Skip to main content

nr6 • 2020 • Twee levensverhalen, twee keer verzet

34e jaargang nr. 6 (juli2020)
thema: Zomernummer

Desiree Prins-van den Bosch
Laatst geboekt
Twee levensverhalen, twee keer verzet

In de afgelopen tijd was er voor sommige mensen tijd om te ‘coronalezen’. Hoewel alle winkels minder klandizie kregen, hadden boekwinkels niet te klagen over de belangstelling. Zelf heb ik sinds de crisis maar één keer een boekenwinkel van binnen gezien. Ik mocht de drempel over, beladen met waarschuwingen en bewapend met handschoenen. Vervolgens kwam ik niet echt aan lezen toe. Meestal is een vakantie de gelegenheid om dat wat in te halen.

Zo keek ik voor mijn vakantie wat rond op social media en kwam ik uit bij een genre dat tot nu toe altijd aan mij voorbij is gegaan: de biografie. Dat de beschrijving van het leven van iemand op zich ook literatuur kan zijn, of in ieder geval lekker weg zou kunnen lezen, dat was niet eerder in me opgekomen. Ik las De eeuw van Gisèle, van Annet Mooij en een autobiografie van een Congolese arts Denis Mukwege, Pleidooi voor leven. Van beide personen zou je kunnen zeggen dat het helden zijn, maar er is een wereld van verschil in hun levensverhalen én in de manier waarop die op papier zijn gezet.

Hoekig
Het eerste boek gaat over een vrouw die ik niet kende. Toch trok dit boek mij aan vanwege de periode waarin ze leefde, de twintigste eeuw, vanwege wat zij deed in de Tweede Wereldoorlog en vanwege het feit dat ze kunstenaar was (ze was vooral schilder en glazenier). De eerste zin van de inleiding trok me over de streep: ‘Zou zij nog hebben geleefd, dan had Gisèle d’Ailly-van Waterschoot van der Gracht alles in het werk gesteld om te voorkomen dat deze biografie het licht zou zien.’
Wat mij achteraf nog het meest is bijgebleven, is hoe hoekig haar karakter was. Anderen zeggen misschien liever: ‘een sterk karakter’, of ‘eigenzinnig’. Hoewel ze opgroeide in een diepgelovig, katholiek milieu en zelf ook beweerde gelovig te zijn, wist ze dat te combineren met een levensstijl die menig kerkganger zou doen blozen. Maar ze was ook hoekig in haar voorkeur voor vrienden en hoekig in haar ideeën van het goede leven. Misschien dat juist haar hoekigheid haar wel geholpen heeft om in de Tweede Wereldoorlog zo weerbaar te zijn.
Gisèle had een fascinerend leven. Ze werd geboren in een elitegezin, haar vader kwam uit de hogere katholieke kringen van Den Haag en haar moeder was een Oostenrijkse barones. Haar jeugd speelde zich af in Amerika en in Oostenrijk, onder meer op kostscholen. Op haar zestiende werd haar opleiding in Amerika onderbroken en vond Gisèle zich weer herenigd met haar ouders op het familielandgoed in Oostenrijk. Een oom van in de vijftig werd gaf haar schilderles en werd een intieme vriend, een verboden liefde. Interessant is de opmerking van de auteur: ‘Gisèle bezat een groot vermogen om nare ervaringen of vervelende dingen die haar overkwamen achteraf voor te stellen alsof het allemaal precies zo was gegaan als zij het had gewild.’ (blz. 61) Dat was denk ik ook een uitvloeisel van, wat ik noem, haar hoekige karakter. Je kwetsbaar opstellen past daar niet bij. Hoe het ook zij, die oom zou niet haar laatste leraar zijn, tot wie ze zich aangetrokken voelde.

