Skip to main content

nr4 • 2021 • Politiek op de kansel

35e jaargang nr. 4 (maart 2021)
thema: Als christenen gaan stemmen.....

Jos Wienen
Politiek op de kansel

Politiek in de kerk is een lastig onderwerp. Dat is weleens anders geweest. Waar in een kerk de keus voor een bepaalde politieke partij als (bijna) vanzelfsprekend werd gezien, kon je dat horen in preken en kerkelijke uitspraken. De band tussen de Rooms-Katholieke Kerk en eerst RKSP, later KVP was hecht. Hetzelfde gold lange tijd voor de Gereformeerde kerken en de ARP, de Vrijgemaakten en het GPV en voor sommige bevindelijke kerken en de SGP. Een predikant in één van die kerken wist met grote stelligheid dat Abraham, als hij in onze tijd zou leven, SGP zou hebben gestemd. Dat is in z’n anachronisme ridicuul, maar ook illustratief voor de stelligheid waarmee partijpolitieke voorkeuren kerkelijk of zelfs goddelijk werden bevestigd.

In andere kerken was het bijna taboe om partijpolitiek de kerk in te halen. In sommige kerkbladen was adverteren door een politieke partij verboden. Politieke uitspraken van predikanten brachten onrust met zich mee. Want gemeenteleden die er anders over dachten konden dat soms ongezouten zeggen. Ook een algemene voorkeur voor christelijke politieke partijen kon omstreden zijn, omdat veel kerkleden juist kritisch waren over christelijke politieke partijen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw raakten de gemoederen in sommige kerken verhit door de discussies over kernwapens. Je christen-zijn werd soms afgemeten aan je standpunt over kernwapens. In Amerika is in een deel van de kerken de focus op de abortuswetgeving zo sterk dat er een uitgesproken politieke voorkeur uit voortkomt. Dat levert vaak een sterke voorkeur voor republikeinse kandidaten op.

Inspiratie en pretentie
Het is winst dat de nauwe relatie tussen kerk en politiek terrein verliest. Het is schaatsen op glad ijs als de kerk dicht tegen de praktische politiek aanzit. Hoe dichter de kerk blijft bij de verkondiging van het evangelie met hoe meer gezag er gesproken wordt, hoe dichter bij de praktische politiek, hoe groter de kans dat we God voor ons eigen karretje proberen te spannen en hoe minder geloofwaardig de boodschap is. Ik ben zelf actief in politiek en bestuur. En tegelijk sta ik soms op de kansel om voor te gaan in een kerkdienst en te preken. Dat roept naar twee kanten vragen op. De ene kant is de vraag hoe je geloof doorwerkt in je werk. Dat is vooral een kritische vraag als je lid bent van een partij met het woord christen in de naam. Dekt die vlag de lading wel? Is het geen ijdel gebruik van Gods naam?

Die kritische vragen zijn terecht. Wat mij betreft gaat het met de titel ‘christelijk’ bij een politieke partij over inspiratie, niet over de pretentie, de hoogmoed om het eigen politieke handelen als specifiek christelijk aan te duiden. Al was het maar omdat ik besef dat politiek maar al te menselijk is. Het is ook een gevaarlijke naam: als het in de praktijk geen betekenis heeft, is het een ijdel gebruik van die naam. Wie de titel ‘christen’ gebruikt hoort te luisteren naar wat het evangelie aanreikt. Dat betekent niet automatisch dat je dan accepteert wat de kerk aanreikt: want ook voor de kerk geldt dat wat ze inbrengt gebaseerd moet zijn op Bijbelse noties. Politieke prietpraat vanuit de kerk is zo mogelijk nog erger dan een politieke partij die haar naam geen inhoud geeft. Ik heb weleens te maken gehad met kerkelijke opmerkingen die mijns inziens getuigden van onkunde. Het meest waardevol is het aanreiken van noties uit het evangelie die aanzetten tot kritisch nadenken over eigen standpunten en opstelling.

