Skip to main content

nr5 • 2023 • Bang voor hermeneutiek?

37e jaargang nr.  5 (mei 2023)
thema: Gereformeerd belijden nú

Jeroen Hagendijk en Arjan Markus
Bang voor hermeneutiek?
Een pleidooi voor hermeneutisch bewustzijn

Zevenendertig jaar geleden ervoeren de oprichters van dit blad dat de tijden waren veranderd. Anders dan de decennia daarvoor werden de vragen, uitdagingen en mogelijkheden van hun tijd sterker opgedrongen aan het gereformeerde belijden. Nieuwe wetenschappelijke methoden en culturele veranderingen drongen zich luider op. Sommige gereformeerden doken als reactie in hun isolement en trokken zich terug. Anderen gaven zich klakkeloos over en ‘vlogen links uit de bocht’.

De inzet Kontekstueel was een tussenweg. De oprichters wilden zich niet terugtrekken uit de nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap en de maatschappij, maar tegelijk was de gereformeerde traditie hen zo dierbaar, dat zij deze niet wilden conformeren aan nieuwe stromingen. Onderdeel van de inzet vanaf het eerste nummer was de zoektocht naar een eigentijdse vorm voor een gereformeerde hermeneutiek. Professor Cornelis Graafland ging de uitdaging op verzoek van de redactie aan. Al in het eerste nummer van ons tijdschrift stond zijn bijdrage ‘Op zoek naar een gereformeerde hermeneutiek’. Daarin zet hij zichzelf vooral af tegen het moderne levensgevoel dat onder invloed van het Verlichtingsdenken de mens en zijn gevoelens en ervaringen als uitgangspunt neemt.

Briefwisseling
Acht jaar later, in 1994, schreven Cornelis Graafland en Wim Dekker elkaar een reeks gepubliceerde brieven waarin zij samen zochten naar een beter doordachte, gereformeerde hermeneutiek. Bert de Leede, die een inleiding op deze briefwisseling schreef, benoemt dat de grondhouding in de gereformeerde gezindte ten aanzien van het moderne, wetenschappelijke Bijbelonderzoek kritisch en afwijzend is. Maar Graafland merkt ook op dat men in de gereformeerde gezindte toch min of meer met de resultaten van dat gewraakte Bijbelonderzoek werkt. ‘Dat gebeurt meestal zeer eklektisch en weinig bereflekteerd.’ De inzet van de briefwisseling was dus de een ‘bereflecteerde’ hermeneutiek. Wim Dekker was student geweest bij Graafland en daagde zijn docent op respectvolle wijze uit om de historisch-kritische Bijbelwetenschap te omarmen. Dekkers ervaring was dat de moderne Bijbelwetenschap iets is waar je door Gods genade doorheen groeit. De geloofsleer wordt geloofsgeheimenis. Het gaat niet meer om de leerstellige waarheden van het gereformeerde belijden, maar je ontdekt de kracht van Gods Woord doordat wetenschappelijke inzichten nieuwe betekenissen van de Bijbeltekst zichtbaar maken. Zo zijn de tien plagen in Egypte niet zomaar tien plagen waarmee de farao gestraft wordt, maar zijn het tien plagen die één voor één gehakt maken van de goden van Egypte. Dit is dan een aanleiding om op een nieuwe manier iets over God te zeggen in onze tijd. Professor Graafland is blij voor Wim Dekker dat hij op deze manier nieuwe geloofsbetekenis vindt, maar is zelf veel terughoudender in zijn omgang met de moderne Bijbelwetenschap. Hij verbindt deze wetenschappelijke methoden nauw aan het Verlichtingsdenken en beschouwt het daarmee als weer een nieuwe poging in de geschiedenis van de mens om los van God te komen.

