Skip to main content

nr5 • 2015 • Wie ben jij dan, die deze vragen stelt?

29e jaargang nr. 5 (mei 2015)
thema: Dietrich Bonhoeffer: geloven is nooit wegvluchten

Wie ben jij dan, die deze vragen stelt? 
Bonhoeffers Christologiecollege (1933)
C.C. den Hertog  

In het zomersemester van 1933 hield Bonhoeffer in Berlijn een college over Christologie. Die zomer was zacht gezegd zeer bewogen voor de Duitse kerk. Op 23 juli vonden de kerkelijke verkiezingen plaats, waarbij de Deutsche Christen een grote meerderheid behaalden en daarmee werd zichtbaar wat sinds de machtovername door Hitler steeds duidelijker was geworden: dat het enthousiaste onthaal voor het Nazisme in Duitsland niet iets was wat bij de deuren van de kerk halt hield. 

Bonhoeffer was bij al deze zaken nauw betrokken. Al op 16 april 1933 hield hij zijn lezing Die Kirche vor die Judenfrage die bekend geworden is door het opmerkelijke gegeven dat hij zo snel na de machtsovername door Hitler al zinspeelde op de mogelijkheid van politiek verzet. 

Onvoltooid
In mei begon Bonhoeffer aan de Berlijnse universiteit zijn collegereeks over Christologie. Er zijn twee complicerende factoren bij het bestuderen van de uitgegeven tekst. Allereerst: we hebben te maken met een Unvollendete. Het derde hoofddeel van het college heeft Bonhoeffer nooit gegeven. Na de zomer vertrok hij naar Londen om daar predikant te worden. Bovendien hebben we het college alleen in een reconstructie, gemaakt op basis van aantekeningen van de studenten. En dan ook nog in twee lezingen: de eerste versie die door Bethge is gereconstrueerd en gepubliceerd in de Gesammelte Schriften (dit is de versie die ook in het Nederlands vertaald is) en de nieuwe reconstructie die in de Dietrich Bonhoeffer Werke is uitgegeven, waarbij men bepaalde aantekeningen die Bethge wel ter beschikking had gehad, niet meer kon gebruiken omdat de eigenaars deze na de publicatie hadden weggegooid. Ondanks deze handicaps is er reden genoeg om Bonhoeffers college te bestuderen. Verschillende personen die de collegereeks gevolgd hebben, hebben aangegeven dat de tekst een betrouwbare weergave is van wat zij Bonhoeffer hebben horen zeggen. De Christologie is hét centrum van Bonhoeffers theologie. Vanaf het begin tot in de gevangenisbrieven is het steeds de vraag naar Christus die hem bezighoudt. 

Ik concentreer me in het vervolg op een paar in het oog springende zaken, die hopelijk voldoende de nieuwsgierigheid prikkelen om deze tekst ter hand te nemen.

De aanwezige Christus
‘Lehre von Christus beginnt im Schweigen’, zo opent Bonhoeffer zijn college. Snel erna legt hij uit wat hij daarmee bedoelt: In het deemoedig zwijgen van de aanbiddende sacramentsgemeente bedrijven we Christologie. Over die zin valt heel veel te zeggen – Bonhoeffers kerkbegrip komt hier aan de orde – maar voor nu laat ik dat even en stel vast dat het zwijgen waarmee Bonhoeffer inzet een receptief zwijgen is. Het is stil zijn in de ontmoeting met de levende Christus. In de gemeente komt Hij nabij door zijn Woord en in het sacrament en doet Hij zich kennen. Omdat het om de levende persoon van Jezus Christus gaat, moet Christologie betekenen dat de mens allereerst naar Hem luistert en zelf zwijgt.