Pretentie en de kansel
Aan de andere kant komt de vraag op wat mijn politieke kennis en ervaring betekenen als ik op de preekstoel sta. Loop ik niet het risico kennis te gebruiken om eigen politieke standpunten te verdedigen of uit te leggen op basis van eigen opvattingen? Het is essentieel zelf te luisteren naar wat de Schrift aanreikt. En tegelijk is het een uitdaging het tekstgedeelte te bevragen vanuit de praktijk van het leven in onze tijd. Ervaringen uit het bestuurlijke leven leveren dan soms herkenbare voorbeelden en toepassingen op.
Bij mijn luisteren en spreken zijn er twee vooronderstellingen. De eerste is dat de boodschap van het evangelie geen politiek programma is. Het is niet gericht op het bereiken van een volmaakte wereld, waarin de overheid mensen oplegt naar Gods geboden te leven (theocratie) of op een evangelische utopie, waarin alle mensen vanuit hun geloof het goede gaan doen. De Bijbelse verkondiging gaat dieper dan de politiek: de nood van de mens wordt niet opgelost in een perfecte maatschappij; en gaat verder dan de politieke mars naar een betere wereld: verzoening met God betekent verlossing van zonde en dood in een volmaakte schepping. Dat bereiken we niet door wetenschap en politiek, hoezeer die ook kunnen bijdragen aan een wereld die meer beantwoordt aan Gods bedoeling.
De tweede veronderstelling is dat politiek een menselijk bedrijf is. Zoeken naar een inrichting van de samenleving door wetten en regelingen die recht doen aan het mens-zijn. In onze samenleving gaat dat gelukkig democratisch. Moeizaam zoekend, onderhandelend, compromissen sluitend, werken aan een menselijke, leefbare, duurzame en rechtvaardige samenleving. Het evangelie is daarbij geen rechtstreekse aanwijzing voor hoe het moet, maar een rijke bron van inspiratie en voor christenen een norm voor barmhartigheid en rechtvaardigheid.
Preken zijn meer dan toespraken. De context is de samenkomst van de christelijke gemeente. Er wordt verkondigd in het kader van de liturgie: de boodschap van de Bijbel wordt verbonden met het leven van de gelovigen. In de preek wordt het evangelie uitgelegd aan de gemeente en de prediker spreekt namens God tot de gemeente. De preekstoel is geen podium voor de persoonlijke ideeën van de predikant. Natuurlijk blijft dat persoonlijke van de predikant altijd meeklinken, in stem, spreektrant, en ook in politieke ideeën. Maar dat persoonlijke wordt niet goddelijk gesanctioneerd. De preek wordt niet automatisch Gods woord. Dat is het als het Gods woord doorgeeft. De pretentie van de preek is een oefening in nederigheid voor de predikant.
Het vraagt van de predikant om op zoek te gaan wat er vanuit de Bijbel te zeggen valt tot de gemeente, vanuit een bepaald gedeelte en in een bepaalde situatie. Grote maatschappelijke vragen en bijzondere gebeurtenissen blijven niet buiten beschouwing. Zeker als de tekst daar ook aanleiding toe geeft ligt het voor de hand om het licht van het evangelie te laten schijnen over maatschappelijke vraagstukken. Als we naar het Nieuwe Testament kijken, is het opvallend dat de politiek in de prediking niet erg op de voorgrond staat. Er waren wel pogingen om Jezus politiek gevaarlijke uitspraken te laten doen, maar dat lukte niet. Ook in de prediking van de apostelen springt de maatschappelijke uitwerking van het evangelie niet het eerst in het oog. Het evangelie wordt wel concreet in tal van uitspraken over het leven en in vermaningen. Ze hebben een persoonlijk karakter. De Bergrede, sommige gelijkenissen, de criteria van het laatste oordeel bevatten een diepe ethische lading. Die hebben natuurlijk wel politieke implicaties. Het kan niet anders of dat komt in de prediking ter sprake. Vreemdelingen, gevangenen, zieken, wezen en weduwen, armen, mensen met een andere kleur of afkomst, mannen, vrouwen, kinderen, slaven, ze komen allemaal langs. Wie Jezus volgt komt ook andere mensen tegen en kijkt naar hen met andere ogen.
Maar prediking wordt geen politieke toespraak. Het evangelie laat zich niet simpel vertalen in een politiek program. Waar heel concrete politieke uitspraken worden gedaan in de preek roept dat vaak vragen op. Is deze concretisering van de maatschappelijke implicaties van het evangelie wel genoeg doordacht? Is er wel voldoende kennis van de complexe situatie? En is dit inderdaad verkondiging, spreken vanuit de Bijbel met Gods boodschap voor mensen? Maar omgekeerd kun je er niet omheen dat het liefhebben van de naaste als jezelf ook in een politieke context betekenisvol is. Zowel voor de manier van politiek bedrijven als voor de inhoud ervan. Prediking van het evangelie levert politieke inspiratie op.

