Skip to main content

nr1 • 2020 • Tien woorden rond de dood

35e jaargang nr. 1 (september 2020)
thema: Sterven: een kunst apart?

Arjan Plaisier

Tien woorden rond de dood

Een artikel over Leven met de dood, ‘misschien in de vorm van een soort tien geboden’, aldus de vraag van de redactie. ‘Niet somber, wel realistisch’, zo werd me nog meegegeven. Ik vind het moedig en lofwaardig van de redactie dit thema aan te snijden. En voor mij een uitdaging om me te wagen aan een thema dat niet alleen in de kerk maar ook in de persoonlijke spiritualiteit veelal in de taboesfeer blijft.

Of het ‘niet somber, wel realistisch’ gelukt is, laat ik graag aan de beoordeling van de lezer. En de vorm van de tien geboden moet met een korrel zout genomen worden. Beschouw het navolgende maar als tien prikkels voor persoonlijke reflectie en gemeenschappelijk gesprek.

1. Loof de Heer
Loof de Heer mijn ziel. Alle dagen van je leven. Zo begint Psalm 103. In die psalm wordt over de mens gesproken als gras, als een bloem van het veld. Het gras verdort, de bloem valt af. Het is in de Bijbel een terugkerend refrein. Soms zit er een melancholisch randje aan, zoals bij Psalm 90. Soms een wat verbeten kant, zoals bij Jakobus, die het de rijke inpepert (Jak. 1:10-11). Hier, in deze psalm, staat het als contrapunt op de goedheid van God die eeuwig is. In deze psalm verwijst het een naar het ander. De sterfelijkheid van de mens is de klankbodem van het woord van trouw en waarheid, goedheid en liefde. Waar deze klankbodem wegvalt, is het moeilijk om dit woord in zijn diepte te vernemen. Het klinkt dan al gauw als tegen de metalen plaat van een succesvol leven, al of niet christelijk gedefinieerd. Deze klankbodem geeft er warmte aan en diepte. De muziek wordt echter gemaakt door het Woord. Het gaat om de muziek van de lofprijzing. Prijs de Heer mijn ziel. Bless the Lord, en herhaal het negen malen. Zo begint én zo eindigt de psalm. De klankbodem bleek voor dat woord en dat lied bedoeld te zijn.

2. Bid je morgen- en je avondgebed
Leven met de dood vertaalt zich in het besef dat het leven in plakjes van een dag wordt aangesneden. De morgen- en avondliederen en gebeden die uit de traditie tot ons zijn gekomen, onderstrepen dit. We hebben deze liederen en gebeden nodig, want leven bij de dag is moeilijk. We leven nu eenmaal met een meerdagen- en vaak een meerjarenperspectief die over de rand van de dag kruipt. Daar kan niemand zich aan onttrekken. Juist daarom zijn de morgen- en avondgebeden zo belangrijk. Ze snijden de hybris van de vijf en tienjarenplannen af. Ze houden het leven in een heilzame begrenzing. Ze zijn op het raam van de sterfelijkheid gesponnen. Daarbinnen mogen we het leven ontvangen en in de hand leggen van God. Elke morgen krijgen we het leven van de Heer. ‘De zon gaat op in gouden schijn, laat ons de hemel dankbaar zijn, want God is met ons, God is goed, Hij heeft ons deze nacht behoed’ (Gez. 374). Elke avond leggen we dat leven weer terug en bevelen we ons in de hoede van de Heer. ‘Neem mij de last van doodsangst af, dat ik te ruste ga in ’t graf. Leer mij te sterven dat ik mag, vrolijk verrijzen op uw dag’ (Gez. 387). Alsof elke avond het leven wordt afgelegd, in het geloof dat de morgen die van de verrijzenis is. Of, zoals het in een lied van Gerhard Tersteegen klinkt: ‘verberg mij in uw hut voor ongeval, tot ik uw rust voor eeuwig smaken zal’ (Gez. 388). De teloorgang van deze en andere morgen- en avondliederen en gebeden doen de dag vervloeien en vervluchtigen en ontnemen ons het besef van ‘de dag door uwe gunst ontvangen’. Daarom moeten we ze weer hervinden.