Dat is een opvallende inzet als je bedenkt dat Bonhoeffer zijn colleges geeft in het Berlijn van de jaren ’30. De theologie was daar sterk op een historische leest geschoeid, het was de universiteit waar de belangrijke dogmenhistoricus A. von Harnack gewerkt had en waar men daarom gewend was om vanuit zorgvuldige historische reconstructies de weg naar het heden te zoeken. Christologie begon in deze traditie met uitvoerige uiteenzettingen over de historische Jezus en de omstandigheden van zijn tijd. Dat langs deze weg altijd een Jezus naar eigen snit tevoorschijn kwam, was aangetoond door A. Schweitzer in zijn Geschichte der Leben-Jesu-Forschung, maar een alternatief voor deze historische aanpak was nog niet gevonden. 

Bonhoeffer sluit Jezus niet op in het verleden om dan te vragen wat wij vandaag nog met Hem kunnen, maar begint in het heden en stelt vast dat Christus ons vandaag als de Levende tegemoet treedt in de kerk. Daarom heeft Christologie bij die ontmoeting in te zetten en daarna pas terug te vragen naar de geschiedenis.

Wie bent U?
Maar hoe gaan we dan te werk? Wetenschap begint met nieuwsgierigheid en komt daarom verder door vragen te stellen. In de theologie is dat niet anders, maar dan komt het er wel op aan dat de juiste vragen gesteld worden. Bonhoeffer wijst twee vragen aan die we zouden kunnen stellen: Ofwel naar het hoe (de ‘Wie-frage’), ofwel naar het wie (de ‘Wer-frage’). Bij de ‘hoe-vraag’ wordt gezocht naar de wijze waarop een ons onbekende zaak past in wat ons reeds bekend is. Uitgangspunt is dan dat wij al het een en ander aan betrouwbare kennis hebben en dat de nog onbekende zaak uiteindelijk een variant zal zijn, of in ieder geval inpasbaar zal blijken in onze kaders. Precies dat kan nu net niet als het gaat om Christologie. Het past ons niet om aan Christus te vragen: hoe bent U mogelijk? Daarom moeten we – zo Bonhoeffer – in de Christologie de vraag stellen: Wie bent U? De vraag wie de Ander is, noemt Bonhoeffer de vraag naar de transcendentie. Wanneer we deze vraag stellen, moeten we wachten tot het antwoord door de Ander gegeven wordt. Alleen de Ander kan zich bekend maken. En al heb ik dat woordje ‘Ander’ nu steeds met een hoofdletter geschreven, voor Bonhoeffer geldt datzelfde in de omgang met onze medemens. Vragen wie iemand is noemt Bonhoeffer de vraag van de naastenliefde.

Nu moeten we niet denken dat het hier een eenvoudig punt betreft dat we – wanneer het één keer gezet is – als een pro-memorie-post achter ons hebben, zodat we erna rustig verder kunnen. Ons denken is zo aangetast, dat we eigenlijk nauwelijks anders kunnen dan vragen naar het hoe. Die vraag dus waarbij we zelf de kaders stellen en de onbekende zaak inpassen in wat we al (menen te) weten. Bonhoeffer gebruikt in dat verband een term van Luther: cor curvum in se (het hart dat verkromd is in zichzelf). Wij zijn mensen die rondjes draaien om onszelf. Dát is de kern van onze zonde: dat wij onszelf tot middelpunt gemaakt hebben – en dat schudden we in de theologie niet zo even af. Wij kunnen wel de wie-vraag stellen, maar we leggen hem dan vaak op listige wijze uiteen in een serie hoe-vragen, zodat wij aan onze eigen autoriteit kunnen vasthouden.

En wie ben jij?
Maar hoe dan verder? We hebben gezien dat in het nadenken over Christus slechts de wie-vraag toereikend is. Maar direct erbij zegt Bonhoeffer dat we die vraag wel met de mond kunnen stellen, maar dat we dan toch een hoe-vraag bedoelen. Is er een uitweg uit deze cirkel? Niet van ons uit – dit is het moment om opnieuw te bedenken hoe Bonhoeffer het college heeft ingezet: Wij zijn opgezocht in onze zelfgekozen eenzaamheid door de levende Christus en door Hem weggebroken uit onze cirkel. Hij is de Aanwezige en wij kunnen slechts naar Hem vragen waar Hij zich reeds heeft doen kennen. In dit verband haalt Bonhoeffer de woorden van Pascal aan die ook bij Barth vaak klinken: Je zou me niet zoeken als je me niet al gevonden had. Daarom kan volgens Bonhoeffer de vraag naar Christus ook alleen werkelijk gesteld worden binnen de ruimte van de kerk, waar naar God gezocht wordt, omdat men reeds weet wie Hij is.

