Skip to main content

nr6 • 2015 • Kroniek

29e jaargang nr. 6 (juli 2015)
thema: Een lichtkring om het kruis

 
C. van den Berg 
Kroniek
De moraal van het verhaal
 
Dead just to watch you squander 
Just what we tried to save
Now death is at your doorstep 
And you’re still playing games 
So drown in entertainment 
Cause all our blood is in vain.
 
Deze woorden vormen het slotcouplet van het liedje Blood van de band Algiers. Het staat op het gelijknamige debuutalbum. De popcritici zijn unaniem lovend vanwege de intrigerende mix van soul, gospel, blues, rock en zelfs punk. Minstens net zo boeiend zijn de scherpe teksten. Menig protestsong prijkt op het album. Deze zijn niet mals. Zo’n tekst als hierboven doet mij op één of andere manier denken aan Johannes de Doper met zijn ‘de bijl ligt aan de wortel van de boom’. Met dit verschil dat Algiers in feite alleen de vinger bij de zere plek legt en geen directe uitweg biedt. Maar hoe dan ook: er spreekt wel een duidelijke moraal uit. Oppervlakkigheid, materialisme en hedonisme worden veroordeeld - letterlijk keihard, door de beukende drums en de snoeiharde gitaarriffs. 
 
Joris Luyendijk
Minder luidkeels, maar misschien nog wel opvallender was het pleidooi dat journalist Joris Luyendijk hield voor de moraal in het bedrijfsleven en de publieke sector. Het zal u niet ontgaan zijn: zijn boek Het kan niet waar zijn staat al maanden op de allerhoogste plek in de top-10 van non-fictie. In genoemd boek doet Luyendijk verslag van zijn tweejarig verblijf in de City van Londen, tussen al die bankiers in het financiële hart van de wereld. 
De boektitel zegt het al: Luyendijk was verbijsterd over wat hij aantrof in die financiële wereld. In een interview van Stevo Akkerman in Trouw op 28 april jl. blijkt die verbijstering vooral het amorele karakter dat hij er aantrof: “Veel mensen doen het gewoon zonder moraal, die zijn conformistisch (…). Anderen compartiseren het: ze hebben wel degelijk een moraal, maar niet op het werk. Ik heb in de City mensen ontmoet die diep religieus waren, maar de waarden van hun kerk, synagoge of moskee volledig buiten beschouwing lieten bij hun professionele handelen. Dan waren ze bij wijze van spreken soldaten, dan droegen ze een bankiersuniform en deden ze dingen die ze anders nooit zouden doen. Daar voelden ze zich happy bij. Topman Blankfein van Goldman Sachs wees op de rol van banken in de economie en zei: “We’re doing God’s work”. Iemand moet de zwakke dieren opruimen. Banken die niet goed functioneren, verdienen het te sneuvelen.’”
Dat amorele zag je ook terug in het interview van Coen Verbraak met toenmalig topman van ABN Amro Rijkman - what’s in a name?! - Groenink, die oprecht vond dat hij recht had op de miljoenen die hij meekreeg, omdat het volgens de regels was. Of de huidige president-commissaris van dezelfde bank, Rik van Slingelandt, die de Tweede Kamer toesprak als een kind dat het alsmaar niet snapt, omdat alles binnen de wet viel. 
Nu Luyendijk door het land trekt om lezingen te houden n.a.v. zijn boek, hoort hij overal hetzelfde: “Wat u beschrijft, gebeurt bij ons ook. De bezieling is verbannen uit ons werk, de waarde ervan gaat verloren, alles wat overblijft zijn meetbare doelen, cijfers, rendementen, targets.” Dit betreft niet alleen de bankenwereld, maar ook het onderwijs, de zorg en de omroepwereld. Supermarkten knijpen leveranciers af, opdrachtgevers betalen freelancers onvoldoende en zorginstellingen hanteren de stopwatch. Degenen die dat uitvoeren hebben vaak het gevoel dat ze geen keuze hebben. 
Luyendijk beaamt dat, maar stoot ook door naar de fundamentele vraag: “Zijn wij een gemeenschap, waarin we ook kunnen spreken over dingen als kwaliteit, schoonheid en rechtvaardigheid, of zijn wij puur een arena van productie en consumptie?” 
 