God achter of in de Schrift?
Het verschil tussen Graafland en Dekker wordt het scherpst wanneer zij schrijven over het gezag van de Schrift. Zonder er allerlei dogmatische termen op te plakken (zoals mechanische of actualistische inspiratietheorie) komt het onderscheid hierop neer: Dekker beargumenteert dat God zich in de tijd heeft geopenbaard aan mensen. Deze heilige openbaring is later door hen doorverteld aan volgende generaties. Uiteindelijk zijn deze woordtradities op Schrift gesteld. Dat is een door en door menselijk gebeuren geweest, maar ook het werk van de Geest.
Graafland vindt de ruimte tussen de Godsopenbaring en de Schrift bij Dekker te groot. Juist de nabijheid van God, door de Bijbel te ontvangen als het letterlijke Woord van God, is hem dierbaar. Het gaat hem daarbij om het gebeurenkarakter van de openbaring. Hij vindt dat de Schrift bij Dekker ten aanzien van de openbaring een secundaire rol inneemt. Hij schrijft:

Daarin kan ik me helemaal niet vinden. Want voor mij is de Schrift zelf ook volledig component in ditzelfde openbaringsgebeuren. Tot op de letter toe. Daarom is die ‘letter’ van de Schrift mij zo heilig. Daarin voel ik mij verbonden met de vaderen, die de verbale inspiratie hooghielden.

Je zou kunnen zeggen dat het verschil tussen Dekker en Graafland is dat de eerste God achter de Schrift plaatst (en sturend in de totstandkoming ervan) en de tweede God letterlijk ín de Schrift hoort spreken en die nabijheid hem als gelovige dierbaar is.

Dertig jaar later
Bijna dertig jaar na deze briefwisseling is het de vraag of de bakens inmiddels zijn verzet. Wij denken dat het vandaag de dag nog steeds, en misschien wel meer dan ooit, van groot belang is om te pleiten voor een ‘bereflecteerde’ hermeneutiek. Onze indruk is dat de meeste predikanten en theologen die zich met de gereformeerde traditie verbonden weten in de exegese de resultaten van de Bijbelwetenschappen meenemen inclusief de vruchten van de historisch-kritische methode. Net zoals dat gebeurt in veel gebruikte commentaarseries die gelieerd zijn aan de evangelical-hoek, zoals de World Biblical Commentary (WBC) en de New International Commentary voor het Oude en Nieuwe Testament (NICOT en NICNT). In deze commentaarseries wordt op een vrijmoedige manier deelgenomen aan de historisch-kritische discussies en de argumentatie van de hedendaagse Bijbelwetenschap. De resultaten daarvan worden niet weggezet, maar serieus genomen en in een eigen afweging voor een deel overgenomen. Zonder daarbij zomaar vooronderstellingen vanuit de Verlichting over te nemen, zoals het bij voorbaat niet-historisch verklaren van elk wonder of het uitschakelen van de mogelijkheid van het ingrijpen van God.
Daarnaast voelen deze predikanten zich thuis bij de zogenaamde canonical approach (van Brevard Childs), waarbij historisch-kritische inzichten worden geaccepteerd, maar er voor de exegese van de tekst wordt uitgegaan van de tekst zoals die er nu ligt. Dogmatisch gezien betekent dit dat de inspiratie door de Geest wordt opgevat als de sturende invloed van de Geest op heel het menselijke ontstaansproces en dat daarom de huidige tekst Gods Woord is voor ons vandaag.
Door de scholing in de exegese van de Bijbelwetenschappen en door de academische vorming hebben veel theologen – en ook zij die zich verbonden weten met de gereformeerde traditie en met Kontekstueel – een ontwikkeld hermeneutisch besef. De inzichten van de Bijbelwetenschappen maakten hen bewust van de vreemdheid van de tekst, de context van toen, de intenties van de auteur en van de eigenheid van het genre. De Bijbelwetenschappen en de academische vorming zorgen voor het besef van de gekleurdheid van hun eigen interpretatiekader.