Om die reden zet Bonhoeffer in bij het zwijgen. Christus zelf moet spreken. En dan horen we allereerst de vraag die we aan Hem gesteld hebben naar onszelf terugkomen. Van vragensteller worden we tot ondervraagden: Wie ben jij dan, die deze vragen stelt? Beschik jij over de waarheid? Wie ben jij, die immers slechts naar mij vragen kunt, omdat je door Mij gerechtvaardigd, begenadigd bent? Als ik de vragen zo vertaal, klinken ze wat verwijtend en afwerend – en dat is er door Bonhoeffer niet mee bedoeld. Hij bedoelt iets anders: hij wil duidelijk maken dat wie de vraag van Christus hoort, moet beseffen dat het over is met zijn eigen wegen en autonomie. Onze zondige mens sterft. Slechts als begenadigde kan ik werkelijk de vraag aan Christus stellen. In het nadenken over Christus kan ik mezelf niet buiten de orde houden. Spreken over Hem betekent altijd direct ook spreken over onszelf.

Theologia crucis
In het bovenstaande heb ik vooral de aandacht gericht op het begin van Bonhoeffers college. Het is het gedeelte waar hij de lijnen uitzet voor het geheel. En die lijnen zijn bepalend voor wat volgt. Twee belangrijke dingen zie ik hem doen, die volgens mij voor vandaag ook van belang zijn.

Voor het eerste sluit ik aan bij het laatste punt. Met zijn voorkeur voor de wie-vraag boven de hoe-vraag en de direct eraan gekoppelde wedervraag van Christus trekt Bonhoeffer het bestaan van de theoloog op een radicale manier binnen het discours. Het eigene van de theologie is voor hem dat we niet als afstandelijke waarnemers beschrijven wat we zien en vinden, maar dat we met huid en haar er zelf bij betrokken zijn. Nadenken over Christus kan alleen dan, wanneer we onszelf verliezen, ons eigen denken en leven door Hem laten doden – én opwekken. Bonhoeffer neemt daarmee wezenlijke elementen uit Luthers theologia crucis (kruistheologie) op en brengt ze in in de theologische kenleer.1 Luther had in zijn Psalmenvorlesung van 1519 bij zijn uitleg van Psalm 5:2 gezegd dat God in het Evangelie uit ongelukkige en hoogmoedige goden ware mensen, dat is ellendige en zondige mensen, maakt. Dat is precies wat Bonhoeffer wil zeggen: onze concepten, ons schema’s gaan eraan in de ontmoeting met Christus. Wij luisteren naar wat Hij antwoordt op onze vraag wie Hij is. Dit begin geeft aan theologie een heel eigen karakter en het bepaalt de toon. Niet voor niets sprak Bonhoeffer over deemoed. Trots en zelfbewustzijn passen hier niet bij.

Het tweede dat me van belang lijkt is die inzet die zo voor de hand liggend lijkt, maar het blijkens veel boeken over Christus toch niet is. Veel ontwerpen voor een Christologie beginnen in de geschiedenis en banen zich met veel moeite een weg naar het heden van de lezer. Bonhoeffer heeft in zijn denken over de kerk vanaf het begin die korte aanduiding gebruikt, dat de kerk niets anders is dan Christus als Gemeinde existierend. En hij laat dat dus gelden op het moment dat hij met de vragen rond Christus bezig gaat. Hij ontmoet ons vandaag in het Woord en in het teken. Wij spreken daarom in zijn aanwezigheid, sterker zelfs: wij zwijgen in zijn aanwezigheid. Om te horen wat Hij zegt.

Ds. Niels den Hertog is predikant (CGK) te Surhuisterveen en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

Om dit nummer te bestellen, klik hier