Skip to main content

nr6 • 2021 • Ken me dan maar, weet wie ik ben…

35e jaargang nr. 6 (juli 2021)
thema: De klimaatscrisis in de kerk gemist?

Wim Dekker
Laatst Geboekt
Ken me dan maar, weet wie ik ben…

De titel boven deze bijdrage is ontleend aan een deel van het motto voorin het boek van Marieke Lucas Rijneveld, waarvoor ik hier de aandacht vraag. Bijbelvaste lezers van deze rubriek zullen vermoeden dat dit iets te maken heeft met Psalm 139. Dat klopt. Het is de vertaling van een regel uit deze psalm door Anton Korteweg. Voor mij vormt deze regel de aanleiding om zeer ongelijksoortige boeken in deze bijdrage aan elkaar te verbinden.

Voordat ik op het boek van Rijneveld inga, wil ik namelijk eerst de verschijning van twee heel andere boeken aan de orde stellen. Het gaat om de biografie van prof. dr. C. Graafland (1928-2004) en een bundel met preken en opstellen van zijn hand onder de titel: Geest en leven. ‘Ken me dan maar, weet wie ik ben’. Dit motto zou ook en juist kunnen dienen als intro voor een biografie. Weinig schrijvers van dit genre zullen echter dit motto durven gebruiken. Het zou wel heel erg pretentieus zijn. We kennen al zo moeilijk onszelf, laat staan dat een biograaf die iemand nooit in levenden lijve ontmoet heeft, zou durven beweren dat we de beschreven persoon echt zouden kennen na zijn boek gelezen te hebben. Toch had ik tijdens het lezen van het boek Tegendraads gereformeerd wel vaak het gevoel: dit klopt, zo was Graafland echt.

In gesprek
Toen ik na de dood van Graafland gevraagd werd een In memoriam te schrijven zette ik daarboven: ‘Een leven lang in gesprek’. Graafland was gepokt en gemazeld in de bevindelijk gereformeerde traditie. Die traditie is hij altijd van binnenuit trouw gebleven. In die mate zelfs, dat je je af kunt vragen of daar misschien ook iets krampachtigs in zat. De gereformeerde traditie is immers veel breder dan de bevindelijke variant daarvan en ook buiten deze traditie hebben christenen nagedacht over de grote vragen van het christelijk geloof Dat werd door Graafland niet ontkend, maar hij had niet de behoefte zijn eigen traditie met behulp van andere stemmen te herijken en te komen tot een eigen theologisch ontwerp. Wel had hij de behoefte die traditie steeds in gesprek te brengen met zoals hij het zelf onder woorden brengt: ‘de zich voortdurend wijzigende werkelijkheid, in de wereld en in de kerk, ook in de eigen existentie’ (p. 256). Dit was nu ook precies de trigger waarom Arjan Boersma (1982), in het dagelijks leven werkzaam als socioloog, in zijn studententijd gegrepen werd door het werk van Graafland. Als student afkomstig uit de gereformeerde orthodoxie had hij op een gegeven moment meer vragen dan antwoorden. In het werk van Graafland merkte hij echter dat het mogelijk was de eigen traditie kritisch te bevragen zonder gelijk alles kwijt te raken. Gereformeerd zijn hoeft niet te betekenen dat je overal een antwoord op hebt. In het eerste het beste boek, dat hij van Graafland las, merkte hij, dat ‘de dynamiek van de pagina’s afspatte’ (p.11). Uit dankbaarheid schreef hij nu deze biografie. Allereerst voor zichzelf om de man aan wie hij veel te danken had, beter te begrijpen.

