Skip to main content

nr3 • 2018 • Wat heeft de orthodoxe kerk ons te bieden?

32e jaargang nr. 3 (jan. 2018)

thema: Kennismaking met Oriëntaals-orthodox christendom

Th. van der Voort
Wat heeft de orthodoxe kerk ons te bieden?

De Orthodoxe Kerk is in Nederland misschien niet meer helemaal onbekend, toch zijn er maar weinig leden van de hier vanouds gevestigde kerken die deze kerk goed kennen. Daarom is het opmerkelijk dat de Raad van Kerken in Nederland met de Orthodoxe Kerk begonnen is in zijn onderzoek naar aspecten van het kerkelijk leven binnen de verschillende kerkfamilies die een stimulans zouden kunnen bieden voor de Nederlandse kerken in het algemeen.

Voor orthodoxen in Nederland had deze belangstelling een bijkomstig verrijkend gevolg: het onderlinge contact werd aanzienlijk gestimuleerd. Dat geldt vooral voor de contacten tussen de Oosters-orthodoxen, die het Concilie van Chalcedon over de tweenaturenleer in Jezus Christus wèl erkennen en de Oriëntaals-orthodoxen, die dit concilie en deze leer verwerpen. Hier kom ik nog op terug.

Minder dogmatisch dan men denkt
Vaak wordt aangenomen dat de Orthodoxe Kerk met haar indrukwekkende ceremonieel wel erg dogmatisch moet zijn. De term ‘orthodox’ versterkt die indruk nog meer. Toch is die aanname niet juist. De Orthodoxe Kerk is relatief juist weinig dogmatisch. Met de leer over de Drie-eenheid en de leer dat Jezus Christus zowel God als mens is, en de consequenties daarvan, is het dogmatisch wel grotendeels bekeken. Er is in de orthodoxe theologie veel ruimte voor de zgn. speculatieve theologie: men kan op grond van de Heilige Schrift en de werken van de kerkvaders een aantal theologische uitspraken doen en verder uitwerken, zolang maar men achterwege laat te beweren dat deze uitwerking de enige juiste is. De orthodoxe theologie zou je kunnen beschouwen als een weiland, waarop men iedere positie mag innemen, zolang men maar niet beweert dat de gekozen positie de enige juiste is. Kenmerkend voor de orthodoxe theologie is verder het overwicht van de zgn. apofatische theologie over de zgn. katafatische, dus dat we beter over God kunnen spreken door te zeggen wat Hij niet is – onbeschrijflijk, oneindig, onkenbaar – dan wat Hij wèl is: goed, eeuwig, barmhartig. Ook daar kom ik later nog op terug.

Bronnen van de orthodoxe theologie
De Orthodoxe Kerk heeft een rijke traditie. Het is niet overdreven te stellen dat het leven van de mens te kort is om je die hele traditie, met heel haar rijkdom, eigen te maken. Gelukkig hoeft dat ook niet. We mogen die delen die ons het meest aanspreken, uitkiezen en ons daarin verdiepen. Ook hier geldt dat we mensen die andere delen van de traditie prefereren daarop niet mogen veroordelen. De Heilige Schrift maakt in zekere zin ook deel uit van die traditie, want in de traditie is de keuze gemaakt welke boeken wèl en welke niet tot de Heilige Schrift behoren. Binnen deze traditie nemen de werken van de kerkvaders een belangrijke plaats in. Een aantal van hen hebben vooral theologische werken nagelaten, zoals die van Basilius de Grote, van Gregorius van Nazianze, in de Orthodoxe Kerk Gregorius de Theoloog genoemd, en Gregorius van Nyssa. Andere kerkvaders zijn vooral door hun preken beroemd. Het schoolvoorbeeld daarvan is Johannes Chrysostomos. Verder hebben we de woestijnvaders, die uitspraken hebben achtergelaten voor hun leerlingen. Deze uitspraken zijn vaak bijzonder kernachtig en op het laconieke af. Tenslotte hebben we de teksten van de diensten, zowel van de onveranderlijke delen als teksten van de veranderlijke delen van de Vespers en Metten van de vele feesten en vastendagen die de Orthodoxe Kerk kent. Er is daardoor een sterke band tussen wat men gelooft en wat men zingend belijdt. Een bijkomend effect is dat de Orthodoxe Kerk een zeer gestructureerd kerkelijk jaar heeft.

