Skip to main content

nr6 • 2019 • De rol van de predikant bij de begrafenis

33e jaargang nr. 6 (juli 2019)
thema: Zomernummer

Elsbeth Gruteke-Vissia
De rol van de predikant bij de begrafenis
Een interview met prof. dr. Marcel Barnard

Nico ter Linden wist het al. Rond uitvaarten worden predikanten met allerlei verzoeken geconfronteerd. Een lied van Marco Borsato in de kerkdienst, naasten die tegen de overledene praten, veel te lange bijdragen van familieleden en ga zo maar door. Hoe ga je daar als predikant mee om? Ter Linden schreef zo’n 25 jaar geleden een kort begrafenisgidsje met daarin tien tips voor de predikant.
Tijd om die tips voor de worstelende predikanten weer eens tegen het licht te houden en te bespreken met PthU- hoogleraar liturgie Marcel Barnard. Hij heeft het stuk van Ter Linden met veel belangstelling gelezen. Welke ontwikkelingen ziet Barnard als het gaat om uitvaartrituelen in de kerk van nu?
‘Ik zie een grote diversiteit maar ook een hoop gelijkvormigheid. Net als bij huwelijken: iedereen wil het op een eigen manier maar dat komt toch ook heel vaak weer op hetzelfde neer. Wat mij ook echt opvalt is dat de begrafenisondernemers – meneer Kraai noemt Nico ter Linden die – heel erg klantgericht zijn geworden. Ze geven wel leiding maar ze luisteren goed naar de klant en dan is er ook ruimte voor van alles en nog wat.’

Hoe wordt die ruimte ingevuld?
Dat is divers en er zit een tegenstrijdigheid in. Aan de ene kant stoppen we de dood weg en aan de andere kant gaan we er heel zorgvuldig mee om. Er is een grote aandacht voor het lichaam. Wij hebben als PKN een korte geschiedenis met het begrafeniswezen. In het Hervormde Dienstboek 1955 spreekt de Hervormde Kerk voor het eerst over de begrafenis in het kader van een huisdienst. Pas in het dienstboek 1998 wordt er een uitvaartdienst beschreven. Daarvoor was dat er niet. Mijn overgrootouders werden begraven door de familie, er was geen kerkdienst, de dominee kwam even aan huis maar meer was het niet. De begrafenis was echt een familiezaak. Maar nu valt het niet meer weg te denken uit het leven van elke predikant in de PKN.
Het dode lichaam is in die laatste zeventig jaar een belangrijke rol gaan spelen. Dat heeft de Reformatie altijd wat weggedrukt maar als je nu in het Dienstboek kijkt dan zien je daar zelfs een besprenkeling van de kist met doopwater, ik zie dat ook in de praktijk gebeuren. Als ik het goed zie hebben de predikanten daar ook aandacht voor, dat mensen op een zorgvuldige manier met het lichaam omgaan. Moet de kist dalen of niet? Er wordt nagedacht over thuis opbaren en hoe je daar thuis mee omgaat. Er is ook sprake van een verpersoonlijking, zoals in de hele liturgie. Er zijn maar weinig dominees die standaardbegrafenispreken hebben, er is een grote pastorale aandacht ontstaan. Het is daardoor ook wel complexer geworden. We hebben nu ook steeds vaker te maken met een overledene die verbonden was met de kerk maar kinderen die dat niet meer zijn. Dan gebeurt het nogal eens dat kinderen niets doen met het geloof van de overledene. Dan wordt er op geen enkele manier de laatste eer aan iemand bewezen. Daar word ik heel verdrietig van, maar je doet er weinig aan. Want wie begraaft? Begraaft de familie of begraaft de kerk en waar ligt de grens?

Wat zou u zeggen?
Als mensen kerkelijk zijn en ze kiezen voor een echte kerkdienst, in het kerkgebouw dan heeft de kerk daar de leiding. Maar het kan ook zo zijn dat in feite de familie begraaft maar dat ze toch ook nog iets meer willen. Dan ben je als predikant te gast. Ik heb zelf altijd een minimumpakket gehad op grond waarvan ik kom; een kleine Bijbellezing, een gebed en ik mag een paar woorden zeggen. Dat moet gebeuren als je wilt dat de kerk erbij is. Maar dan is het verder een familieaangelegenheid.

