dood verhoogt de kwaliteit van leven. We moeten de dood niet gaan medicaliseren, maar menselijk houden. Er worden goede dingen geschreven over autonomie, zelfbeschikking en eigen regie, terwijl we het relationele en spirituele proces van sterven vergeten.
Het boek van De Hosson is een prachtige aanvulling, of beter gezegd: correctie op het boek van Van Fenema. Niet in het grootse en meeslepende ligt de kwaliteit van ons leven, maar in het durven leven met de dood voor ogen. Dan ervaren we dat het (vooral) de kleine dingen zijn die het ‘m doen.

Esther van Fenema, Het verlaten individu. Waarom voelen we ons zo leeg? (Amsterdam: Prometheus, 2022);
Sander de Hosson, Els Quaegebeur, Leven toevoegen aan de dagen. Van slechtnieuwsgesprek tot laatste adem en rouw – hoe een stervensproces verloopt (Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2023).

G. de Goeijen is predikant van de Hervormde Gemeente Den Ham en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

  • Hits: 54