3. Bid steeds opnieuw het Kyrie
Het requiem van Mozart is vrijwel zijn laatste werk en vormt een hoogtepunt in zijn gehele oeuvre. Aangrijpend en meeslepend daarin is het dies irae, dies illa, ‘dag van toorn, o die dag’. De tekst maakt onderdeel uit van de traditionele dodenmis. Een vertaling van de hand van Schulte Nordholt is te vinden in het Liedboek voor de Kerken als lied 278. In het nieuwe Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk, is het niet meer opgenomen. Het zal als te somber buiten de boot zijn gevallen. Dat is jammer. Inderdaad is het een ernstig gebed want het schets de situatie van de mens voor de rechterstoel van God. ‘Dag van schrik die aan zal breken als de Rechter recht zal spreken, en het kwaad op aarde wreken’. ‘Waar moet ik dan van gewagen?’ Het enige wat rest is Jezus, die met zijn wonden voor de mens instaat. Het gebed is een grote roep om ontferming.
Die dag is wellicht ver weg. Maar door steeds opnieuw het Kyrie, Heer ontferm U, te bidden, wordt die dag dichtbij gehaald. Het gaat erom nú als schuldenaar voor God te verschijnen als prolepsis op die dag. Het gaat erom nú de Heer te gedenken die voor ons heeft geleden en nú zijn vergeving te horen en te ontvangen. Daarbij is het wel goed dat dit Kyrie gebeden wordt in het besef van ‘dies illa’. Zonder het besef van die dag waarop wij voor God moeten verschijnen, dreigt het Kyrie slechts een verplichte liturgische acte te worden, die dan wegens gebrek aan urgentie gevuld wordt door soms uitgebreid de concrete nood van de wereld te noemen. Hoezeer dat laatste ook onmisbaar is, het verzwakt de urgentie en zet het ik van de bidder buitenspel.

4. Bedenk wat je schat is
In het verlengde van het vorige: één van de mooiste stukken die uit de Middeleeuwen tot ons gekomen zijn, is Elckerlijc. De ondertitel is ‘Hoe dat elckerlijc mensche wert ghedaecht Gode rekeninghe te doen’. Het stuk wil op dramatische wijze de lezer eraan herinneren dat hij eens voor God rekenschap moet afleggen. Die oproep stoort, want de mens is ‘door ende verblent int aertsche goet’ (dwaas en verblind door het aardse goed). Elckerlijc is een memento mori, dat een ongemakkelijke boodschap brengt. Bedenk dat je voor God moet verschijnen en dat de dood vandaag aan de deur kan aankloppen. Elckerlijc wordt overrompeld door de verschijning van de dood. Hij is er totaal niet mee bezig en dat is wellicht ook het geval met de lezer. Vandaar dit dramastuk.
De pointe van het stuk is niet zozeer dat Elckerlijk aan de dood moet denken, maar vooral aan God. De mens denkt aan zijn ‘aardse schat’ en niet aan God. Het memento mori wil helpen om de aantrekkingskracht van de aardse schat te doorbreken. Het roept op het onrechtvaardige leven te berouwen. Het is een prikkel in het vlees die de mens wakker wil maken om zich te richten op God en op een leven in verbondenheid met Hem. Zonder het besef van de realiteit van de dood zal de Godvergetelheid de overhand winnen.

