Skip to main content

nr6 • 2020 • Ziende in het gebod, blind in de uitkomst

34e jaargang nr. 6 (juli2020)
thema: Zomernummer

Gerard den Hertog

Kroniek
Ziende in het gebod, blind in de uitkomst

Toen medio maart de lockdown werd afgekondigd, was het juist Boekenweek. Ik had het bijbehorende geschenk, het verhaal van Leon & Juliette van Annejet van der Zijl, net in huis en kon het nu ook meteen gaan lezen. Thema is de onmogelijke liefde tussen een ‘zwarte’ Amerikaanse slavin en een ‘witte’ Nederlandse man in de negentiende eeuw, berustend op historische feiten, door de auteur zelf getypeerd als ‘een lief verhaal in wrede tijden’.

Van der Zijl noemt het een ‘relevant onderwerp, omdat het slavernijverleden onmogelijk kan worden los gezien van hoe onze wereld er nu uitziet. Een geschiedenis als deze kan allicht bijdragen aan meer kennis en begrip, en kan ons misschien ook aan het denken zetten over blinde vlekken die we nu als samenleving hebben.’ (94) Toen ik dat las kon ik niet bevroeden dat we goed twee maanden later hardhandig met die ‘blinde vlekken’ geconfronteerd zouden worden. Wetend dat ik in juni aan de beurt was om de Kroniek te schrijven, was het voor mij toen al wel duidelijk dat hoe dan ook het coronavirus aan de orde zou komen. Dat is ook zo, maar wat ik in maart niet kon bevroeden is, dat de gewelddadige dood van de ‘zwarte’ George Floyd, hem toegebracht door een ‘witte’ politieagent, ineens die beide thema’s op een verwarrende, onderhuidse manier met elkaar zou verbinden. En dat ik om geen van beide heen zou kunnen.

Maar hoe? Lastig is, dat je als chroniqueur terugkijkt op, maar hier zitten we er nog middenin. En je wilt niet alleen dingen aanstippen maar ook lijn aanbrengen, of, liever, de verbanden die er zijn laten zien. De Epiloog van Geert Mak heb ik nog net mee kunnen nemen, maar zo helder en precies hij is waar hij de gebeurtenissen van de afgelopen maanden beschrijft, zo verbijsterd en sprakeloos is hij waar het gaat om duiding. Op de dag dat ik dit schrijf, 12 juni, merkt Jacco Wallinga (RIVM) in Trouw op: ‘De vragen over een tweede golf suggereren dat we het virus al begrijpen. “We hebben de modellen zo langzamerhand wel in de vingers, maar de ziekte is nog iets nieuws. De modellen kunnen goed verklaren wat wij tot nu toe van het virus hebben gezien. We weten niet of het virus nog verrassingen voor ons in petto heeft.”’ Mag het op dit moment in ons land erop lijken dat het ergste voorbij is, buiten Europa barst de pandemie op verschillende plekken nu pas goed los.

We weten het niet
Een crisis als de coronapandemie was niet helemaal nieuw, maar het was lang genoeg geleden dat iets dergelijks had plaatsgevonden om het uit ons collectief geheugen te laten wegzakken. En degenen die wisten dat dit kon – eigenlijk wij allemaal – verdrongen dat zoals we van de struisvogel hadden afgekeken. Resultaat was, dat er een uiterst reëel gevaar op ons afkwam, maar we niet wisten hoe ons ertegen te wapenen. Ja, allemaal binnen blijven kon en zou stellig effectief geweest zijn, maar het was natuurlijk alleen een theoretische, papieren optie. Doorleven alsof er niets aan de hand was en het virus zijn gang laten gaan tot er iets als ‘groeps-immuniteit’ was ontstaan, was de andere optie, maar die was net zomin reëel. Het zou betekenen strikt te reguleren aan de toegang van de intensive care en ook al bij de poort van het ziekenhuis, en op grote schaal kwetsbare groepen, vooral ouderen en mensen die al het nodige aan ziekte bij zich dragen, op voorhand uitsluiten en aan hun lot overlaten. Een samenleving verliest dan zijn elementaire menselijkheid, en het was hartverwarmend te zien dat dat niet gebeurde. De medewerkers in de zorg toonden grote inzet voor de lijdende medemens, met gevaar voor eigen gezondheid en soms zelfs ten koste van het eigen leven. De anderen stelden zich, op enig hamsteren van toiletpapier na, gedisciplineerd op. De samenleving hield zich stil, maar dat kwam ook door de steunmaatregelen van de overheid. Ik moet er niet aan denken wat er gebeurd was als het vanaf week 1 het ontslagen was gaan regenen.