Spiritualiteit
Kloosters hebben vanaf de vierde eeuw in de geschiedenis van de Orthodoxe Kerk een grote rol gespeeld, en zijn nog steeds van groot belang. Monniken en monialen kiezen voor een leven van gebed, en richten hun leven daar op in. Uiteraard worden in kloosters de dagelijkse diensten uitgebreid gevierd, maar ook tussen de diensten door wordt het gebed voortgezet. In dit verband dienen we zeker het zgn. Jezusgebed te noemen. Dit gebed, dat volgens de overlevering teruggaat op de tijd van de eerste christenen, is uiterst kort en eenvoudig: “Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar.” Dit gebed wordt vele malen per dag herhaald, waarbij de wollen “kralen” van een gebedssnoer kunnen worden gebruikt om met het gebed bezig te blijven. Doel is dit gebed tot het gebed van het hart te laten worden. Als dat niveau van geestelijk leven is bereikt, gaat dit gebed onophoudelijk door, op het ritme van de ademhaling. Waren de kloosters in het Westen vaak oorden waar monniken zich toelegden op het kopiëren van boeken en het ontwikkelen van theologie, veelal onder invloed van de scholastiek, in het Oosten is dat veel minder het geval geweest. Het voortdurend gebed stond en staat daar centraal. In de veertiende eeuw heeft dit geleid tot een conflict binnen de Oosters-Orthodoxe Kerk, de zgn. hesychastische controverse (“hesychia” (Gr.) = rust, zwijgen). In deze controverse speelde de apofatische theologie, waar we het eerder over gehad hebben, een grote rol. Monniken die ervan overtuigd waren dat het beter was over God te denken en te spreken in negatieve termen – God is oneindig en onbegrijpelijk – geloofden desondanks dat het mogelijk was een echte mystieke band met God te krijgen, door zich in stilte aan het innerlijk gebed te wijden. Op deze manier zouden zij persoonlijk een directe ervaring van de onkenbare God kunnen opdoen. Dit lijkt een innerlijke tegenstrijdigheid: hoe kan God zowel kenbaar als onkenbaar zijn? De oplossing wordt aangereikt door de orthodoxe mystici, met name door Symeon de Nieuwe Theoloog (949-1022), die spreekt van het aanschouwen van het goddelijk en ongeschapen licht. De hesychasten beweerden nu dat dit licht hetzelfde ongeschapen licht was dat de drie leerlingen Jezus hadden zien omstralen, toen zij met Hem de berg op waren gegaan (bijv. Mt. 17:2). Deze bewering werd scherp aangevallen door een geleerde Griek uit Italië, Barlaäm de Calabriër, die vond dat God alleen indirect gekend kon worden. De hesychasten hadden volgens hem dus ongelijk met hun bewering over een directe Godservaring. De hesychasten kregen echter steun van de Aartsbisschop van Thessalonika, Gregorios Palamas (1296-1359). Hij maakte een onderscheid tussen het wezen van God en Zijn energieën. Het wezen van God is voor mensen niet kenbaar, maar Zijn energieën zijn dat wel. Hij verwees daarbij naar uitspraken van Basilius de Grote (4e eeuw), die dat ook al opgemerkt had. Van sommige grote heiligen, vooral in het Oosten, maar ook in het Westen, wordt verteld dat zij door dit ongeschapen licht omstraald worden. Zo wordt dit van Jan van Ruysbroeck (1293-1381) door een van zijn leerlingen vermeld. Een indrukwekkend voorbeeld uit latere tijd is het verhaal van de Russische grootgrondbezitter Motovilov, die op een winterdag buiten met Serafim van Sarov (1759-1833) in gesprek was: “Toen pakte vader Serafim mij heel stevig bij mijn schouders en zei: ‘Mijn zoon, wij zijn dit moment beiden in de Geest van God. Waarom kijk je me niet aan?’ ’Ik kan dat niet, Vader’, antwoordde ik, ‘want uw ogen schitteren als de bliksem. Uw gezicht is helderder dan de zon, en ik doe mijn ogen pijn als ik u aankijk.’ ‘Wees niet bang’, zei hij, ‘Op dit ogenblik ben je even helder geworden als ik ben. Je bent zelf nu in de volheid van de Geest van God. Anders zou je me niet kunnen zien zoals je nu doet.’ …’Wat voel je?’, vroeg Vader Serafim me. ‘Een mateloos gevoel van welbehagen’, zei ik. ‘Maar wat voor welbehagen? Hoe precies voel je je goed?’ ‘Ik voel zo’n kalmte’, antwoordde ik, ‘zo’n vrede in mijn ziel dat geen woorden die kunnen uitdrukken.’ ‘Dit’, zei Vader Serafim, ‘is die vrede waarvan de Heer tot zijn leerlingen zei: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u” (Joh. 14:27), “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat”’ (Fillip. 4:7) …’Wat voel je verder?’ ‘Eindeloze vreugde in heel mijn hart.’”