5. Wapen je tegen de verstrooiing
In één van de vlijmscherpe verhalen van de Amerikaanse schrijfster Flannery O’Connor (1925-1964), getiteld Judgment Day wordt verteld van een oude man die aanspoelt bij zijn dochter en het hevig betreurt ooit die stap genomen te hebben zijn eigen onderkomen te hebben verlaten. De dochter zit op haar beurt met haar vader in de maag, vooral omdat hij zich in haar ogen op een irritante wijze druk maakt over de plaats waar hij begraven wil worden (namelijk: in zijn geboortegrond en niet in de stad waar de dochter woont). Als ze hem ziet zitten en naar buiten ziet staren zegt ze: ‘You need some inspiration and out-let. If you would let me pull your chair around to look at the TV, you would quit thinking about morbid stuff, death and hell and jugdment, My Lord.’ (Collected Works, 685v). Verstrooiing is een probaat middel tegen gedachten over sombere zaken als dood, hel en oordeel. Draai de stoel en kijk lekker naar de tv. Komt dan onverhoeds de dood, dan heeft die tenminste niet je oude dag vergald. Wie echter van mening is dat denken over dood en oordeel wél hoort bij een waardig einde, zal de strijd aan moeten gaan tegen de verstrooiing. Een strijd die hard genoeg is, gegeven het feit dat het aanbod aan verstrooiing vele malen groter is dan in de tijd dat O’Connor haar verhaal schrijft (rond 1960).

6. Wacht niet op de aardse erfenis
Ooit werd Jezus door iemand benaderd met de vraag te bemiddelen in een erfeniskwestie (zie Luc. 12:13-21). Als antwoord hierop vertelde Jezus het verhaal van de rijke boer die van plan was grotere schuren te bouwen om zijn grote oogst in te bergen. Zo was zijn kostje gekocht en restte hem niets anders dan rust, eten en drinken. Die nacht sloeg het uur van zijn dood.
Erfenissen bestaan bij gratie van de dood van anderen. Rond begrafenissen steekt de hebzucht op. Die ontaardt niet zelden in een spanning die te snijden is en die de uitvaart voor de begrafenisondernemer en zelfs de predikant tot een naargeestige zaak maakt. Die erfenis heeft al jaren gewenkt en heeft ertoe gebracht een hogere hypotheek aan te gaan. En nu is het dan zover. De ‘oude’ is dood, leve de erfenis.
Jezus noemt de boer een dwaas en dat woord blijft hangen boven het hoofd van ieder die hoopt op een erfenis. Denk nooit aan een erfenis en maak er nooit ruzie om, want morgen kan jij sterven. Neem je verlies want het verlies van de ziel is groter. De gedachte aan de erfenis kun je volgens Jezus alleen weerstaan door rijk te zijn in God.

7. Gebruik de oude dag goed
Misschien wel het laatste stuk dat Shakespeare zelfstandig heeft geschreven is The Tempest. Hoofdpersoon in dit stuk is Prospero, een voormalig hertog van Milaan. Deze is door verraad op een eiland aangespoeld, samen met zijn dochter. De voorzienigheid heeft er de hand in dat zijn vijand samen met anderen als schipbreukelingen aanspoelen op dit eiland. De inhoud van het stuk hoeft ons verder niet bezig te houden, maar aan het einde besluit Prospero terug te keren naar zijn Milaan, ‘where every third thought shall be my grave’ (5.1.311v). Spreekt Shakespeare op verholen wijze over zichzelf? Er komt met The Tempest een einde aan zijn scheppingskracht maar dat geeft ruimte om over dood en graf te denken. In onze taal: de leeftijd van het pensioen is bedoeld om de sterfelijkheid te bedenken. En dus niet om er nog uit te halen wat erin zit en nog eens lekker te gaan reizen. Evenmin om de vitaliteit te bewijzen. Het pensioen is het nieuwe hiernamaals geworden. Maar als pensioen nu eens de tijd is die bedoeld is om elke derde gedachte te besteden aan het thema ‘sterfelijkheid’? Dan blijven nog twee andere gedachten over, die vrij in te vullen zijn. Zou dat niet een waardiger manier zijn om aan het pensioen invulling te geven?

