Skip to main content

nr3 • 2018 • Laatst geboekt

32e jaargang nr. 3 (jan. 2018)

thema: Kennismaking met Oriëntaals-orthodox christendom

T.W.D. Prins-van den Bosch
Laatst geboekt
Verloren

Een van de dingen die mijn man en ik zo nu en dan met elkaar doen is een klassiek concert bezoeken. We regelen oppas, gaan ergens eten en bezoeken een concert. Nu alweer een poos geleden bezochten we een concert van het Orkest van het Oosten met violiste Franscesca Dego. We raakten onder de indruk van deze getalenteerde, mooie, jonge vrouw.

Zo valt ook te verklaren, denk ik, dat mijn man mij een boek cadeau gaf van een andere jonge violiste: Min Kym. Dit wonderkind schreef een boek over haar viool. Als je aan dit boek begint, zou je misschien nog denken: wie zou niet graag een instrument goed willen bespelen? Zoals zovelen heb ik ooit een instrument bespeeld, de piano, maar vanwege gebrek aan talent en doorzettingsvermogen (ik geef het eerlijk toe) heb ik dat na twee jaar weer opgegeven. Deze roman bevindt zich echter helemaal aan de andere kant van het spectrum…

Wonderkind
Dit zijn de ervaringen van een Zuid-Koreaans meisje, wiens talent het leven van haar hele gezin op de z’n kop zet. Min Kym woont een paar jaar in Engeland vanwege het werk van haar vader. Daar mag ze op muziekles. Ze verheugt zich bij het vooruitzicht viool te mogen spelen. Om de tijd tot haar eerste les te doden, gebruikt ze een zelfgemaakte papieren viool om duetten met haar zus te kunnen spelen. Deze fantasie is de kiem voor de weg die ze zal gaan. Ze leert zichzelf op een fabrieksviool ‘twinkle, twinkle little star’ spelen en al gauw wordt haar talent ontdekt. Zelf ervaart ze gelijk dat ze niet zomaar viool speelt, maar de viool ‘is’.
Deze relatie wordt bruut verstoord wanneer het gezin weer terug gaat naar Korea. Vioolles in Korea is van een heel andere orde dan die in Engeland. De samenleving in Korea wordt samengehouden door orde, hiërarchie en ontzag voor iedereen die hoger staat of ouder is. Mins ‘brutaliteit’ zorgt ervoor dat de viool de kast in moet. Langzaam kwijnt Kim weg, totdat er een brief uit Engeland komt met het aanbod van de Purcell School of Music om daar te gaan studeren. Financiën en verblijfsvergunningen, alles was al rond. Het gezin breekt uiteindelijk met Korea en volgt de roep naar Engeland. Steeds weeft Kim kleine opmerkingen in het verhaal, die vooruit wijzen naar dat éne erge.

De manier waarop de liefde voor muziek en de viool beschreven wordt is meeslepend en enthousiasmerend. Er is wel eens zo’n experiment geweest of mensen een Stradivarius kunnen herkennen uit meerdere geluidsfragmenten. Ik krijg de indruk dat Min de Stradivarius er moeiteloos uit zou pikken. De liefde voor de viool wordt hier en daar echter wat uitgebuit. Het doet denken aan de liefde voor boeken en de bibliotheek in De naam van de roos, maar hier ligt het er wat dik bovenop. Of is dat gewoon mijn eigen gebrek aan muzikaliteit?

“Hoe leg je de relatie tussen een musicus en zijn instrument uit? Het is moeilijk te begrijpen. Er komt niets vaderlijks of moederlijks bij kijken, en toch is het versmolten met je lichaam. Het is niet zoiets als een kunstbeen, of een baby. Mensen die het niet hebben begrepen, vergelijken een viool met een kind. Ik snap wel waarom: de grootte, het postuur, de zorg die je eraan besteedt. Ik heb die vergelijking in dit boek zelf ook gemaakt. Het is een nuttig pars pro toto en een begrijpelijke benadering. Maar het klopt toch niet helemaal. De relatie draait om iets anders. Het gaat om de expressie van het constante onbekende in jezelf, het onuitgesproken wezen dat we allemaal diep in ons hebben en dat de unieke kern van je ziel uitmaakt. Je kunt het niet precies onder woorden brengen of schilderen, maar je kunt het proberen in de hoop dat je het op een dag zoekt en… Maar dat zal niet gebeuren en dat weet je zelf ook wel. Dat is voor niemand weggelegd. Het is datgene waar we nooit bij zullen kunnen. We leven en sterven zonder er ooit achter te komen wat het is.” (blz. 242v).