Kontekstueel
Deze zelfde trigger was er toen Bert de Leede, Piet de Jong en ik Graafland in 1986 vroegen mee te werken aan een nieuw tijdschrift dat Kontekstueel zou gaan heten. Zonder aarzeling zegde hij zijn medewerking toe. In het eerste nummer van de eerste jaargang verscheen meteen het programmatische artikel van zijn hand: ‘Op zoek naar een gereformeerde hermeneutiek’. Kenmerkend is dat: ‘Op zoek naar’. Aan het einde van deze bijdrage blijkt dat hij het nog niet gevonden heeft. Wel heeft hij randvoorwaarden en een bandbreedte geformuleerd, maar er zijn nog veel open einden. Alle jaargangen van Kontekstueel hierna hebben zich beziggehouden met deze open einden.
‘Ken me dan maar, weet wie ik ben…’ Zo hebben wij van Kontekstueel Graafland leren kennen en zo treedt hij ook naar voren in het boek van Boersma. Het boek is allesbehalve volledig. Het is wel de eerste, maar het hoeft niet de laatste biografie te zijn over Graafland. Veel blijft onbesproken, onder andere de jarenlange inzet van Graafland voor het werk van de IZB, de missionaire organisatie van de Gereformeerde Bond. Het zou wel mooi geweest zijn, wanneer hier nog iets over geschreven was, omdat deze betrokkenheid nu exact het gevolg was van zijn diepe verlangen, dat de gereformeerde beweging geen stilstaande vijver zou worden, maar dat het water van deze traditie over alle grenzen heen zou stromen tot heil voor velen binnen en buiten de kerk en tot heil voor deze beweging zelf.

De Heilige Geest
Over levend water gesproken, Jezus gebruikte dit beeld voor de Heilige Geest (Joh. 7:39). Wie als theoloog zoekt naar een dynamische omgang met zijn traditie, zal niet zonder de dunamis (kracht) van de Heilige Geest kunnen. Toen ds. Henk Westerhout en ik ons bogen over de vraag welke artikelen en preken van Graafland we nog eens opnieuw het licht wilden doen zien, viel de keus dan ook al snel op een bundel waarin de Heilige Geest en het door hem gewekte leven in de gelovigen centraal staan. Deze bundel begint met een groot opstel over het ‘Luisterend kennen van God’. Dat is het waard gelezen te worden door ieder, die meer wil weten over hoe in de gereformeerde traditie is uitgewerkt, dat de Heilige Geest ons brengt tot de rechte kennis van God en van onszelf. ‘Ken me dan maar, weet wie ik ben…’ Dat is in feite een gebed om de Heilige Geest, die alle dingen doorzoekt, ook de diepste roerselen en de diepste krochten van de menselijke ziel.

Mijn lieve gunsteling
Met deze laatste zin ben ik bij het heel andere boek, waar ik aandacht voor vraag, de recente roman van Marieke Lucas Rijneveld. Ik ben het met die recensenten eens, die schreven dat deze roman vele malen beter is dan haar debuutroman: De avond is ongemak. Dat boek kreeg overigens als eerste Nederlandse roman ooit, de prestigieuze ‘International Booker Prize 2020’. Hoe je hier ook verder over kunt oordelen, duidelijk is dat je zo’n prijs niet zomaar krijgt. Dan moet de jury wel een heel uitzonderlijk talent in je ontdekt hebben. Dat Rijneveld een uitzonderlijk talent had, was ook wel mijn overtuiging na het lezen van het debuut. Toch kon het me allerminst bekoren. De toon is in dat boek uitzonderlijk hard en rauw, de beelden buitelen in zo’n vaart over je heen, dat je eronder bedolven wordt en de vele verwijzingen naar de Bijbel en het christelijk geloof doen vaak pijn aan je ogen. In Mijn lieve gunsteling is dit anders. Ook hier een overstelpende hoeveelheid beelden, maar ze zijn vaak zo trefzeker dat je van de ene verbazing in de andere valt. Hoe kan zo’n jong iemand als Rijneveld (1991) zo’n ongelooflijk breed en diep taalregister hanteren, waarmee ze trefzeker alle uithoeken van het bestaan en van de menselijke ziel weet bloot te leggen? Dan ben je in één woord een genie. Ook hier wel harde en rauwe passages, waardoor lang niet iedereen dit boek zal willen lezen, maar er staan veel meer zeer tere passsages naast, die diep ontroeren. En wat het Bijbelgebruik betreft, dat blijft heel associatief en in mijn ogen vaak uit zijn verband gerukt. Toch vond ik het in de meeste gevallen wel invoelbaar en had ik zeker niet het idee, dat het provocerend of spottend bedoeld was.

