Skip to main content

nr2 • 2018 • In gesprek met VU-filosoof Emanuel Rutten

33e jaargang nr. 2 (nov. 2018)
thema: Geloofsverantwoording

A. Markus en J. van Noppen
‘Wij hebben een ijzersterk redelijk verhaal te vertellen’
In gesprek met VU-filosoof Emanuel Rutten

Drie jaar geleden publiceerde filosoof Emanuel Rutten, onderzoeker en docent aan de Vrije Universiteit het boek ‘En dus bestaat God’. De provocerende titel is te lezen als een knipoog naar de eerste liefde van Rutten, de wiskunde. Sinds hij kennismaakte met het evangelie, is hij een gedreven apologeet. Zet hem voor een zaal atheïsten en agnosten en hij gaat los. ‘Na afloop acht ik de kans groot dat ze tenminste zeggen: geloven is niet zo onzinnig als we dachten.’

Hij kent de gedachtegangen van atheïsten en areligieuze mensen. Als student in Delft was hij één van hen. Rutten: ‘Buiten de wiskunde bestond er voor mij eigenlijk niets. Ik was er vrij ideologisch – om niet te zeggen – fundamentalistisch in. Ik noemde mezelf niet eens atheïst.’

Want dat zou teveel benadrukken dat het religieuze relevant is?
‘Absoluut. Ik was hard core areligieus. De term ‘atheïst’ zou me al teveel betrokken maken. Maar na een aantal jaar begon ik wel een ‘metafysisch tekort’ te voelen. Wiskunde gaat wel over ‘zijn’, maar niet over ‘zin’. Het heeft iets subliems, daarom heeft het me ook jarenlang begeesterd. Maar existentiële vragen komen daarin niet aan de orde. In mijn oriëntatie op iets anders kwam ik min of meer toevallig bij de filosofie uit. In Amsterdam werden cursussen wijsbegeerte aangeboden. Ik bezocht ze aanvankelijk met een gezonde dosis scepsis, maar ik bleef wel gaan. Op een dag stond de filosofie van Martin Heidegger op het programma, de ‘ontologische differentie’, het verschil tussen zijn en zijnde. Die metafysische dimensie boeide me zo mateloos dat ik dacht: hier wil ik mee verder. Ik schreef me in voor de studie filosofie aan de Vrije Universiteit en raakte eraan verslaafd. Tijdens die colleges kwam ik in contact met het denken van Augustinus. Ik werd er diep door geraakt.’

Door wat vooral?
‘We lazen zijn Belijdenissen. Over zijn persoonlijke bekering, over wat hij zei over God, over Jezus die onder ons geleefd heeft… Het was een wereld waar ik gretig meer van wilde weten. Dus las ik ook de bronnen waar hij naar verwees: een zekere Mattheüs, Marcus en Lucas. En zo kwam ik Jezus van Nazareth op het spoor. Ik was gefascineerd door zijn optreden, zijn woorden. In de loop van mijn studie ben ik mezelf christen gaan noemen. Ik wist: dit is het wereldbeeld, the way of life waartoe ik mij wil bekennen.’

Uitte zich dat ook in concrete stappen: toetreden tot een geloofsgemeenschap?
‘Nee, het was een persoonlijke, individuele keuze. Gedoopt was ik al. In mijn jeugd had ik kennisgemaakt met een soort ‘sociaal katholicisme’: we gingen naar de kerk, maar van persoonlijke geloofsbeleving was geen sprake. De kerkdienst was voor mij een hinderlijke onderbreking van de vrije zondag. Toen ik op mijn twaalfde afhaakte, vonden mijn ouders dat geen probleem. Het was geen schok voor hen.’