Waarom is het belangrijk om een begrafenis met goede rituelen te laten verlopen?
Daar heeft Nico ter Linden in zijn gidsje goede dingen over te zeggen. Dominees hebben ervaring met dit soort rituelen, ze hebben dat vaker gedaan. Als predikant heb je de knowhow van hoe je belangrijke levensmomenten begeleidt en hoe je daar vorm aan kunt geven op een manier zodat mensen die transitie goed kunnen maken. Technisch gesproken is de uitvaart een overgangsrite van degene die overlijdt, maar ook van de familie, je gaat naar een nieuwe situatie nu iemand er niet meer is. Dat vraagt om een ingewikkeld samenspel. Ten eerste moet je de overledene recht doen, Nico ter Linden zegt dan heel mooi: ‘je hoeft hem niet op te hemelen want dat doet God wel’. Je moet de technische kennis hebben om ruimte te geven zodat iemand zo herdacht wordt zoals hij of zij was, met zijn goede en zijn slechte kanten. Dat is een vak. Wij weten ook dat knullig uitgevoerde rituelen een tegengesteld effect hebben en dat goed uitgevoerde rituelen mensen helpen om door een moeilijke tijd heen te komen. Een overlijden is altijd een crisis, de ene keer grijpt dat dieper in dan een andere keer maar het is een crisis. Als je hier goed mee om gaat, helpt dat mensen om door die crisis heen te komen. Dat zijn niet alleen woorden maar ook de goede muziek, het is ook een goed omgaan met emoties en het zijn ook zorgvuldig uitgevoerde handelingen. Je weet dat het uiteindelijk beter is als de kist daalt. Je gaat iemand begraven. Zoals een begrafenisondernemer eens tegen me zei: ‘we zijn hier niet gekomen om een kist te parkeren.’ Zorgvuldig handelen, zorgvuldig spreken, zorgvuldig omgaan met de mensen, dat is een kennis die wij als predikanten hebben. Dat is de technische kant, nog even los van het evangelie en de troost daarvan. Bij de technische kant moet je goed samenwerken met de begrafenisondernemer. Ga in de eerste week dat je ergens predikant bent op bezoek bij de uitvaartbedrijven en ga praten met die mensen want je moet het samen doen.

Nog een paar andere punten van collega ter Linden, ‘een mens moet niet na zijn dood willen regeren’. Daar worden predikanten vaak mee geconfronteerd, wat doe je dan?
Je moet als predikant een zekere vrijheid nemen om van wensen van de overledene af te wijken maar je moet er ook goed naar luisteren. We hebben een beeld van onszelf maar wij begraven onszelf niet, een ander begraaft jou en die heeft ook een beeld van jou. Dat kan mislopen, zeker als iemand kerkelijk betrokken is en zijn of haar kinderen niet. Dan is het verstandig om goed op te schrijven wat je wilt. Je moet niet zoals Gustav Leonhardt je eigen preek gaan schrijven, die is op de begrafenis van Leonhardt voorgelezen door Jan van Biezen. Dat moet je niet willen.

Nico ter Linden spreekt zich uit tegen het in stilte of in kleine kring begraven, wat vindt u?
Ik ben het met Ter Linden eens, iemand is meer dan de kleine kring. Er zijn maar weinig mensen die echt in een kleine kring leven, je bent ook een publiek figuur hoe dan ook. Anderen moeten ook de kans krijgen om afscheid van je te nemen, je moet dat als familie niet inperken. We zijn deel van een netwerk. Je hebt dan ook een taak als predikant om de familie daarvan te overtuigen. Het is ook heel naar als er geen afscheid genomen kan worden.

Ter Linden spreekt zich ook uit over de sprekers in de dienst, familieleden en vrienden van de overledene, je moet die sprekers beperken in aantal en in tijd, zegt hij. Wat vindt u?
Luther zei het al: ‘Leichenreden sind Lügenreden’, we zijn niet bij elkaar om de doden op te hemelen, tegelijkertijd mag je iemand ook wel gedenken voor Gods aangezicht, daar is niets tegen. Je moet het wel beperken, acht sprekers in een kerkdienst kan niet. Doe het dan maar vóór de dienst. Twee of drie die het kort houden, dat moet kunnen. Je moet het wel wegen, wat voor een sprekers krijgen we, ik zou de lolbroek van de voetbalvereniging niet in de dienst laten spreken maar mensen die begrijpen wat er in een kerkdienst gebeurt die kunnen zeker spreken. Je moet doorhebben in wat voor een context je spreekt, dat hoeft niet vroom te zijn maar wel gepast. Je kunt mensen ook voor de dienst laten spreken en dan aansluitend de kerkdienst laten beginnen. Bij twijfel heb ik dat altijd zo gedaan.

Een ontwikkeling van de laatste tijd is dat er in een afscheidsdienst foto’s van de overledene worden getoond op de beamer, hoe kijkt u daar tegenaan?
Ik kan er geen theologisch bezwaar tegen bedenken, ook niet tegen een foto op de kist. Van mij hoeft het niet. Je zet later op de schoorsteen een foto neer maar op het moment van de begrafenis heb ik daar geen behoefte aan. Het wordt wel een dingetje. Het viel mij ook op bij de laatste begrafenissen die ik heb bijgewoond dat die foto op de kist een grote rol krijgt. Als je woorden spreekt ter gedachtenis, kun je natuurlijk ook beelden laten zien ter gedachtenis. Maar ook hier komt het weer aan op de goede smaak en die kun je heel moeilijk sturen. Dat geldt trouwens ook voor de muziek. Hier maakt de locatie uit. Vindt de dienst plaats in de kerk of in een aula, in welke mate is het een kerkdienst, dat maakt uit. Zelf denk ik dat het laten zien van foto’s en het laten horen van seculiere muziek kan, mits teksten niet al te zeer uit de toon vallen. The Passion hebben we met z’n allen ook omarmd, dus als we onze eigen passions hebben dan kunnen we daar niet zomaar meer omheen. Ik ben daar ruimhartig in. Pastorale ruimhartigheid is dan belangrijker dan smaak.