Na een paar weken meende NOS-verslaggever Albert Bos er goed aan te doen zich tot spreekbuis van Henk en Ingrid te maken: ‘Meneer Rutte, al weken zegt u dat Nederland zich voorbeeldig gedraagt en wat krijgen mensen ervoor terug? Nog eens drie weken verlenging. Hoe rijmt u dat met elkaar?’ Hij had er meteen spijt van, maar het liet wel zien dat je weer in de modus van het ‘oude normaal’ kon schieten en als een drenzerig en verwend kind bij ‘vadertje staat’ kon aankloppen die de ‘regeltjes’ ook zo maar weer kon intrekken. De vraag van Bos was er zo verschrikkelijk naast, omdat het geen ‘regeltjes’ van ‘bovenaf’ zijn, maar reële gezamenlijke afspraken, waar we allemaal met ons gezonde verstand bij kunnen. Wanneer ze weer afgeschaft kunnen worden weet geen mens. Niemand ziet een heldere ‘stip aan de horizon’, er valt voorlopig even geen ‘succes af te dwingen’ en er ligt geen oplossing op tafel waar we alleen nog maar ‘een klap op hoeven te geven’. We weten het niet. Niemand weet het. We varen in dichte mist. Hoe doe je dat? Wat kunnen we er als christenen van zeggen?

Wat we wel weten
Er waren mensen, vooral dominees, maar ook mensen van de media, die meer over het virus dachten te weten, dat wil zeggen: wat God ermee te maken had. Het kwam erop neer dat het een oordeel en een wake-upcall is. Euthanasie, abortus, bepaalde invullingen van seksualiteit werden genoemd als achtergrond. Zeker, er werd ook wel een hand in eigen boezem gestoken, maar wat naar buiten doorkwam was toch de priemende vinger richting de ‘anderen’. Wat te verwachten viel, gebeurde: ze werden neergesabeld, en verder genegeerd. Anderen, ook dominees, haastten zich om te verzekeren dat God echt helemaal niets met dit virus van doen had, Hij stond erbuiten, en we moesten het als mensen zelf zien te klaren met gezond verstand en solidariteit.
Van geen van beide reacties werd ik – zoals we dat vandaag de dag plegen te zeggen – echt blij. In de eerste benadering ‘straft’ God ons kennelijk met het COVID-19-virus, maar waarom doet Hij het zo en waarom raakt het dan vooral die mensen die nu juist geen deel uitmaken van die ‘permissieve’ samenleving, waarover het een oordeel zou zijn? Het zijn bijvoorbeeld in de Verenigde Staten immers de ‘zwarten’ die verhoudingsgewijs het meest getroffen worden, die zich geen quarantaine kunnen veroorloven en die ook nog eens buiten de reguliere gezondheidszorg vallen. Ik ben ook benieuwd wat deze dominees en kerkelijke opinion leaders zouden zeggen als ze de armsten van de armen moesten toespreken die in Afrika en India zuchten onder de golven sprinkhanen die ook nog eens de complete oogst kaalvreten… Ja, en die andere lijn: als God niets met het COVID-19-virus van doen heeft, waarmee dan wel? En wat kan en doet Hij dan eigenlijk nog?