Hermeneutisch besef
Het lijkt ons niet meer mogelijk om dit soort inzichten als theoloog naast je neer te leggen. Dat kon bij de oprichting van Kontekstueel al niet, maar vandaag de dag helemaal niet meer. Toch zijn er theologen, die in kerkelijke context weinig blijk geven van hermeneutisch besef. Duidelijk blijkt dat bij discussies over vrouwelijke ambtsdragers en helemaal in het hedendaagse gesprek over homorelaties. Zij spreken onbekommerd over hun eigen interpretatie van de Schrift als ‘schriftgetrouw’, of ‘gereformeerd’ of als ‘onderdeel van het belijden’, alsof er geen theologen zijn die ook staan in de traditie van de Reformatie en trouw willen zijn aan de Schrift en komen tot een andere interpretatie en toepassing van Bijbelgedeelten.
Een recent voorbeeld van argumentatie waarbij hermeneutische vooraannames onbenoemd blijven en de eigen interpretaties gelijkgesteld worden met het belijden en met DE boodschap van de Schrift, is te vinden in de handreiking van de Gereformeerde Bond over de betekenis van het huwelijk (Waarheidsvriend van 9 maart 2023). Wat in de handreiking gebeurt is dat er van Genesis 2 regelrecht wordt geredeneerd naar het heterohuwelijk als enige en exclusieve relatie door God de Schepper ingesteld. Vervolgens wordt dit als onderdeel van het belijden gezien omdat we belijden dat God Schepper is. Hier wordt echter niet expliciet gemaakt dat de ontologische orde (de orde van hoe het is) wordt opgevat als een morele orde (de orde van hoe met moet zijn). Dat is een opvatting die niet zomaar uit Genesis 2 komt weggelopen. Natuurlijk heeft deze interpretatie oude en respectabele papieren. Ook Paulus kent deze interpretatie, al is deze bij hem zeker niet zo massief en eenduidig als de dogmatische opvatting dat de scheppingsorde een morele code is. Bovendien lijkt Paulus ook nog een andere orde te kennen, de orde in Christus. Nu is het niet onze bedoeling om deze discussie hier te voeren, waar het ons om gaat is dat de opvatting van de scheppingsorde als morele orde niet de enig mogelijke toepassing van Genesis 2 is en dat er Bijbelgetrouwe theologen zijn die een andere interpretatielijn volgen. Het hermeneutisch besef dat je denkend vanuit de scheppingsorde als morele norm de Schrift leest met een specifiek dogmatisch interpretatiekader, blijft achterwege. In een handreiking over het huwelijk kan dit niet onbenoemd blijven en kan de eigen interpretatie niet bij voorbaat gelijkgesteld worden met Gods zienswijze.

Groot risico
Wijzelf weten ons sterk verbonden met het sola scriptura en het tota scriputura van de gereformeerde traditie en het geloof in de Schrift die normerend is omdat wij het lezen als Woord van God. Juist vanwege deze verbondenheid zouden wij het hermeneutisch bewustzijn willen vergroten om zo de uitersten te vermijden: van een enerzijds objectiverend ‘er staat toch wat er staat’ en anderzijds onbekommerd subjectivistisch inlezen van je eigen intuïties.
Bij beide uitersten is de overeenkomst dat hermeneutische processen niet onderkend worden. En bij beide uitersten is het risico bijna onontkoombaar dat men een bepaalde cultuur (die van vandaag of die van een eeuw of langer geleden) in de Bijbel inleest of dat men de Bijbel leest vanuit de onderbuik. Dan volg je in feite je eigen gevoel en je eigen belangen, en erken je juist niet Jezus als Heer en het gezag van de Bijbel als Woord van God. Je gaat niet uit van ‘alleen de Schrift’ en ‘heel de Schrift’, maar je gaat uit van de standpunten waarmee je de Schrift leest, alleen heb je dat niet of nauwelijks door.
Het is belangrijk dat ook gemeenteleden hier meer van meekrijgen. Wat hier vaak tegenin gebracht wordt, is dat de gewone man of vrouw in de kerkbank dit niet zal begrijpen. Maar dat bezwaar is niet in de geest van de reformatoren, tegen wie destijds ook gezegd werd dat het kerkvolk te dom zou zijn om zelf de Schrift te lezen in hun eigen taal. Onderschat nooit het kerkvolk en breng ze hermeneutisch bewustzijn bij. Het komt nu te vaak voor dat wij in de stadscontext van Delfshaven jonge mensen ontmoeten die ervan uitgaan dat de Bijbel samenvalt met bepaalde opvattingen waarmee zij vastlopen en vervolgens de Bijbel voorgoed dichtdoen, terwijl de Bijbel rijker, dieper en veelstemmiger is dan zij doorhebben. Aan de andere kant denken jonge mensen vaak de Bijbel serieus te nemen, terwijl ze deze nauwelijks echt kennen en hun eigen intuïties inlezen.
Juist als je je bewust bent van de hermeneutische bril waarmee je leest, kun je kritischer naar je eigen toepassing van Bijbelgedeelten kijken en je bewust afvragen of een bepaalde toepassing in ethiek en dagelijks leven rekent met het gezag van Gods Woord en met gehoorzaamheid aan Jezus als Heer, of dat je te makkelijk het gedeelte naar je eigen voorkeuren en belangen toegetrokken hebt.