Hoe gaan we om met sprekers die tegen de overledene spreken, alsof die laatste aanwezig is bij de afscheidsdienst?
Het is moeilijk om de dood als een keihard afscheid te beschouwen, maar dat is het wel. Ik zal het nooit verbieden, uiteraard. De dood is een onverbiddelijk gegeven en dat is heel moeilijk om te aanvaarden, niet iedereen kan dat meteen. Er zijn ook verschillende opvattingen over waar onze doden zijn. Wij denken heel erg in platoonse schema’s, terwijl het in de Bijbel toch wat scherper ligt. Heel 1 Korinthe 15, het hoofdstuk over de opstanding, is toch eigenlijk gericht tegen dat idee dat oma in de hemel is. De dood is een keiharde insnijding en de dode is niet meer. Het enige waar we op kunnen vertrouwen is dat God op een gegeven moment zal zeggen: ‘sta op!’ De dood is feitelijk de totale vernietiging. Zo zeg ik dat niet op een begrafenis, maar het is misschien wel een gesprek dat we eens zouden moeten voeren. Dat platonisme heeft zo diep ingegrepen in de christelijke traditie, die loopt nóg mee.
De opstanding der doden is iets anders dan het hiernamaals. De kerk weet van de opstanding der doden, maar daar zit een discontinuïteit; daar ligt ons leven alleen in Gods hand. Dat is ook waarom de Reformatie niet zoveel met de begrafenis te maken wilde hebben. De gedachte is dan, ons leven ligt in Gods hand en daar hebben wij niets meer aan toe te voegen. Het is nu aan God en niet meer aan ons. Dat is de kern van het christelijk geloof die ook het moeilijkste over te brengen is. Het is niet een gesprek dat je voert als iemand net is overleden maar het zou wel goed zijn als we het gesprek gaan voeren. Het is namelijk niet alleen maar hard, je leeft één keer en dat is je kans en het leven leef je voor Gods aangezicht van wie je gelooft dat die de zondaar rechtvaardigt. Het hoeft ook niet eeuwig door te gaan. Je leeft één keer en dat betekent dat deze dag heel belangrijk is, want het kan je laatste dag zijn. Ieder uur krijgt daar een belang door. Het is als een muziekstuk, iedere maat telt en iedere tel telt. Dat is terug geredeneerd vanuit die harde dood. De dood is je kans. Er zit ook een heel barmhartige kant aan. Dat is wel een ingewikkeld theologisch verhaal dat je in crisissituaties niet zomaar over de bühne krijgt. Dit is wel de kern waarvan ik niet zo zeker weet of die nog wel terugkomt in de rituelen die er nu zijn. Het dalen van de kist, bijvoorbeeld, heeft hiermee te maken. Het is moeilijk, maar het reflecteert wel die theologie.

Hoe kijkt u aan tegen het gegeven dat steeds meer kerkmensen niet kiezen voor een crematie in plaats van voor een begrafenis?
Principieel heb ik er niet zoveel op tegen. Er is het Bijbelse argument dat Christus is begraven en wij dus ook, daar ben ik niet ongevoelig voor, maar tegelijkertijd is Christus begraven omdat iedereen in die tijd begraven werd. Het hangt heel erg af van de situatie. Als ik kijk naar mezelf: wij wonen in het hartje van Leiden. Ik zeg wel eens tegen mijn vrouw dat ze mij niet aan de A44 in de frietlucht van Van der Valk hoeft te leggen, het Leidse kerkhof ligt namelijk aan de A44 naast een Van der Valk. Dat is kilometers van huis dus hoe zit dat dan? Misschien kun je dan beter cremeren. De volgende vraag is wat je dan met de urn moet. Ik kom eens per jaar in de Nederlandse gemeente in Londen, daar wordt niemand meer begraven want daar is al helemaal geen plek. Daar is in de kelder een urnenmuur waar de urnen van gemeenteleden in worden gezet. Zo wil ik wel gecremeerd worden, dat je in de buurt blijft van je nabestaanden en dat er een plek is waar zij naar toe kunnen gaan. Gevoelsmatig zou ik een voorkeur voor begraven hebben omdat het wat natuurlijker is. Zo’n crematorium voelt zo gewelddadig en mechanisch. Daar heb ik intuïtief iets op tegen maar theologisch kan ik er weinig tegen inbrengen. Een predikant kan trouwens wel een rol hebben als de urn ergens wordt bijgezet, daar geeft het Dienstboek ook een gebed voor.

Heeft u, tot slot, nog een advies aan alle worstelende collega’s?
Een uitvaartdienst is een gelegenheidsdienst dus je hebt te maken met een gelegenheid. De predikant vertegenwoordigt daarin de kerk en dus het evangelie. Aan die vertegenwoordiging zit een ondergrens. Een Bijbellezing, een gebed en een paar woorden spreken is dat minimum.

Drs. E.A. Gruteke-Vissia is predikant in Zeewolde (PKN), radiopresentator bij de EO en tot voor kort redactielid van dit blad. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Hits: 2330