Ikonen
De ikonen zijn als het ware het visitekaartje van de Oosters-Orthodoxe Kerk, en spreken ook veel mensen buiten de Orthodoxe Kerk aan. Volgens de overlevering was de Evangelist Lukas de eerste ikonenschilder. Ikonen zijn een onderdeel van de orthodoxe theologie. Ze zijn nl. een consequentie van de incarnatie. Door de menswording Gods in Jezus Christus en het feit dat de menselijke en goddelijke natuur van Jezus Christus niet te scheiden zijn, is het oudtestamentische verbod om God of iets hemels af te beelden (Ex. 20: 4-5) niet langer houdbaar. We kunnen ikonen in twee soorten verdelen: enerzijds ikonen van Jezus Christus, Zijn moeder of andere heiligen en anderzijds de feestikonen. Die feestikonen kunnen vaak verrassend overkomen: ze beelden nl. niet de historische gebeurtenis van het desbetreffende feest uit, maar het heilsfeit ervan. Zo staat de apostel Paulus op de Pinksterikoon afgebeeld, terwijl iedereen die het boek der Handelingen eens vluchtig heeft doorgelezen, zich zal realiseren dat Paulus daar nooit bij geweest kan zijn. Hij staat echter op de Pinksterikoon om duidelijk aan te geven dat Christus zélf Paulus heeft uitgekozen om de plaats van Judas Iskariot in te nemen. Verder is het omgekeerd perspectief, waarmee de ikonen geschilderd zijn, ook een belangrijk gegeven. Evenwijdige lijnen komen op ikonen niet in het oneindige, achter de ikoon, bijeen, zoals dit op gewone schilderijen gebruikelijk is, maar vóór de ikoon, bij de persoon die ervoor staat. Daarmee wordt aangegeven dat we God niet achterna hoeven te hollen, maar dat Hij naar ons toegekomen is en naar ons toekomt. Ook zijn details op ikonen vaak van groot theologisch belang: zo duiden de drie sterren op de hoofddoek die de Moeder Gods om heeft, op haar maagd-zijn: vóór, tijdens en na het baren.

De rol van Constantijn
We moeten ons goed realiseren dat de Orthodoxe Kerk een geschiedenis, en dus ook een ontwikkeling, heeft gekend die afwijkt van die van de Kerk van het Westen. Ruim duizend jaar is zij in het Romeinse en Byzantijnse Rijk de Rijkskerk geweest. De geschiedenis van het Oost-Romeinse Rijk is ook voor een heel groot deel de geschiedenis van de Orthodoxe Kerk geweest. Kerk en staat waren er niet gescheiden. Voor de Russisch-Orthodoxe Kerk gold dit zelfs tot 1917, en, zij het in sterk negatieve zin, ook nog onder het communistisch bewind. In de liturgische gebeden gaat de betekenis van ‘volk’ als aanwezig kerkvolk vaak naadloos over in dat van natie of bevolking.

Nadat het christendom vanaf Constantijn steeds meer privileges kreeg, ontstond er een tegenbeweging. Mannen en vrouwen die Christus wilden navolgen trokken zich terug in de woestijnen, en leidden daar een leven van vasten en gebed. Hun bijdrage aan de orthodoxe traditie en theologie is minstens even groot als die van de theologen die in de Rijkskerk vaak het bisschopsambt bekleedden. Maar ook deze twee hoofdstromingen onderhielden een warme verstandhouding. Dit kunnen we bijv. zien aan het ontroerende verhaal van Maria van Egypte, opgetekend door de monnik Zosima, dat in de Metten van de donderdag van de vijfde week van de Grote Vasten wordt gelezen. Zosima ging, zoals dat in het klooster waar hij op dat moment verbleef gebruikelijk was, tijdens de Grote Vasten de woestijn in, en kwam daar deze Maria tegen, die hem haar levensverhaal vertelde. Zij leefde al 47 jaar in de woestijn, maar informeerde bij hem of het de keizer en het rijk wèl ging.