Op het internet kun je filmpjes met Min Kym opzoeken, mét haar Stradivarius. Ook bij RTL late night kwam ze langs. Ze speelt prachtig, schijnbaar moeiteloos brengt ze de muziek tot leven. Toch is het ook schokkend om te zien (en te horen) hoe het verlies van de viool haar leven bepaalt. Enigszins begrijpelijk wordt het natuurlijk wel, als je het boek leest, maar een diefstal maakt pijnlijk duidelijk hoezeer het hele leven van Min samenvalt met haar viool. Wat blijft er over als die wegvalt? Niets, zo lijkt het. Niet alleen mentaal, spiritueel gezien, maar ook als het gaat om financiën, werk, sociale contacten. Hoe voordehand liggend de vraag ook lijkt - wat blijft er over van Min als de viool wegvalt? - toch vindt er weinig zelfreflectie plaats. In die zin liet dit boek me zien dat muzikaal talent niet alleen een zegen is, maar ook een vloek kan zijn - verblindend en uitputtend.

Schimmen
Een heel ander boek, van een andere orde qua stijl, plot en omvang is het boek van Marguerite Poland: Schimmenspel. Vanwege een conferentie van het International Reformed Theological Institute (IRTI) ben ik jaren geleden in Zuid-Afrika geweest. Daar heb ik een vakantie aangeplakt, voor zoveel vlieguren moet je er wel wat van maken. Wat een mooi land, met zo’n bijzondere en unieke cultuur en geschiedenis! Sinds die vakantie kijk ik op zodra ik iets hoor over Zuid-Afrika, drink ik Zuid-Afrikaanse wijn en lees ik Zuid-Afrikaanse auteurs. In dit geval dus Marguerite Poland, geboren in 1950, auteur van kinderboeken. Dit is haar tweede volwassenenroman. Ze schreef het boek al in 1993, en het werd in 2015 uit het Engels vertaald. Haar stijl van schrijven is heel beeldend, met functionele details, die ik eigenlijk langzamer tot me zou moeten laten doordringen, dan ik deed. Bij herlezing van dit boek, vanwege dit stuk, dringt zich dat besef weer aan mij op.

We leven mee met Walter, die een beetje tegen wil en dank in 1898 op de missiepost St. Matthias komt wonen, in de Oostkaap van Zuid-Afrika. De missionaris daar, de oude Charles Farborough, is een harde werker, met het hart op de goede plaats en met oog voor de plaatselijke Xhosa-bevolking. We leren het gezin van Charles kennen, de liefelijke Emily, vrouw van, de stille Crispin, zoon van en de onuitstaanbare Victor Drake, neef van. En, zoals dat zo vaak gaat in zo’n eenzame en afgelegen plaats als St. Mattias; de jonge Walter wordt verliefd op het weinige jonge vrouwelijke schoon in de buurt: de vrolijke Frances, dochter van. De hele roman ademt een sfeer van verlatenheid, ongerijmdheid, eenzaamheid. In het bijzonder rondom de verlaten plaats Mbokothwe, waarvan de vorige missionaris gillend gek werd en de huidige een tragische dood zal sterven. De opbouw van het boek zit goed in elkaar. Veel van de spanning wordt opgebouwd vanuit vier jongeren (Frances, Crispin, Victor en een geadopteerde Xhosa, Benedict) die met elkaar en tussen de Xhosa opgroeien. De inheemse gebruiken en rituelen oefenen een grote aantrekkingskracht op hen uit en stellen hen meerdere malen op de proef. Des te harder komt de onrechtvaardigheid uit van het harde leven van de zwarte bevolking ten opzichte van de bevoorrechte blanken. In hoeverre volgen deze jongeren hun roots in hun levenskeuzes of gaan ze in het spoor dat door blanken is ingezet? De lezer wordt niet gespaard, pijnlijke details van de veepest of het werken in de mijnen kruipen onder de huid.

