Skip to main content

nr6 • 2015 • Geen succesverhaal

29e jaargang nr. 6 (juli 2015)
thema: Een lichtkring om het kruis

A. van de Beek
Geen succesverhaal
Kernpunten in debat
 
De vier referenten stellen elk fundamentele punten over mijn theologisch werk aan de orde. Hoewel over allerlei details een afzonderlijke discussie mogelijk zou zijn, richt ik mij op de spits van hun betoog, ook al omdat elk van de bijdragen gedragen wordt door een menigte van anderen die reageren op mijn theologie.
 
Realiteitszin
Tjerk de Reus raakt de kern van mijn denken. Wie met open ogen en open oren door de wereld gaat, wordt er niet vrolijk van. Er zijn ongetwijfeld veel dingen om zich over te verheugen: het zonlicht om de bloemen, een moeder en haar kind. Er is de overweldigende natuur en de schoonheid van de kunst. Voortdurend wordt deze beleving echter gestoord door geweld, pijn, dood. Je hoeft geen moeite te doen om die op het spoor te komen. Als ze zich niet in je eigen omgeving manifesteren, dan is één journaaluitzending afdoende. Er zijn weinig leuke dingen op het nieuws en dat is echt niet de schuld van journalisten die hypochonders zijn. 
Wie sensitief in de wereld staat wordt voortdurend geraakt door lijden en onrecht. De Reus geeft aan dat moderne literatuur dat weerspiegelt, zoals goede kunst ons een spiegel voorhoudt. Zelf kan ik dit soort literatuur niet lezen. Dat is niet omdat ik het niet belangrijk vind, maar omdat het me zo aangrijpt dat het mij verlamt. De werkelijkheid is al ernstig genoeg. Daar kan ik de verdichting van de kunst niet bij hebben. Dan wordt het lijden al te zeer geconcentreerd. Laat mij maar schrijven of preken om op die manier het lijden uit te spreken voor het aangezicht van God en zo Hem daarin te ontmoeten.
In de theologie en in de kerk mogen en moeten de dingen worden uitgesproken. Profeten en psalmen doen dat ook. De evangelisten vertellen geen succesverhaal. En waar het wel zo lijkt, bestormen ons meteen de vragen. Mattheüs schrijft dat Jezus zegt: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.” Onlangs heb ik daarover gepreekt. De avond daarvoor was een vader van een van de MH17 slachtoffers op het nieuws. Het ging ook over Syrië en over nog meer van dat soort dingen. ‘Mij is gegeven alle macht.’ Over wat voor soort macht hebben we het dan? Als Jezus er ook niets aan kan doen, dan is zijn claim onzin. Als die geen onzin is en Jezus dus in de hand heeft wat in de hemel en op de aarde gebeurt, over wat voor God hebben we het dan? 
Als we deze vragen in de kerk negeren omdat we het mooi willen houden of als we ze te makkelijk beantwoorden, dan wordt de kerk een reden voor kerkverlating. Want zulke vragen kun je niet toedekken. Hans Schaeffer is bezorgd voor docetisme in mijn theologie. Eerder denk ik dat de realiteitszin daarvan veel mensen moeite geeft, omdat het mooie verhaal dat we graag in de kerk horen erdoor gestoord wordt.
 