Verder heeft de Orthodoxe Kerk veel met de Islam te maken gehad, de Oriëntaals-Orthodoxe nog eerder dan de Oosters-Orthodoxe. In dit verband is het goed om op te merken dat de Islam in het leven van de Orthodoxe Kerk niet alleen een negatieve rol heeft gespeeld. Johannes van Damascus heeft in de achtste eeuw zijn traktaat ”Tegen hen die de heilige ikonen smaden” kunnen schrijven, omdat hij in het gebied van de islamitische kalief woonde, en niet in dat van de byzantijnse keizer, die de ikonenverering verboden had.

Toenadering
Al eerder is gewezen op het feit dat het Concilie van Chalcedon van 451 geleid heeft tot een scheiding binnen de Orthodoxe Kerk. De kerken die de uitspraak van dit concilie, dat Jezus Christus twee naturen heeft, de goddelijke en de menselijke, die in Hem onvermengd, onveranderd, onverdeeld en ongescheiden zijn, wèl erkennen, worden tegenwoordig de Oosters-Orthodoxe Kerken genoemd. De kerken die deze uitspraak niet hebben aanvaard worden tegenwoordig de Oriëntaals-Orthodoxe Kerken genoemd. De afgelopen decennia zijn er ook theologische gesprekken gevoerd tussen de Oosters-Orthodoxe en Oriëntaals-Orthodoxe Kerken, vooral over de scheiding die de uitspraak van het Concilie van Chalcedon heeft veroorzaakt. Zo heeft men geconstateerd dat destijds in dit conflict een verschil van denkwijze heeft meegespeeld tussen het Griekse en het niet-Griekse denken. Ook de Oriëntaals-Orthodoxen geloven dat Jezus Christus waarachtig God én waarachtig mens is, alleen vinden zij dat dit niet hoeft te betekenen dat er in Jezus Christus twee naturen zijn. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze breuk in de Orthodoxe familie de komende tijd geheeld gaat worden. Dat er verschillen in riten zijn, is geen belemmering om van één Kerk te spreken. De Kerk van het Westen en de Kerk van het Oosten hebben eeuwenlang verschillende riten gekend, zonder dat daardoor de eenheid van de Kerk gevaar liep. Ook andere verschillen doen dat niet. Zo heeft de Syrisch-Orthodoxe Kerk minder op met ikonen en hecht zij meer aan de poëzie die de Syrische kerkvaders haar hebben nagelaten. Het gemakkelijkst moet de breuk met de Armenisch-Apostolische Kerk te helen zijn. De Armeens-Apostolische Kerk heeft in 451 niet naar Chalcedon kunnen komen, omdat Armenië met de Perzen aan het oorlog voeren was. Toen die voorbij was heeft zij ervoor gekozen het Concilie van Chalcedon niet te ratificeren. Toen ik onlangs voor de eerste keer Armenië bezocht was ik verrast door de grote warmte en vriendschap waarmee ik door mijn collega’s van de Armeens-Apostolische Kerk in hun kerken werd verwelkomd.

Wat zou de Orthodoxe Kerk kunnen bieden?
Al eerder is gewezen op de ikonen, die hun weg naar andere christelijke kerken gevonden hebben. Duidelijk is verder dat de Orthodoxe Kerk, zowel haar Oosters-Orthodoxe als Oriëntaals-Orthodoxe tak, in de loop der eeuwen een rijke traditie heeft vergaard aan geschriften, gezangen en gebeden, die een bijna onuitputtelijke bron van spiritualiteit vormen. Al is dit erfgoed in de kerk van het Oosten gegroeid en bewaard gebleven, niemand zal het u verbieden als u iets daarvan bijzonder mooi of nuttig lijkt, en het voor uw eigen geestelijk leven wilt gebruiken.

Theodoor van der Voort is aartspriester van de Russisch-Orthodoxe Kerk. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Hits: 3591