Ik ben blij te mogen geloven dat de COVID-19-pandemie niet buiten Gods vaderhand om gaat. Let wel: zijn vaderhand. Dat is die hand waaraan we ook maar het beste kunnen lopen. Drukt de mist waarin we onze weg zoeken ons er niet met de neus bovenop dat we het Woord, Gods levende gebod, nodig hebben als lamp voor onze voet en licht op ons pad? Dat geldt ook en vooral voor reformatorische christenen, bij wie een innerlijke secularisatie het leven is binnengeslopen. Waar wordt in refo-kring echt gevráágd naar Gods geboden waar het gaat om de richting van ons samenleven, om de inrichting van het economisch bestel? De reacties die ik gelezen heb gaven de indruk dat Gods geboden zich beperken tot items die je kunt afvinken – begin en einde van het leven, seksualiteit. Maar is er niet alle reden om met de Psalmen te roepen om het licht waarbij we met vertrouwen kunnen wandelen? Herman Bavinck beriep zich in ethisch opzicht wel op de bekende spreuk van de Afscheiding: ‘ziende in het gebod, blind in de uitkomst.’ Ik ga met Bonhoeffer – een zin die hij neerschreef in het donker van 1942 – nog een stap verder: ‘Ik geloof dat God geen tijdloos fatum is, maar wacht op oprechte gebeden en verantwoordelijke daden – en er antwoord op geeft.’ Wat zou het voor de samenleving kunnen betekenen als er mensen zijn die vanuit dit geloof leven en zoekend hun weg gaan, met hun handen vol aan zichzelf, en daarom er niet over peinzend naar anderen te wijzen?

Stikstof
De COVID-19-crisis is nieuw en uitzonderlijk, maar ook niet helemaal. De politieke partijen vullen de hun toegekende zendtijd de laatste maanden op verschillende manieren in, vaak even geen werving voor de eigen opvattingen en doelstellingen, maar eerder een niet-politiek verbindend filmpje, een hart onder de riem, want het zijn per slot bijzondere tijden die om verbondenheid vragen. Niemand zit nu te wachten op vliegen afvangen en kinnesinne. De Partij voor de Dieren had het gemakkelijk, die konden stug hetzelfde spotje blijven uitzenden dat al jaren meegaat, waarin iemand in een aardig tekenfilmpje, met een stem die aan ‘meneer de Uil’ uit de Fabeltjeskrant doet denken, uitlegt wat zoönosen zijn, hoe ze ontstaan en wat ze aanrichten. Ik kijk er met schaamte naar.
Midden in corona-tijd was er ineens weer die andere crisis, die van de stikstof. Ach ja, dat was er ook nog… Niet acuut, nee, de wereld was ineens een stuk schoner. Het was spectaculair om boven China de afwezigheid van de ‘normale’ luchtvervuiling te zien. Maar het is alleen maar een tijdelijk ‘geluk’ bij het ‘ongeluk’ van de COVID-19-uitbraak, net als de stilte boven Amsterdam en omstreken, nu Schiphol nog maar zo’n 10 procent van het gebruikelijke aantal vliegbewegingen kent. Het was dan ook niet leuk voor het kabinet om uit de mond van nota bene prominent VVD-politicus Remkes – toch bepaald geen ‘linkse klimaatdrammer’ – te horen dat je maatregelen ronduit onvoldoende zijn.
Het is minder acuut en evident, het raakt de gemiddelde Nederlander niet zo direct als het COVID-19-virus, maar de vragen waarvoor de stikstof-problematiek ons plaatst en de manieren waarop je er op kunt reageren zijn niet zo verschillend. Er zijn de bagatelliseerders: ‘Klets, dat verhaal over opwarming van de aarde, met toename van droogteperioden, verheviging van natuurgeweld als orkanen… Welnee, het is er vaker geweest, wie zegt eigenlijk dat we niet weer een ijstijd tegemoet gaan?! Dan is het afgelopen met de stijging van de zeespiegel, waar zeuren we over?!’ Een nieuwe ijstijd, of een ander verschijnsel dat we niet voorzien hebben en toch soelaas biedt, het zou kunnen. Maar heel eerlijk, waarschijnlijk is het niet.
En toch, net als bij het COVID-19-virus weten we het een en ander niet zeker. Wat doe je dan? Wuiven we datgene wat we kunnen zien – de teloorgang van biodiversiteit, de uitbraak van epidemieën in gebieden met hoge vee-dichtheid als Brabant en nog wat meer – weg, met een beroep op de onzekerheid van voorspellingen over hoe het over tien, twintig, dertig jaar zal zijn? Of vragen we naar wat de goede werken die God heeft klaargelegd met de bedoeling dat wij daarin zouden wandelen? We weten immers dat er nu al mensen sterven vanwege het onzichtbare fijnstof in de lucht dat onophoudelijk uitgestoten wordt. We weten ook dat ons in Aziatische landen gedumpte plastic daar voor grote problemen zorgt, dat de zeeën en de oceanen van deze wereld zuchten onder de plastic soep. We weten het, maar willen we het ook weten?