U las Augustinus en kwam via hem bij de evangeliën. Augustinus zelf was in eerste instantie teleurgesteld toen hij die las. Wat triggerde u?
‘Ik was geboeid door Jezus van Nazareth. De Franse filosoof Alain Badiou spreekt van een ‘waarheidsevenement’ – nou, zoiets maakte ik mee. Het was geen lezen, het was een gebeurtenis. In elke situatie waarin Jezus kwam, vroeg ik me af: wat zal Hij nu gaan zeggen of doen? Bijvoorbeeld: het verhaal van de hoer die bij Hem wordt gebracht. Ze moet volgens de omstanders worden gestenigd en je houdt als lezer je adem in. Dan zegt Jezus: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Of lees zijn dispuut met Farizeeërs, waarin Hij zegt: ‘Geef aan de keizer wat des keizers is en aan God wat van God is’. Jarenlang had ik wiskunde gestudeerd, ik had Plato en Aristoteles gelezen, maar zoiets geniaals als in de teksten in het Nieuwe Testament was ik nog niet tegengekomen.
Neem het spreken over de menselijke onvolmaaktheid. Dat je als mens imperfect mag zijn, dat iedereen het in wezen is. Dat daar een zekere onvermijdelijkheid in zit, dat het is ingebed in een groter verhaal. Dat je in zekere zin vrede kunt hebben met je eigen tekorten, dat het leven er niet alleen maar om gaat – zoals in het Griekse denken – om jezelf te perfectioneren. Ik dacht telkens: dit gaat over mij. Hier word ik voor het eerst op mijn menselijke existentie aangesproken en begrepen. Als iemand daartoe in staat is, wil ik meer van hem weten. Dan heb ik het nog niet eens over de erkenning van Jezus als de Zoon van God, maar puur over de fascinatie voor zijn genialiteit. Ik ontmoette in Hem een ethische waarachtigheid. Het Griekse denken blijft aan de oppervlakte, maar Hij raakt de kern. Zo’n uitspraak in die context: ‘Wie zonder zonde is…’ is briljant. Je ziet iedereen in de kring aarzelen, de eerste laat zijn steen al vallen. Hier meldt zich iets heel nieuws, iets oorspronkelijks. Op een gegeven moment kon ik het evangelie niet meer louter als een historische tekst lezen. Ik voelde het buiten-historische van het verhaal. Het evangelie beschouw ik als één van de meest verheven verhalen die de mensheid ooit verteld heeft. Moet ik nu geloven dat dit verhaal zomaar bedacht is door een stel vissers aan het meer van Galilea?’

De vraag is: hoe duid je het?
‘De enige optie is: intreden in het verhaal, het meemaken, erin meegaan. Kennis van waarheden kan alleen worden ontdekt als je ze meemaakt. Een voorbeeld is leiderschap. Wat vereist leiderschap? Mentale kracht. Die had Christus. Maar het houdt ook in dat je je dienstbaar kunt opstellen. Leiden door te dienen en zo verschil maken, dat is zo christelijk en zo adequaat. Zo kun je tal van thema’s noemen waarbij het christendom geniaal is.’

Maar er is toch ook nog zoiets als het evangelie als ‘aanstoot’? Jezus wordt in de evangeliën herhaaldelijk afgewezen, uiteindelijk belandt Hij aan het kruis. U spreekt over Jezus als de allerschoonste schoonheid…
‘Het sacrale schuurt altijd.’

Kijk naar het verhaal over de overspelige vrouw. Waar staan wij in dat tafereel?
‘Twee dingen daarover: Het verhaal over de zonde wordt vaak heel zwaar geduid. Eerlijk gezegd, voelt het voor mij bevrijdend. Ik heb het woord nooit als terneerdrukkend ervaren. Integendeel: eindelijk word ik gezien zoals ik ben. En gekend.
En dan over het ergerniswekkende. Jezus zegt: Heb je vijanden lief. Dat roept ook bij mij primair irritatie op. Je denkt: Hij overvraagt me. Ik kan het niet, soms wil ik het niet kunnen. Daar heb ik lang over nagedacht. Ik beschouw het woord nu als Leitmotiv. Alleen Christus is er toe in staat; voor ons is het een ideaal, om na te streven. De sublieme ervaring is vaak een contrastharmonie. Dat hele spel van afstoten en aantrekken zit er helemaal in.
Kijk, als je die citaten van Christus van jongs af aan hebt gehoord, worden ze je vertrouwd. Maar ik las ze met een frisse blik. ‘Vele eersten zullen de laatsten zijn, de laatsten zullen de eersten zijn.’ ‘Zalig zijn de armen van geest’. De omkering die daarin zit... zó raak. Ook de esthetische verhevenheid – jezelf het ‘zout der aarde’, ‘het licht van de wereld’ noemen – dat kom ik nergens anders tegen.’