Kerk en moraal
De observaties die Luyendijk doet, hebben iets profetisch. Vergelijkbaar met de protestsongs van Algiers, met dit verschil dat Luyendijk niet alleen de vinger op de zere plek legt, maar ook doorvraagt naar een gedeelde moraal. 
Als ergens die vraag gesteld én beantwoord wordt, dan zou het in de kerk moeten zijn. Maar juist daarin zijn veel mensen niet meer geïnteresseerd, door alles wat in dit opzicht in de kerk is misgegaan. Maar blijkbaar is het ook niet meer opgepakt. “De moraal is verdacht geworden (…) Het gesprek daarover is verstomd omdat we heel erg ziek waren van wat 2000 jaar christendom had opgelegd, met name het soort christendom dat wij hier hadden. Dat was een instrument om vrouwen, homo’s en anderen hun rechten te ontnemen – alsjeblieft, daar moeten we niet naar terug. Maar we moeten wel een permanent gesprek hebben over wat voor een gemeenschap we willen zijn.” Tot zover Luyendijk.
Hier valt natuurlijk veel over te zeggen, maar is men in de kerk zelf intussen ook niet stil geworden als het gaat om de maatschappelijke en economische implicaties van het geloof expliciet te verwoorden? In de jaren ’60 tot en met ’80 van de vorige eeuw was dat veel meer bon ton. Denk aan de invloed van de bevrijdingstheologie uit Latijns-Amerika, de uitspraken over de kernwapens, het Conciliair Proces over Vrede, Gerechtigheid en Heelheid van de Schepping, enz. Maar nu is het veel stiller. Heeft die stilte te maken met de marginalisering van de kerk? Of wil men minder hoog van de toren blazen dan voorheen? Of leiden zulke thema’s en uitspraken toch maar tot verdeeldheid binnen de kerk? Of is ‘politieke prediking’ uit, omdat er onder de kerkgangers wat dit betreft nu eenmaal veel verscheidenheid is en je mensen ook niet voor het hoofd wilt stoten? 
Ik moest denken aan een voorval ergens in een niet nader te noemen gemeente. Ik was er als gastvoorganger. Het was in de tijd dat Geert Wilders zijn uitspraak deed over ‘minder Marokkanen.’ In mijn preek maakte ik daar een toespeling op, dat Christus ons een andere weg wijst dan mensen, zelfs een hele bevolkingsgroep, weg te zetten. Na afloop van de dienst kwam de ouderling van dienst hierop terug. Hij had moeite met zulke frasen, omdat er ook mensen in de kerk zitten die PVV stemmen, verzekerde hij mij. “Hele trouwe kerkgangers”, voegde hij eraan toe. En bovendien hadden zij daar ook vaak genoeg overlast van Marokkaanse ‘rotjochies’. Er volgde nog een boeiend nagesprek. 
Van de weeromstuit zou je zulke frasen weg kunnen laten, maar ik denk in dit verband aan hoe Jezus omging met het ‘Samaritanen-probleem’ van zijn tijd. Het weerhield Hem niet om dwars door Samaria te trekken en de mensen daar te ontmoeten. Hij omhelsde zeker niet het Samaritaanse geloof (zie Joh. 4:20-26), maar deed niet mee aan stigmatisering en afwijzing. Integendeel, Hij ontmoette hen en liet hen delen in zijn heil. Die houding lijkt mij zeer navolgenswaardig als het in onze tijd gaat om allochtonen, moslims, andersgelovigen, enz.   
Een inspirerend figuur in dit opzicht is de huidige paus. Hij schroomt niet om de ethische en economische implicaties van het Evangelie duidelijk te maken. Hij neemt daarbij geen blad voor de mond. Hij ageert tegen een doorgeschoten kapitalisme, maar net zo goed tegen een corrupte clerus in het eigen Vaticaan. Hij zoekt de bootvluchtelingen op Lampedusa op en omarmt ze. Juist binnen het protestantisme heeft hij veel fans. En terecht wat mij betreft.  
Toch blijft het, zoals gezegd, vaak angstig stil in de kerk als het om ethiek gaat. Hoeveel voorgangers besteden in hun preken aandacht aan de maatschappelijke en politieke implicaties van het gepreekte Bijbelwoord? Wie durft zich echt uit te spreken als het gaat over de vluchtelingenproblematiek? Hoe stil bleef het niet bij de aanslagen in Parijs? Op de sociale media zag ik ook allerlei collega’s hun steun betuigen aan ‘Je suis Charlie’. Onbegrijpelijk vond ik dat. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar toch niet ten koste van alles? Zulke vrijheid is toch geen doel op zich, maar instrumenteel: wat doe je met zulke vrijheid?! Vrijheid is in Bijbelse zin toch vrijheid die gevuld is met dienende en gunnende liefde?! De  grievende en blasfemische wijze waarop in de cartoons van Charlie Hebdo mensen en hun geloof te kijk worden gezet, staat hier toch haaks op?! Maar dit geluid werd toen weinig gehoord. Het bleef stil aan de overkant…  
 