Het Oude Testament in het licht van Christus
Origenes valt bij zijn preek over het eerste vers van de Bijbel meteen met de deur in huis: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde. Wat anders is het begin van alles dan onze Heer en Redder van allen Jezus Christus, de Eerstgeborene van de hele schepping?’ Origenes houdt dat consequent vol: Jezus Christus is de hermeneutische sleutel tot elk vers van de Bijbel. Dat geldt ook voor het Oude Testament.
Ik stem op dit punt volledig met Origenes in en daarover gaat de kern van de discussie met Eep Talstra. Talstra zal zeker niet ontkennen dat Christus een rol speelt bij de interpretatie van het Oude Testament, maar hij wil dit niet doen zoals de kerkvaders dat gedaan hebben. Ze nemen de teksten in hun eigenheid en historische context niet serieus. Talstra zegt terecht dat teksten steeds weer worden geïnterpreteerd door nieuwe lezers en dat ze ook worden aangevuld en herzien door nieuwe generaties die deze bewerkten. Als we de Bijbel uitleggen dan doen we dat in een gemeenschap van oude en nieuwe lezers en we nemen de uitleg van deze hele interpretatiegemeenschap mee. Alleen de kerkvaders staan daar voor hem buiten. Ze nemen de tekst niet meer serieus, doordat ze van alles een symbool maken dat op Christus betrekking heeft. Men moet de tekst eerst voor zichzelf laten spreken en hoe dat zich verhoudt tot Christus is een tweede of derde vraag. 
Voor mij is dat juist in het licht van Talstra’s eigen methode de vraag. We hebben de tekst in de huidige compositie en als we daaruit elementen losmaken krijgen ze een andere betekenis. Deuteronomium 7 was ooit een tekst in de sfeer van IS. Het bijbelboek zelf komt al tot een nuancering in 20:10-18. Tritojesaja (56:3-7) gaat daarin nog weer verder: je moet toch anders tegen vreemdelingen aankijken. Iemand die de tekst van Deuteronomium 7 uitlegt in de gemeenschap van Israël of de kerk als canonieke tekst, kan daaraan niet meer de oorspronkelijke betekenis geven als richtlijn voor het leven. Als we dat toch zouden doen, dan hebben we Gods bedoeling niet begrepen. We moeten hem lezen in het perspectief van de nuancering van Deuteronomium 20 en van de kritiek van Trito-Jesaja. 
Dit is nu precies wat de patres doen met het Oude Testament: we kunnen die teksten niet meer lezen zoals men dat deed vóór de komst van Christus. Als we dat toch doen, hebben we Gods bedoeling niet begrepen. Alles moet in zijn licht geherinterpreteerd worden en krijgt daarin pas zijn eigenlijke betekenis. Op zichzelf genomen zijn het slechts symbolen die verwijzen naar een nieuwe betekenis.
Ik zou wel met Origenes willen spreken over het niveau van de detaillering van die symbolen: gaat dat over elk woord of over elke letter? Of gaat het over het hele verhaal? En we zullen nu, meer dan in zijn context, steeds weer het hele traject moeten afleggen, want Christus als begin en einde, als paradigma voor alles, is voor ons niet meer zo vanzelfsprekend als voor de patres van de eerste eeuwen. 
 
Licht
Ik stem volledig met Dolf te Velde in dat er een begin van de wereld is. De schepping is niet eeuwig. Het onderscheid tussen God en wereld is fundamenteel. Daarom hecht ik ook aan de creatio ex nihilo. 
Dat wil echter niet zeggen dat er een begintoestand is geweest die ideaal was naar onze begrippen van wat ideaal zou moeten zijn. De schepping is zoals God die gewild heeft en Gods wil kennen we in Christus Jezus. Dat is de inzet van het Nieuwe Testament en van de vroege patristiek: de hele schepping staat in het teken van Hem. Hoelang de tijd vanaf het begin is geweest maakt daarbij niet uit. Theologisch maakt het niet uit hoe geschiedenis en ontstaan van soorten zich ontwikkelen. Als beide vol zijn van geweld en de dood heeft geheerst verbaast ons dat niet. Dat wisten we al van Paulus. 
Als Christus het paradigma van de schepping is, verbaast het ons niet dat er lijden en dood is, vijandschap en onrecht. We kunnen het allemaal aflezen aan zijn geschiedenis. Daarom is het slot van Te Velde’s repliek essentieel. Hij vraagt zich af of het wel terecht is om te spreken van een lichtkring om het kruis. Er is in mijn uiteenzetting weinig licht te bekennen. Het lijkt eerder stikdonker tot ten laatste God zelf het licht uitdoet.
Met het licht rond het kruis bedoel ik iets anders. Het is niet een zonnige plek in een donker woud. Juist rond het kruis mag je zo’n plek niet verwachten. Het is veeleer het licht dat ontstoken wordt op een rommelzolder vol stof en spinrag, met muizen en vuil. Door het licht van het kruis zie je wat er in de wereld gaande is. De wereld is een plek waar de overste van deze wereld zijn sporen getrokken heeft. Dat maakt het Licht der wereld openbaar. En die overste had niets aan het Licht. Men kan inderdaad zeggen: toen deed God het licht uit. Het werd donker op Golgota, omdat de wereld duister is en de mensen de duisternis liever hebben gehad dan het licht. 
Het antwoord op al deze duisternis is niet dat we toch nog een stukje goede schepping proberen uit te kappen in het woud van zorgen. Dat stukje wordt alleen maar een bron van nieuwe zorg, omdat het altijd bedreigd is en we de werkelijkheid moeten negeren om het mooi te houden. Het antwoord op de duisternis van Golgota is het licht van Pasen. Gods definitieve daad is dat Hij Christus uit de dood heeft opgewekt. Christus leeft en wij met Hem. Hij is het die doden levend maakt. 
Deze gebeurtenis stelt alles in een ander perspectief. Alle duisternis is slechts een schaduw van de duisternis van Golgota, die beantwoord is in het Licht der wereld die ons leven is. In dat perspectief lezen we alle klaagpsalmen en Deuteronomium 7 en in dat licht zien we al het lijden van deze wereld. Dat weegt niet op tegen de heerlijkheid die de Opgestane aan het licht heeft gebracht. 
 