Het gesprek is tot dusver veel minder rationeel dan we zouden verwachten.
‘Pas als ik met godsargumenten bezig ben, dan komt rationaliteit om de hoek kijken. Maar als iemand graag op zaterdagmiddag voetbalt, zeg je toch ook niet dat hij de hele week tegen een bal loopt te trappen? De existentiële vragen markeren mijn ingang tot het christelijk geloof.’

Vertaalt u die autobiografische lijn ook door in uw apologetische strategie?
‘Goeie vraag. Ik heb twee benaderingen. De eerste is een inclusieve benadering waarbij ik vertrek vanuit de gedachte dat elk mens een wereldbeeld heeft, waarin ethische, emotionele, en rationele dimensies een rol spelen. De vraag is: welk wereldbeeld is het meest adequaat? De andere benadering trekt meteen de rationele kaart: wat zijn goede argumenten voor het bestaan van God? Als ik in een lezing van een uur mijn visie uit de doeken doe, dan moet ik keuzes maken. Dan wil graag aantonen dat het geloof in God redelijk is, sterker nog: dat het de meest redelijke positie is. Je hoeft je intellectueel totaal niet te schamen voor het geloof. Als de zaal zindert van de gedachte dat wie gelooft eigenlijk dom is, dan wil ik eerst die angel eruit hebben. Eerst moeten ze inzien dat het helemaal niet waar is dat je intellectueel zelfmoord moet plegen om te gaan geloven.’

U bent zelf via een existentiële ervaring tot geloof gekomen. De rationele argumenten kwamen er later bij, als een completering. Dan intrigeert het ons, dat u bij zo’n zaal dan de omgekeerde route volgt.
‘Toegegeven: er zit een zekere spanning in mijn verhaal. Het evangelieverhaal zelf heeft kracht, ja. Maar alleen als je je er voor openstelt. Wie onbevangen leest, zonder psychische bezwaren en intellectuele remmingen, gaat het absoluut omarmen.
Als ik eerst met mijn persoonlijke bekeringservaring op de proppen kom, gaat men dat misschien wel waarderen, maar ik heb een doel. In onze sterk geseculariseerde West-Europese maatschappij heerst de algemene opvatting dat geloof irrationeel, anti-intellectualistisch is. Die angel moet er eerst uit, want anders worden we als gelovigen überhaupt niet meer serieus genomen. Ik wil bijdragen aan een klimaat waarin geloven in God als een redelijke optie wordt gezien, die intellectueel serieus valt te nemen. Het is mijn missie om op intellectuele gronden plausibel te maken dat de oorsprong van de wereld geen stof is (zoals de materialisten denken), geen informatie is (zoals de platonisten denken), maar mind, geest, conciousness – zodat theïsme de meest plausibele optie is. Als christenen meegaan in de postmoderne flow (‘deel je ervaring, je vreugde, je emotie…’), dan gooien we het kind met het badwater weg. Wij hebben een ijzersterk redelijk verhaal te vertellen. We komen er niet met alleen maar een prachtig verhaal over wat geloof met ons doet. Dan wordt het een verhaal tussen de verhalen. Jezus of Shakespeare. Nee, er is een waarheid te vertellen. Het verstand leidt ons werkelijk naar inzicht.’

Bedoelt u ook dat onze cultuur veel minder postmodern is dan we denken
‘Het is een illusie te denken dat wij zo postmodern zijn. Ik werk dagelijks met studenten. Het geloof stuit bij hen op veel weerstand, omdat ze van mening zijn dat het wetenschappelijke kolder zou zijn. Als kinderen uit christelijke gezinnen naar de universiteit gaan en daar van het geloof afvallen, komt dat doordat we ze weerloos het bos in hebben gestuurd. Ze horen een kritisch verhaal over ‘Who designed the Designer?’ en ze worden onzeker.’

