Skip to main content

nr3 • 2020 • Je gaat het pas zien als je het doorhebt

34e jaargang nr. 3 (jan. 2020)
thema: Gender en transgenders

Wim Dekker
Je gaat het pas zien als je het doorhebt
Een stem uit de redactie

Bij het lezen van de verschillende bijdragen in dit nummer schoot me geregeld deze beroemd geworden uitspraak van Johan Cruijff te binnen: ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’. Is de tijd van onwetendheid nu voorbij?

De eerste keer kwam deze zin bij me naar boven toen ik het interview las met Daniël en Christine, waarin Christine vertelt, dat ze na een moeilijke tijd in therapie terechtkwam en zich toen (opnieuw) bewust werd van wat ze altijd al wel wist, maar helemaal had weggestopt: ‘Ik had eindelijk geleerd dingen te voelen en eerlijk te zijn naar mijzelf.’ In een tijd en cultuur waarin transgender onbekend is of als uiterst problematisch wordt gezien, neem je wel bij jezelf of anderen waar dat er iets niet klopt, maar je hebt er nauwelijks woorden voor en als je er woorden voor vindt, wordt alles gelijk weer weggedrukt omdat je er een dermate onbekend land mee betreedt, dat je liever ogenblikkelijk terugkeert dan één stap verder te lopen. De verschijning van dit nummer van Kontekstueel is voor mij een signaal, dat deze tijd van onwetendheid nu wel ongeveer voorbij is. Als ik daarin gelijk heb, dan zal dat dus betekenen, dat in de komende jaren ook in de orthodox-gereformeerde delen van de kerk steeds meer mensen met hun transgender-zijn naar voren zullen komen. ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’. Dat betekent ook: als je het eenmaal doorhebt, lukt het je absoluut niet meer het niet te zien. Dit proces heeft zich al eerder voltrokken wat betreft homoseksualiteit, het gaat zich nu ook uitbreiden tot transgenderisme. Dat zal voor degenen die het betreft vaak een bevrijding betekenen, maar ook de vele vragen oproepen, die in de voorgaande artikelen aan de orde zijn geweest. Het is dus geen luxe wanneer we ons met deze vragen bezighouden, het is ‘Gebot der Stunde’. We mogen onze broeders en zusters, die het betreft niet met domheden en vooroordelen kwetsen en hen ook niet pastoraal met een kluitje in het riet sturen. We mogen trouwens net zomin medemensen die geen christen zijn, zonder kennis van zaken en in-voeling beoordelen.

Cultuur en individu
In dit verband trof me sterk de opmerking van Christine, dat ze door niet-gelovige collega’s met begrip was bejegend na haar coming-out, maar dat ze veel meer in het onzekere was over het oordeel van haar medechristenen en kerkleden. Hier ligt een probleem.
Het gaat er niet om, dat we als christenen geen dringende vragen mogen stellen aan iemand, die in transitie wil gaan. Het gaat er nog minder om, dat we kritiekloos een cultuur moeten omarmen, die Den Hertog aan het begin van zijn artikel beschrijft, waarin gender gezien wordt als een kwestie van voorkeur die steeds weer vloeiend is. Er zijn allerlei redenen om een doorgeslagen genderideologie af te wijzen, niet alleen typisch christelijke, ook algemeen menselijke. Er is ook nog zoiets als gezond verstand, waardoor niet alleen christenen, maar ook allerlei andere mensen het keuzemenu, dat pubers wordt voorgeschoteld maar helemaal niks vinden, om nog maar te zwijgen van de dwaze klantvriendelijkheid van de NS met een aanspraak, die nog het meeste doet denken aan die van bevindelijke dominees uit het verleden: ‘geliefde medereizigers’.
Het gaat er wel om, dat we nu allemaal leven in een cultuur, waarin we ‘blind waren, maar nu zien’, om Martin den Heijer vrij te citeren. Onder invloed van deze veranderde cultuur is het een gegeven; we kunnen daar niet achter terug: er zijn medemensen, die vroeg of laat ontdekken dat wat ze diep van binnen voelen in het geheel niet spoort met hoe ze eruitzien en met de rollen en verwachtingspatronen die aan hun uiterlijke verschijning als man of als vrouw gekoppeld zijn. Wij zijn geroepen zonder oordeel naast hen te staan en voor zover in ons vermogen ligt te helpen en te steunen.