Ik kan niet ademen
De gewelddadige dood van George Floyd op 25 mei en alles wat er wereldwijd op gevolgd en bij losgekomen is beheerst nu het nieuws. Hoe komt dat? Hij is de eerste niet die dit overkomt. Nee, maar ineens herinneren we ons anderen die een soortgelijk lot troffen, maar die niet meer dan een rimpeling veroorzaakten. En als wij hen al vergeten waren, dan herinneren anderen ons wel aan hen.
Toen de COVID-19-pandemie ons land bereikte, werd in een studentenflat in Wageningen de leus ‘Die Chinese’ op een liftwand gekalkt, en de bodem van de lift met menselijke uitwerpselen en urine besmeurd. Op straat werden mensen van Chinese origine lastiggevallen, in de klas werden ze ineens gepest. Nu valt er wel het nodige te zeggen van de handelwijze van de Chinese autoriteiten in Wuhan toen het COVID-19-virus daar voor het eerst opdook, maar het was en is geen ‘Chinees virus’ en het is al helemaal onzinnig om mensen met een Chinees uiterlijk erop aan te kijken.
Het werd 28 mei, het smartphone filmpje met de triomfantelijk en voldaan kijkende agent Derek Chauvin bovenop de stervende George Floyd ging de wereld over. ‘I can’t breathe!’ Niet alleen in de ‘zwarte’ gemeenschap in Amerika, die de gevolgen van de COVID-19-crisis het zwaarst te dragen heeft, knapte er iets, ook daarbuiten, ook bij ons. Dat beeld van die man die eronder wordt gehouden en stikt raken we niet meer kwijt. Onontkoombaar is het besef: Dit is geen incident. Het is alsof er ondergronds, maar toch voor wie het wilde zien ook bovengronds, iets had geëtterd dat nu ineens als een zweer openbrak.

En nu? We kunnen erop hopen dat straks zal blijken dat het per saldo bij een eruptie blijft, en dat de vulkaan van verontwaardiging en woede vanzelf of met enige ‘hulp’ weer stil wordt. Maar het lijkt mij een illusie. Ook hier geldt dat we de toekomst niet in de greep hebben. En het is ons ook gezegd wat goed is en wat de HERE bij ons zoekt, namelijk recht doen, trouw liefhebben en opmerkzaam wandelen met onze God. Lazarus hoefde het de broers van de rijke man niet te gaan vertellen. En Jezus heeft gezegd: ‘alles wat jullie nu willen dat de mensen jullie doen, doe dat aan de ander, dit is de wet en de profeten.’ Dat houdt in: luisteren naar die ander, kijken in de spiegel die hij en zij ons voorhoudt, en dan ons tot daadwerkelijke omkeer laten brengen.
De drie ‘crises’ slaan ons een heel aantal zekerheden uit handen, laten zien welke wegen doodlopen. Wij weten niet wat wij moeten doen, maar onze ogen mogen op God gericht zijn. Het goede nieuws is dat het Woord zeer dichtbij is, in onze mond en in ons hart, om het te doen. En Paulus verzekert ons dat dit helemaal evangelie is.

Dr. G.C. den Hertog is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Hits: 1026