Gaandeweg wordt het duidelijk dat een uitzicht op een getrouwd leven voor Gisèle niet vanzelfsprekend is. Er ontstond een ingewikkelde relatie met de gelauwerde kunstenaar en levensgenieter Joep Nicolas, die op dat moment al getrouwd was en kinderen had. Hij introduceerde Gisèle in de glas-in-loodkunst. Uiteindelijk verdween Joep met zijn gezin naar Amerika en liet een gebroken Gisèle achter. Maar de volgende leraar-minnaar liet niet lang op zich wachten. De dreiging van Hitler-Duitsland broeide, toen een lang gekoesterde droom werkelijkheid werd en ze haar intrek nam aan de Herengracht in Amsterdam. Het zou een huis voor het leven worden, waarin een gemeenschap ontstond met haast sektarische trekken, Castrum Peregrini. Leiding had Wolfgang Frommel, die idolaat was van de charismatische dichter Stefan George. Deze George werd aanbeden, zijn gedichten werden gelezen met haast religieuze devotie. Frommel ging nog verder dan George door meerdere jonge jongens aan zich te binden – vrouwen werden als tweederangs beschouwd. Hoewel het háár huis was, was ze eigenlijk geen volwaardig lid van de gemeenschap. Heel intrigerend hoe Gisèle zich daartoe verhoudt. Misschien dat juist de jaren in de Tweede Wereldoorlog maakte dat ze onlosmakelijk met elkaar verbonden werden – ook een paar van die jongens woonden bij hen in huis. Gisèle verborg deze jongens in haar huis in hartje Amsterdam, waaronder een Joodse jongen. Ze doorstond honger, ontbering en een enkele inval van Duitse soldaten. Ze wist zo levens te redden, waarvoor ze een Yad Vashem-onderscheiding kreeg. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er wat meer afstand tussen haar en Frommel en werd er dan toch tot getrouwd: met de burgemeester van Amsterdam, Arnold d’Ailly.
Al met al is deze dikke pil echt een stukje kunst in boekvorm geworden. Het was dan ook niet de eerste biografie van Annet Mooij.

Nobelprijs
Heel anders is de tweede biografie die ik hier wil noemen. We gaan van een Nederlandse ‘Ridder in de orde van Oranje-Nassau’ naar een Congolese winnaar van de Nobelprijs van de Vrede 2018. Het is een autobiografie van een dokter-dominee. Een boek dat niet bedoeld is als kunst, maar meer informatief van aard is, meer een pamflet. Het is geschreven tegen het geweld van de systematische, brute verkrachtingen en verminkingen van vrouwen. De sprongen in de tijd die voortdurend gemaakt worden, en mijn onbekendheid met de situatie in Congo, maken dat ik de schrijver soms moeilijk kan volgen en gebeurtenissen moeilijk kan plaatsen. Desalniettemin kan het niet anders of de lezer raakt onder de indruk van wat Denis Mukwege in zijn leven allemaal tegenkomt en meemaakt.
Als we beginnen te lezen, ervaren we meteen hoezeer deze man zijn werk moet doen met gevaar voor eigen leven. We vallen midden in een van de heftigste momenten in zijn leven, als er een overval op zijn huis wordt gepleegd, waarbij zijn klusjesman en vriend worden neergeschoten. Vanuit die gebeurtenis worden we uiteindelijk teruggebracht bij het begin: Mukwege wordt geboren in een arm gezin. Moeder heeft een zwakke gezondheid, maar sterk karakter, zijn vader is een pinksterdominee, in een overwegend rooms-katholieke omgeving. Zijn jeugd speelt zich af in Belgisch Congo, in een stadje aan de oostgrens, vlakbij Rwanda, waar toen Zweedse zendelingen onderwijs gaven. Geloof was alomtegenwoordig, met als onderstroom vooral het geloof in plaatselijke, oorspronkelijke goden. In een van zijn beschouwingen zegt Mukwege dat geloven zo alomtegenwoordig was, omdat het de bevolking hielp om zich niet in pure wanhoop te verliezen, want ziekten en honger teisterden het land.