8. Leef je doop
Het klassiek gereformeerde doopformulier spreekt over het leven als een gestadige dood en verbindt de doop met het perspectief van een getroost verlaten van het leven. Dat lijkt wat morbide, maar wie beseft dat de doop een dood is, zal daar wellicht anders over denken. Paulus zegt dat we door de doop in Christus’ dood zijn begraven (Rom. 6:4). Daarmee zegt hij in feite dat wie gedoopt is, de ergste dood al heeft ondergaan.
Die dood heet afsterven van ‘de oude mens’ en die voltrekt zich dus eenmalig in de doop. Dat is het bevrijdende van de doop. Tegelijk vraagt dat afsterven om een levenslange oefening. Misschien moet je zeggen dat de (fysieke) dood daar het sluitstuk van is. Dat sluitstuk valt niet mee, want die oefening in afsterven is stukwerk, en daarom zit er nog steeds schrik in de dood. Daar valt voor ons stervelingen, die beneden de maat blijven van de heiligen, niets aan te doen.

9. Zie uit naar de hemelse erfenis
Calvinistisch kennen we vooral in de combinatie met arbeidsethos. Hard werken en zuinig leven zijn daar belangrijke elementen van. Volgens Max Weber heeft dit ethos een boost gegeven aan het kapitalisme. Ik beperk me hier tot een quote van Calvijn zelf: ‘want alles zetten wij op touw, alsof wij menen dat op aarde de onsterfelijkheid ons beschoren is’ (Institutie, boek III, IX, 2). Dat is volgens Calvijn een illusie. In plaats van als een gek ons op de aarde te storten, kunnen we beter tijd nemen voor ‘de overdenking van het toekomende leven’. Calvijn blijft in de beschrijving ervan sober, en legt meer nadruk op de verachting van het aardse bestaan dan aan deze overdenking van het toekomende leven, maar aan het einde van het betreffende hoofdstuk opent hij voor de lezer het uitzicht op de dag ‘waarop de Heer zijn gelovigen in de rust van zijn Koninkrijk zal opnemen, van hun ogen alle tranen zal afwissen, hen zal bekleden met het kleed van de heerlijkheid en de vreugde, hen zal weiden met de onuitsprekelijke lieflijke genietingen, hen zal opheffen tot de gemeenschap met zijn verhevenheid en ten slotte hen zal laten delen in zijn gelukzaligheid’ (id, 6). Wanneer nu het thema ‘hemelse erfenis’ ter sprake komt, wordt al gauw het vingertje opgeheven dat dit toch niet in mindering mag komen van de waardering van het tegenwoordige leven. Dat klinkt ruimdenkend maar is vooral vreselijk burgerlijk.

10. Maar vergeet niet: de dood is de laatste vijand
Wellicht klinken deze negen geboden net wat te mooi. Als camouflage van de verschrikking van de dood. Daarom is het goed eraan te herinneren dat Paulus de dood ‘de laatste vijand’ heeft genoemd. Die vijand heeft hij ergens benoemd als een huiver voor de naaktheid van de dood: ‘we willen niet dat het kleed (van ons aardse lichaam) wordt uitgetrokken’ (2 Kor. 5:4). Maar dat gebeurt wel en daarom die huiver. De dood als vijand ontmoeten we in veel gedaanten. Van de dood in de baarmoeder tot de dood in de loopgraaf. De dood komt zo vaak onverhoeds en ontijdig, wreed en meedogenloos. De rouwklacht vult de straat als de geliefde doden worden betreurd. ‘Leven met de dood’: maar met menig dood valt niet te leven. Als het erom gaat valt er met geen enkele dood te leven. Het kruis van Golgotha is niet een dood waar mee te leven valt. Het enige antwoord erop is de Opstanding. De dood is opgeslokt in de overwinning. Dat is ultiem.

Dr. A.J. Plaisier is als predikant verbonden aan de protestantse gemeente Amersfoort. Hij publiceerde onlangs: Zorg voor de ziel. Spiritueel leven vanuit de christelijke traditie.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


  • Hits: 1173