Plaisiers, Halík en moderne Zacheüssen
Een positieve uitzondering vormde het ‘Commentaar bij de tijd’ van dr. Arjan Plaisier, scriba van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland. Sowieso mogen zijn commentaren er zijn: glashelder, to the point, ingaand op huidige maatschappelijke kwesties vanuit het hart van het Evangelie, met een soort bisschoppelijke statuur, als ik dat zo mag zeggen. 
In het ‘Commentaar bij de tijd’ van 11 mei jl. ging Plaisier in op de vele vluchtelingen die de oversteek maken naar Europa. Eerlijk stelde hij daar ook dat de deuren van Europa niet onbeperkt open kunnen en dat er verschil gemaakt moet worden tussen arbeidsmigranten en vluchtelingen. Maar Europa zal wel een toevluchtsoord moeten zijn en blijven voor ontheemden en mensen die op de vlucht zijn om het vege lijf te redden: “Wanneer zich overal in de wereld rampen voltrekken, zouden wij dan volstaan met het verhogen van de dijken en het versterken van de muren? Willen we in zo’n wereld leven? Buiten de ontheemden en wij gezellig bij het haardvuur?” Deze prangende vragen hebben mijns inziens alles te maken met die gemeenschappelijke moraal waar Joris Luyendijk om vroeg, een moraal die dieper graaft en milder is dan die van de kille cijfers, de rendementen en de targets. 
 
In zijn prachtboek Geduld met God wijdt Tomáš Halík ook de nodige bladzijden aan de moraal. Halík noemt, naar analogie van Prediker 3:1-8, deze tijd ‘een tijd om stenen te verzamelen’, om ze op te ruimen. Er is volgens hem al genoeg met stenen gegooid. Het is tijd om elkaar nabij te zijn. Hij citeert dan met instemming Martin Heidegger, die ooit profetisch schreef: “De techniek heeft alle afstand overbrugd, maar heeft geen nabijheid gecreëerd.” Onbedoeld zie ik dan een volle treincoupé voor me, waarin het gros van de reizigers op het scherm van hun smartphone staart en de hele wereld binnen bereik heeft, maar de nabijheid van de mensen om zich heen wordt gemeden. 
Nabij zijn, is jezelf tot naaste maken, vertelde Jezus in zijn Gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. In Halíks boek is de figuur van Zacheüs de rode draad. Zacheüs zocht Jezus, maar kon niet bij Hem komen. Zacheüs was een collaborateur en werd gezien als een parasiet. Maar Jezus zag hem zitten en nodigde zichzelf bij hem thuis uit. Jezus werd Zacheüs’ naaste. Ik dacht: zou Jezus vandaag de dag niet juist bij een graaiende bankier naar binnen gaan? Zo is Jezus toch? Hij is er niet alleen voor de armen, maar ook voor de rijken. Hij is op zoek naar ieder mens. Ieder mens met een levensverhaal met zoveel losse eindjes en rafelranden. Jezus is op zoek naar iedere ziel die geschapen is om te zoeken én te vinden. Dus ook naar die graaiende bankier, die hardvochtige manager en wie wij allemaal tot parasiet bestempeld hebben.
Joris Luyendijk schrijft aan het eind van zijn boek Het kan niet waar zijn dat er in de City een taboe rust op de dood, omdat ze de vraag uit de weg gaan hoe ze de beperkte jaren van hun leven willen besteden. Luyendijk zegt dan – en het ontroerde mij, omdat het eigenlijk wel lijkt op hoe Jezus de afstand tot Zacheüs overbrugde – “(…) we moeten ze knuffelen. Want ze leiden tragische levens.” Knuffelen, nabij zijn, stenen verzamelen: het zijn woorden die passen bij de moraal van hét Verhaal. 
Halík schrijft daarover: “Jezus is echter niet naïef en brengt ons niet tot de naïeve overtuiging dat royale liefde zichzelf altijd terugbetaalt. Wie zo handelt, die moet tot offers bereid zijn, moet zich voorbereiden op een nederlaag – en we zullen op zijn allerminst in deze wereld worden beschouwd als dwazen, net als Jezus. Het is niet bijzonder makkelijk om christen te zijn, als we het evangelie aandachtig lezen en serieus nemen. Alleen door de kracht van grote liefde en volhardend geloof kan dat kruis voor ons een ‘zacht juk’ worden. Maar we mogen geen verrader of deserteur worden in de aanhoudende strijd met het kwaad waarin onze levensverhalen geplaatst worden. Alleen als we weigeren ons te laten manipuleren door het kwaad om zijn methoden en gevechtsstijl over te nemen, kunnen we uiteindelijk het witte steentje ontvangen en daarop lezen wie we werkelijk zijn.” Om het in wielertermen te zeggen: dát is nog eens moraal hebben!  
 
Ds. Kees van den Berg is predikant (PKN) te Gouda. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.