Praktijken
Hans Schaeffer vraagt om concretisering van de praktijken van het christelijke leven. Nu ben ik soms heel concreet over ethische vraagstukken. Alleen passen die gewoonlijk niet in het perspectief van wat men wil met een christelijke ethiek, zoals mijn opvattingen over pacifisme en geweld.
Schaeffer heeft echter gelijk: ik ben zeer terughoudend in ethische wegwijzers. Dat heeft te maken met de overmaat aan ethiek in de theologie van de laatste eeuw. De vraag naar ons handelen heeft de plaats overgenomen van het denken over Gods handelen voor en aan en in ons. De mens is niet alleen het subject geworden van het theologische discours (in plaats van de kerk als gemeenschap van de Geest door alle eeuwen), maar ook het subject van de inhoud daarvan: wat moeten we doen? Deze antropologisering van de theologie verwerp ik.
Nu kan men zeggen: ook zonder de mens deze centrale plaats te geven, kunnen we toch de weg wijzen voor een christelijk leven? Dat kan inderdaad en soms is dat nodig. Maar voor men het weet is men bezig met de wet en met moralisme. Zulke richtlijnen zijn alleen nodig vanwege de hardheid van de harten.
Dat brengt mij bij de eigenlijke reden waarom ik terughoudend ben met praktische ethiek. Ethiek bestaat niet uit richtlijnen, maar is ingebed in het leven met Christus en gedragen door zijn liefde. De oudst bewaarde preek van de kerk, 2 Clemens, gaat over het christelijke leven. Hij zet lapidair in met: ‘We denken over Jezus als God.’ Christus is het die ons leven beoordeelt en vanuit Hem leven wij. Dat belijden en vieren wij. Het probleem is niet dat wij die boodschap niet weten, maar dat we er niet naar leven. De boodschap is mooi, maar het leven van christenen maakt dat mensen zich van de kerk afkeren, zegt Clemens. Het is net alsof de boodschap verdampt is zodra mensen de kerkdienst hebben verlaten. Wat dat betreft is er dus in twintig eeuwen niet veel veranderd.
Nu helpt het niets om mensen richtlijnen te geven voor wat ze dan wel moeten doen. Daarmee landt de boodschap nog niet. Als ze zich al aan de praktijken houden die de ethiek aanwijst, dan is het slechts een uiterlijke vorm, niet geboren uit de gemeenschap met Christus en daardoor een bron van eigenroem, competitie en veroordeling van anderen of van zichzelf.
Het is met christelijke ethiek niet anders dan met andere relaties. Een jongen heeft altijd rommel op zijn kamer. Tegen heug en meug past hij de praktijken soms aan onder druk van zijn moeder. Totdat hij een vriendin krijgt en alles anders wordt – dus ook zijn kamer. 
Die kamer is dan maar een kleinigheid. Hij heeft alles voor haar over, zelfs zijn leven. Laat die gezindheid in u zijn, die past in Christus Jezus: de ander belangrijker vinden dan je zelf. Als we onszelf verloren hebben en Christus in ons leeft, dan leren we geduld, zachtmoedigheid, het dragen van de lasten van elkaar. Zeggen dat dit moet, helpt niet. Wat alleen helpt is het gedenken van de onuitsprekelijke liefde van Hem voor mensen. Dat werkt door in ons leven: de ander belangrijker achten dan mijzelf. Dan valt het accent bij het negende gebod niet meer op ‘je mag niet liegen’ maar op: ‘je moet niet iets zeggen dat tegen je naaste is’. Niet de regel maar de relatie bepaalt het leven dat bepaalt is door de relatie met Christus.
 
Prof. dr. Bram van de Beek is emeritus hoogleraar theologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Stellenbosch, Zuid-Afrika. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.