Aanvankelijk gaat Mukwege medicijnen studeren met het idee om kinderarts te worden. Maar wanneer hij in een ziekenhuis in Lemera komt te werken, raakt het leed van kraamsterfte hem. Vrouwen kregen vaak in erbarmelijke omstandigheden en veel te jong kinderen. Net getrouwd, besluit hij om met een beurs vijf jaar in Frankrijk te gaan studeren. Teruggekomen krijgt hij al snel de leiding over een ziekenhuis. En er beginnen vrouwen binnen te druppelen die op gruwelijke wijze en soms dagenlang verkracht zijn. Mukwege beschrijft hoe dat de levens van die vrouwen en van hun gezinnen verwoest. Hoe het hele dorpen ontwricht. Maar ook hoe hun geslachtsdelen soms zó verwoest zijn, dat hij aan de operatietafel soms de wanhoop nabij is. Mukwege heeft voor zijn strijd tegen dit geweld de Nobelprijs gekregen.

(Gebrek aan) principes
Het is interessant om te lezen hoezeer Denis Mukwege is tegengewerkt: door de cultuur, door de politiek, door corruptie. Zo komt het geregeld voor dat een levering medicijnen, gedoneerd, of gekocht, lege dozen bevat. Ik vergeet niet snel het bezoek van een latere president, Joseph Kabila, na een ramp met een tankwagen. De president weet het zo te draaien dat hij precies om de heikele kwestie van het geweld tegen vrouwen heen manoeuvreert, een veel grotere ramp, dan dat ongeval met de tankwagen. Ondanks die ijzige houding, belooft de president plompverloren vijftigduizend dollar voor de voedingsafdeling, om toch een goede indruk achter te laten.
Het valt te bewonderen hoe Mukwege zijn principes met alle tegenwind, toch wil vasthouden. Zo laat hij absoluut geen discriminatie toe in zijn ziekenhuis, hij zou het nog liever sluiten, dan mensen oneerlijk te behandelen. Ook wil hij geen wapens in zijn ziekenhuis. Zelfs niet, nadat zijn ziekenhuis verwoest werd en alle patiënten werden vermoord. Vanuit het veilige en welgestelde Nederland, kun je niet anders dan een diepe buiging te maken voor het werk van deze uitzonderlijke arts.

Opmerkingen in de marge
In vergelijking met het eerste boek, valt op hoezeer het goede karakter van de arts steeds zonneklaar naar voren komt. Het heeft iets weg van een heldenepos. Daardoor mist het boek een zekere gelaagdheid, echtheid. Een gelaagdheid die er wel is bij Gisèle. Bovendien blijft er één ding bij mij haken, na het lezen van dit boek. De manier waarop Mukwege dominee is naast zijn werk, is totaal anders dan hoe dat in het georganiseerde Nederland is geregeld. Ik vind het teleurstellend als Mukwege op bladzijde 226 zegt: ‘Ik heb geen theologische opleiding gehad, maar ik geloof niet dat je een diploma nodig hebt om God te begrijpen. Met hem spreek je vanuit je hart en niet met je hoofd, en de dag dat je moet hebben gestudeerd om voor te mogen gaan in de kerk, stop ik ermee.’ Ik kan alleen maar gissen naar de achtergrond van die woorden, misschien speelt er in Congo op dit moment juist wel een discussie hierover. Natuurlijk ben ik het van harte met hem eens dat je God moet dienen met je hart. Maar je hoofd mag toch ook meedoen? Dat staat het andere toch niet per definitie in de weg? Het is nogal een verschil tussen hoever Mukwege wilde gaan om te studeren voor zijn ene beroep, en hoe weinig hij kennelijk belang hecht aan een studie voor het andere.
Ik hoop dat er ook hele mooie biografieën worden geschreven over gewone levens. Maar het is ongetwijfeld heel spannend om te schrijven over zulke levensverhalen als van deze twee helden. Aarzel niet om ze, als het moet met handschoentjes aan, op te halen bij de boekhandel.

Naar aanleiding van:
Annet Mooij, De eeuw van Gisèle. Mythe en werkelijkheid van een kunstenares, Amsterdam 2018.
Denis Mukwege, Pleidooi voor leven, Amsterdam 2019.

T.W.D. Prins-van den Bosch is predikant te Staphorst en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Hits: 991