U pleit ervoor dat de kerk er in catechese en prediking veel meer aandacht zou moeten geven aan deze geloofsverantwoording?
‘Zeker. Ik vind het immoreel om jongeren zo kwetsbaar de wereld in te sturen. Als de apostel Petrus spreekt over de verantwoording van de hoop die in ons is, dan wijst hij ook op een apologetische dimensie. Wij hebben de plicht om de redelijkheid van het godsgeloof te laten zien. Als ik de studenten van argumenten voorzie, dan zie je het kwartje vallen. ‘Ja… als je het zo bekijkt…ja.’ Mijn volgende stap is dan: en zou die God zich ook bekend willen maken? Zou dat misschien in de geschiedenis al eens gebeurd zijn…?’
Wij weten als geen ander dat alle wegen naar God leiden: het gevoel, de rede, de ervaring, de intuïtie, maar ook het verstand. Ik bepleit hier niet dat we het geloof gaan rationaliseren of verschralen tot een logisch systeem, dat we God zo klein maken dat Hij in onze denkraampjes past. Ik ga niet de hele week voetballen, maar op vrijdagmiddag vind ik het wel leuk, begrijp je?’

Zitten jongeren niet veel meer met de vraag naar de relevantie van het geloof en niet zozeer met de kwestie of het intellectueel te verantwoorden is?
‘Als iemand de relevantievraag stelt, dan zeg ik: stel je nu eens voor dat het christendom waar is. Dat God de wereld heeft geschapen, is geïncarneerd, onder ons heeft geleefd, dat Hij is gestorven en opgestaan. Dat zou toch een diepgaande impact op je leven moeten hebben? Want hoe relevant zou dát zijn: dan is er een liefdevolle God. Dan houdt Hij jou vast in zijn hand. Dan is jouw leven niet tevergeefs. Dan heb je altijd een toevlucht. Dan heb je een moreel richtsnoer. Als het waar zou zijn…
De relevantievraag komt aan de orde als je het christendom omarmt. Als ik voor een zaal sta die nog niet eens het theïsme serieus neemt, dan is het christelijk geloof heel ver weg, hoor. Dan moet ik eerst de bodem ontginnen. Voorafgaand aan zo’n lezing denken de aanwezigen dat het atheïsme intellectueel fantastisch is en het theïsme onzinnig. Na afloop is er hopelijk meer pariteit ontstaan: hier staan twee posities tegenover elkaar, waarvan je niet zomaar kunt zeggen dat de ene intellectueel verreweg te prefereren valt boven de andere.
In debatten gaat het best wel goed, want laten we wel wezen, de argumenten voor atheïsme zijn niet zo sterk. Ga maar na (hij telt af op zijn vingers). Eén: het kwaad is een argument tegen een goede God, maar niet tegen God. Twee: we komen God in de wetenschap niet tegen. Thomas van Aquino zei al in de twaalfde eeuw: ‘God is geen ding in de wereld, maar de grond van de wereld.’ Drie: we zien God nergens. Nee, democratie en gezond verstand, liefde en vriendschap zien we ook niet. Maar daaruit volgt niet dat die zaken niet bestaan. Vier: God houdt zich verborgen; dat is een argument tegen het bestaan van een God die zich niet verborgen houdt, maar geen argument voor atheïsme. Kortom, zo sterk staat het atheïsme niet. Dus het beeld dat er een groot geleerde debatteert met een clown is na afloop wel aan flarden. Als wiskundige en filosoof ben ik thuis in de analyse, de logica, en het onderkennen van premissen. Men ziet in dat er correct wordt geredeneerd. Als je met mijn premissen meegaat, dan eindigen we bij theïsme.’

In het voorbijgaan viel de term missie. Dat was geen slip of the tongue?
‘Ik heb wel een drive, ja. Er loopt een rode draad in mijn leven van de wiskunde naar de fysica naar de filosofie en de metafysica, naar de religie en het christelijk geloof. Dat is een duidelijke lijn, daar wil ik trouw aan blijven. Dit is mijn bestemming.’

Dr. Arjan Markus is predikant (PKN) te Rotterdam-Delfshaven en voorzitter van de redactie van dit blad. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Koos van Noppen is hoofd communicatie bij de IZB. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..

 

 

 


  • Hits: 2273