Bijbelse inspiratie
Wie naar de Bijbel luistert, komt talloze maatschappelijk, ethisch en politiek relevante boodschappen tegen. Daar komen bijvoorbeeld de vluchtelingen, het rentmeesterschap en menselijke verhoudingen langs. Niet als politieke programmapunten, maar als verkondiging en vermaning. De implicaties voor maatschappelijk leven en politiek kunnen groot zijn. Vanuit het Oude Testament – de wetgeving en de profetische boeken met name – komt de maatschappelijke betekenis en relevantie soms bijna rechtstreeks binnen. Sabbatjaar en jubeljaar zijn inspirerende voorbeelden van een maatschappelijke ordening die uitsluiting en verarming tegengaat, al zijn ze niet direct toepasbaar in onze samenleving.
Een stemadvies hoort niet in de preek thuis. Een dergelijke rechtstreekse aanwijzing lijkt mij bijna altijd misbruik van het evangelie. Ik zeg bíjna altijd. Er zijn wel degelijk cruciale momenten waarin het evangelie rechtstreeks in het geding is. Waar een ideologie geheel haaks staat op het evangelie kan het spreken van de kerk profetische dimensies krijgen of juist tekortschieten. Bijvoorbeeld in het protest tegen de Jodenvervolging, tegen de ontmenselijking van groepen mensen, of de afwijzing van ernstige misstanden.
De combinatie van radicale ethische uitspraken en het ontbreken van een duidelijk politiek programma in de Bijbel levert spanning op. Door de geschiedenis heen hebben mensen de radicale boodschap ook heel letterlijk opgepakt en uitgedragen. Dat gaat van het pacifisme van de oude kerk tot de armoede van Franciscus, van de vergaande ideeën van de doperse radicalen in de tijd van de Reformatie tot de bevrijdingstheologie in de vorige eeuw. Je kunt zeggen dat het hier gaat om Bijbels-geïnspireerde politiek-maatschappelijke opvattingen. Een predikant kan, gegrepen door de directe zeggingskracht van de Bijbelse boodschap, radicale opvattingen prediken. ‘Ga heen, verkoop alles wat je hebt en geef het aan de armen’ kan in een bepaalde context revolutionaire implicaties krijgen.
Als ethische boodschap is een radicale uitleg en toepassing van deze gedeelten lastig voor veel voorgangers en kerkgangers, maar ze leggen tegelijk de scherpte van het evangelie aan het hart. Als politiek programma is het een fundamenteel probleem. Wat in het evangelie en in de traditie van de kerk in een geestelijke en persoonlijke context een diepe waarde heeft, wordt als politiek programma niet een weg naar een paradijs, maar naar een hel. Niet omdat de ethiek niet deugt, maar omdat het geen politiek programma is. Een overheid die de burgers radicaal alles ontneemt om het te herverdelen over de wereld, maakt de economie en de structuur van een land stuk en ontkomt niet aan een verschrikkelijke repressie. Nergens in het evangelie kom ik een dergelijk politiek programma tegen, maar de Bijbel zit vol inspiratie voor sociale gerechtigheid, voor extra inspanningen voor kwetsbare groepen, voor eerbied voor het kwetsbare leven, voor echt rentmeesterschap, voor ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Voor wie onbevangen luistert zijn de naaste en de samenleving en dus ook de politiek in de Bijbel nooit ver weg.

Drs. J. Wienen is burgemeester van Haarlem, theoloog en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Hits: 1384