Tegenbeweging
Nu wekt Christine in het interview de indruk dat dit laatste bij anderen beter ontwikkeld is dan bij medechristenen. Ik kan dat niet helemaal beoordelen. Het trof mij wel, dat Martin den Heijer in een inleiding, die hij voor ons als redactie- en bestuursleden van Kontekstueel hield, vertelde dat hij als belijdend christen ingrepen doet bij transgenders, waar heel veel niet-gelovige collega’s geen zin in hebben. Als ik hem goed begrepen heb, is de problematisering van het transgender-zijn zeker geen specialisme van christenen. Het zou weleens vergelijkbaar kunnen zijn met homoseksualiteit. In theorie is dat in onze samenleving geen enkel probleem meer en wanneer de Nashvilleverklaring verschijnt staat heel het land op z’n achterste benen, terwijl intussen in de dagelijkse praktijk de verkeerde grappen en grollen niet van de lucht zijn en mensen wat dat betreft steeds weer de grenzen opzoeken. Hoe tolerant zijn wij mensen eigenlijk van nature voor wat anders is, anders dan OSM (ons soort mensen)? We kunnen toch op z’n minst met onze minister Stef Blok in zijn omstreden lezing (juli 2018) vaststellen, dat dit in het algemeen niet meevalt. Andere zaken die mij in dit opzicht aan het denken hebben gezet zijn een artikel over de transgender Maxim Februari (voorgedragen voor de P.C. Hooftprijs 2020) in De Volkskrant van 17 december 2019 en de onlangs door de VPRO vertoonde film Una mujer fantástica. In beide gevallen trof mij het web van seculiere vooroordelen en minachting, waarin transgenders terecht kunnen komen. Dat zou dan betekenen dat christenen, die opkomen voor transgenders eerder een tegenbeweging vormen dan dat ze zich klakkeloos aanpassen.

Verschil homo’s en transgenders?
In wat ik tot nu toe las van orthodox-gereformeerde christenen viel me op, dat in de Nashvilleverklaring transgenderisme er slecht van afkomt, maar dat in het algemeen de toon toch iets ruimhartiger is dan ten aanzien van praktiserende homo’s en lesbiennes. Dat zal met twee dingen te maken hebben. In de eerste plaats, dat men meent dat over homo’s en lesbiennes heel duidelijke teksten in de Bijbel staan en dat dit ten aanzien van transgenders anders is. In de tweede plaats dat seks in het verhaal van transgenders geen item is. Men voelt zich vreemd in het eigen lichaam, maar dat heeft niet met seksualiteit te maken.

Mochten mijn vermoedens in dit opzicht juist zijn, dan denk ik dat dit gegeven opnieuw roept om een goed gesprek over hoe we de Bijbel lezen en wat seksualiteit betekent. Het lijkt mij niet reëel wanneer men op grond van de Bijbel grote bezwaren heeft tegen een homoseksuele leefwijze en wel kan aanvaarden, dat transgenders in transitie gaan. Aan de hand van verschillende artikelen in dit nummer van Kontekstueel zou hierover verder doorgedacht kunnen worden. Je hoeft niet de hermeneutiek van Zorgdrager te volgen om toch de Bijbel heel anders te lezen dan in orthodox-gereformeerde kring gebruikelijk is. Hoe zou Jochemsen bijvoorbeeld reageren op de bijdrage van Den Hertog, vroeg ik me af. Of op die van De Bruijne? Wij hebben in de gereformeerde gezindte elkaar nog heel veel te vragen. Mij viel op dat Jochemsen in ieder geval pastoraal zeer voorzichtig opereert en een transitie ook niet helemaal buiten de orde plaatst. Terecht zegt hij echter, dat er kerkelijk weinig te vieren valt na een transitie. De PKN deed hierin een veel te grote en theologisch weinig doordachte stap. Daarin heeft Jochemsen gelijk. Maak het alsjeblieft niet te mooi.

Dr. W. Dekker is emeritus predikant (PKN) te Oosterwolde (Gld.) en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

  • Hits: 2213