Met het gevaar dat het komende citaat niet dezelfde uitwerking heeft op u, als op de lezer van het hele boek, zal ik een korte anekdote met u delen. De jongeren zijn met muildieren onderweg, samen met Benedict die wel als een broer gezien kan worden en een zwarte leraar/catecheet Mzantsi. Ze stuiten op een controlepost in verband met de veepest die heerst. Een dronken, blanke, vieze man zwaait met de scepter en beveelt dat alle muildieren door een ontsmettingsbak moeten worden gedreven. Vervolgens maant hij de ‘kaffers’ dat ze hetzelfde moeten doen. Alles moeten Benedict en Mzantsi uittrekken, om poedeltje naakt door dat gore water te gaan.

“Mzantsi en Benedict zaten achter in de koets aan weerszijden van de bagage tegenover elkaar. Mzantsi keek Benedict vorsend aan. ‘De Heer zegt dat we ook hen moeten vergeven die ons bespotten…’ zei hij. ‘Dat gaat over mannen,’ zei Benedict. ‘Wij zijn alleen maar muildieren van God.’ ‘Dat is godslastering, Mfan’am.’ ‘Muildieren hebben geen mannelijkheid meer,’ zei Benedict. ‘Wij ook niet.’
De veepestbak had Benedict Matiwane een nieuw leven gegeven. Hij was gedoopt, niet met vuur, maar met water en carbol. (…) Vernederd waren ze, door een onderkruipsel met alleen de macht van het wapen in zijn riem en een smerige, blanke huid. Niets kon dit goedmaken, geen overwinning, geen grap, geen herinnering aan onschuldiger tijden vol hoop. Je kon beter sterven als een hond dan je naakt aan de voeten van zo iemand neerleggen. Je kon nog beter je hart door hyena’s laten opvreten.” (blz. 195)

De titel van het boek, Schimmenspel, heeft alles te maken met het geloof van de Xhosa, hun voorouderverering, hun rituelen. Maar elk van de personages heeft zo te maken met zijn eigen schimmen. Gelukkig is er dan nog de lijn van een onmogelijke liefde, die invoelend en meeslepend verteld wordt. Dat zorgt ervoor dat de wereld van de Oostkaap zo lang geleden, toch ook zo menselijk en herkenbaar blijft. Daardoor behoudt het boek ook een lichtheid, te midden van de eenzaamheid. Mij treft de roeping die de missionarissen voelen om hier aan het werk te zijn, de twijfel aan die roeping en het stand houden, haast tegen beter weten in.

Voor wie geïnteresseerd is in boeken over blank en zwart verwijs ik ook nog naar de Book club darling van Katherine Stockett: Een keukenmeidenroman. Een titel die het boek op het eerste gezicht zeker tekort doet. Maar wie er langer over nadenkt, begrijpt dat de reactie op die titel veelzeggend is. Met veel humor wordt het leven beschreven van zwarte huishoudelijke hulpen in de huishoudens van vileine blanke dames. Ik werd in het verhaal meegezogen, vanwege het onrecht waar deze vrouwen mee geconfronteerd worden en de manier waarop die discriminatie er ook bij de vrouwen zelf diep in zit. Het zal een geweldig boek zijn geweest voor de vertaler, “nu vraag ik me eigen opeens af of dat gekke wijf eigenlijk wel van plan is om een hulp te nemen.” Nu zit ik er alleen nog mee dat beide boeken door een blanke dame zijn geschreven… Verlustig ik me nu in andermans ellende, strelen deze boeken mijn sterke rechtvaardigheidsgevoel of is dit werkelijk goede literatuur?

T.W.D. Prins-van den Bosch is proponent te Daarle en eindredacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

N.a.v.: Min Kym, Verloren, een wonderkind zonder instrument, Amsterdam 2017, 284 blz.
Marguerite Poland, Schimmenspel, kroniek van een Zuid-Afrikaanse missiepost, Zoetermeer 2015, 463 blz.
Kathryn Stockett, Een keukenmeidenroman, Amsterdam 2010, 495 blz.

  • Hits: 3098