Improviseren
Behulpzaam voor onze tijd om trouw te blijven aan het gezag van de Bijbel en Jezus te erkennen als Heer, is naar onze mening het beeld van improviseren. We kunnen er hier slechts kort naar verwijzen zonder het volledig uitwerken. Het gaat hier niet om improviseren in de zin van iets onvoorbereid uit de losse pols doen, maar improviseren als ambacht dat je zorgvuldig beoefent, zoals dat in de theaterwereld gebeurt. Met dit beeld erken je dat je de Bijbel nooit zomaar één op één kunt toepassen en hermeneutiek ons laat zien dat niemand dat ook doet, maar onontkoombaar te maken heeft met hermeneutische processen. Het beeld wordt gebruikt door Samuel Wells (Improvisation, uit 2004) en Kevin Vanhoozer (The Drama as Doctrine, uit 2005), maar voor het eerst door Tom Wright in een artikel uit 1991 (‘How Can the Bible Be Autoritative?’).
Stel je voor dat er een stuk van Shakespeare wordt teruggevonden met vijf bedrijven, waarbij het script van het vierde bedrijf ontbreekt. Een Shakespeare-gezelschap zou het stuk toch kunnen uitvoeren, door in dat ene bedrijf te improviseren op basis van het script van de andere bedrijven. Zo kun je het christelijke leven zien als leven in het vierde bedrijf, waar we geen script voor hebben. Maar in de Bijbel vinden we het script van de andere bedrijven: (1) schepping/zondeval, (2) Israël, (3) Jezus en (5) het komende Koninkrijk. Op grond daarvan improviseren we zodat het invoegt in het script van de Bijbel.
Een voorbeeld. De zondagsviering is geen één op één toepassen van het vierde gebod. Je houdt je daarmee niet aan het gebod van God om op de zevende dag (zaterdag) te rusten. Dat hoeft ook niet volgens de apostelen in het apostelconvent (Handelingen 15 en Romeinen 14). Wat je doet is improviseren vanuit kennis van ‘het script’ van Exodus en Deuteronomium. Je gaat leven van ‘genoeg is genoeg’ en rusten in de daden van God (Exodus 20) en je laat anderen op adem komen (Deuteronomium 5) en dat breng je in de praktijk op de eerste dag van de week als volgeling van de opgestane Heer.
Loop je zo niet het risico van inlezen? Dat is een terechte vraag. De angst voor het inlezen moet je ook vasthouden, want die maakt ons behoedzaam in onze omgang met de Bijbel. Maar het is niet goed als deze angst ons ertoe aanzet om hermeneutische vragen te ontlopen. Dit hermeneutisch besef schept weliswaar afstand tussen de Godsopenbaring én de tekst, maar is enige afstand tot wat je heilig is niet juist gepast? De letter van de Schrift was Graafland dierbaar, omdat God daardoor zo nabij was. Maar wij menen dat als we zonder hermeneutisch besef de Bijbel lezen God wel dichtbij lijkt te komen, maar dat Hij dreigt samen te vallen met onze vooronderstellingen, en dan raken we juist verder van God verwijderd.

Jeroen Hagendijk en Arjan Markus zijn beide predikant van de Pelgrimvaderskerk (Rotterdam-Delfshaven) en lid van de redactie van Kontekstueel. Mailadressen: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. en Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Verwijzingen naar de briefwisseling tussen Dekker en Graafland zijn op te vragen bij de auteurs.

  • Hits: 220