Pedofiele liefde
Het gaat in deze roman opnieuw over een meisje in haar puberteit, op zoek naar haar identiteit, waarin genderdysforie een sterke rol speelt. In het vorige boek was ze de hoofdpersoon. In dit boek is echter de veearts, die in het eerste boek een bijrol had, hoofdpersoon geworden. Heel het boek is vanaf de eerste zin een bekentenis van deze man, die met dit meisje een pedofiele relatie is aangegaan. Daarvoor is hij veroordeeld, maar nu kijkt hij terug op hoe het allemaal zo is gegaan als het gegaan is. Het knappe en het ook het bijzonder leerzame is, dat deze pedofiele relatie die steeds verder groeit zo invoelend, van binnenuit wordt beschreven, dat je twee dingen steeds sterker proeft: het is echte liefde én het is helemaal verkeerd. Omdat het meisje nog een kind is, is hier natuurlijk sprake van ernstig kindermisbruik. Toch is er ook bij het meisje op allerlei manieren sprake van echte liefde. Vandaar het motto van het boek, dat compleet luidt: ‘Ken me dan maar, weet wie ik ben en doe maar’. In die laatste drie woordjes zit dan natuurlijk het grootste probleem. Maar bijna nergens wordt het plat of voorspelbaar slecht. Hoe is het mogelijk om als jonge vrouw, zelfs al zou je er zelf ervaring mee hebben, zo in het hoofd en in de ziel van een pedofiele man te kruipen, dat de lezers naast afkeer ook heel veel invoelingsvermogen krijgen voor deze persoon? Ik vind het onvoorstelbaar. Het heeft in ieder geval mijn beeld én van transgenders én van pedofielen nog wel weer een beetje bijgesteld. Voordat de vraag naar goed of slecht gesteld wordt, is altijd de eerste vraag: ‘Ken je mij?’

De Bijbel in postmoderne handen
Ten slotte nog iets over het Bijbelgebruik en het spreken over God in dit boek. Dit zou een eigen analyse waard zijn, die je bijna nooit in recensies terugvindt, maar waar christenen zich wel eens specifiek over zouden mogen buigen. Ik heb dat natuurlijk ook nog maar zeer ten dele kunnen doen. Het heeft me in ieder geval gefrappeerd, dat iemand die bij de Bijbel is opgegroeid in een (gewoon) gereformeerd gezin en intussen zo’n eigen weg is gegaan, vele ervaringen rijker en vele illusies armer, hier helemaal niet los van is. Allerlei flarden van de christelijke traditie en van teksten zijn een eigen leven gaan leiden, zijn uit het grote verhaal losgeraakt en gaan zwerven. Zouden ze ook nog weer thuis kunnen komen, denk je dan? Je hoopt dat zo en je moet het niet uitsluiten, zeker niet wanneer je in de Heilige Geest gelooft.
Ik eindig weer met Graafland. De laatste bijdrage die hij schreef voor Kontekstueel staat in het aprilnummer van 2003. Daar schrijft hij onder de titel: ’De Bijbel in postmoderne handen’, dat we niet te bang moeten zijn wanneer cabaretiers als Freek de Jonge op een vreemde manier met de bijbel aan de slag gaan. Letterlijk schrijft hij: ‘Laat de Bijbel maar door postmoderne buitenstaanders gelezen en soms ontstellend vervormd worden. Ik geloof dat de Bijbel daar tegen kan … De Bijbel zal zichzelf bewijzen… En de Geest zal werken wanneer we samen met postmoderne bijbellezers onze ervaringen met de Bijbel delen’.

Naar aanleiding van:
Arjan Boersma, Tegendraads gereformeerd. Biografie prof. Dr. Cornelis Graafland, Utrecht 2021.
Cornelis Graafland, Geest en leven. Preken en opstellen over de Heilige Geest. Samengesteld door W. Dekker en H. Westerhout, Utrecht 2021.
Marieke Lucas Rijneveld, Mijn lieve gunsteling, Amsterdam/Antwerpen 2020.

Dr. W. Dekker is emeritus predikant (PKN) en redactielid van Kontekstueel.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

  • Hits: 1107