Skip to main content

nr3 • 2015 • God en de chaos

29e jaargang nr. 3 (nov. 2015)
thema: Wetenschap en een schuivend geloof

W.M. de Bruin
God en de chaos
Herlezing van een oud artikel in nieuw perspectief

De vraag van de redactie om met het oog op de thematiek in dit nummer een artikel van vijfenvijftig jaar geleden te herlezen, is alleen al vanwege die leeftijd gewaagd. Voeg daarbij de overweging dat de schrijver van het bedoelde artikel niet het doel had een (moderne) discussie rond geloven in de context van een evolutionair wereldbeeld te verhelderen of vooruit te helpen, en we bevinden ons echt op glad ijs.

Anderzijds, het artikel ‘God en de Chaos’1 moge van oude datum zijn, de daarin ontvouwde gedachten getuigen van een originaliteit en diepte die hen langer dan enkele decennia doen meegaan. En de wijze waarop Van Ruler ‘chaotiserende elementen en mogelijkheden’ verbindt met het scheppende handelen van God, biedt wellicht mogelijkheden bij ons denken over geloof en evolutie. Daarbij moet wel de vraag naar het ‘prijskaartje’ worden gesteld. Niet voor niets waren velen geschokt toen Van Ruler – luttele jaren na de Watersnoodramp van 1953 – de lezingen hield die de grondslag zouden worden van dit artikel. En toen ‘God en de Chaos’ in 1959 in het blad Wending verscheen, waren collega-theologen verbaasd en geschokt. Met reden? Want wat gebeurt er met het Godsbeeld als je de chaos - over de zondeval heen - herleidt tot het scheppende handelen van God zelf?

Een chaotiserende God

Het probleem waarmee Van Ruler zijn artikel ‘God en de Chaos’ inzette, is kenmerkend voor elke monotheïstische godsdienst. Wanneer wij geloven in één God die alles heeft geschapen en in handen heeft en die bovendien goed en rechtvaardig is, hoe verklaren wij dan de herkomst van ‘de chaos, die er in de wereld is’? Meteen wordt duidelijk waarom Van Ruler het zo belangrijk vindt de chaos te verbinden met het handelen van God zelf. De gedachte dat God de chaos ‘toelaat’ (als iets dat buiten zijn handelen om bestaat), resulteert in een Godsbeeld waarin God zich laat verrassen en er bovendien niet tegen opgewassen is. Om deze reden stelt Van Ruler “dat één van de oorsprongen van de chaos ligt in het handelen van God.” Nota bene: het gaat hier om ‘één van de oorsprongen’. De klassieke lijn die chaos verbindt met zonde en haar gevolgen (gebrokenheid etc.) is ook voor Van Ruler van blijvend belang: chaos hangt samen met ‘twist’ (oordeel van God) en ‘baring’ (wording van Gods rijk). Hier lezen we een voor onze thematiek opmerkelijke zin, die enigszins wringt in het geheel van het toch al niet helemaal consistente artikel van Van Ruler: “Het is een grootse conceptie van de bijbel en het christelijke geloof, dat zelfs de chaos in het heelal en de natuur aan de natuur van de mens ligt, in zoverre die chaos goddelijke vloek is vanwege de zonde van de mens.” Men onderstrepe de woorden ‘in zoverre’. Want niet alle chaos hangt hiermee samen.

Een chaos scheppende God

Behalve in het verband van ‘twist’ en ‘baring’, beschouwt Van Ruler de chaos in de context van het ‘spel’ van de scheppende God. Het is een ernstig spel in het licht van Gods hoge en geduchte handelen. Het is een spel van goddelijke liefde dat ons begrip in vele opzichten te boven gaat. Maar het is ook een spel dat ‘het zijn en de chaos in het zijn doorlicht’. Bij het uitwerken van deze ‘intiemer samenhang tussen God en de chaos’, is Van Rulers interpretatie van Genesis 1:1 (‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’) van belang. Van Ruler vat dit op als een concrete (eerste) scheppingshandeling, hetgeen de uitleg van vers 2 bepaalt. De ‘woeste en ledige’ aarde is scheppingswerk van God. “Het is zelfs het eerste, dat in het aanzijn komt. Daar schrikt de Here God dus niet voor terug. Het is ook weer niet zo dat Hij erin blijft steken. Hij gaat meteen aan de slag.” Wat houdt dit ‘aan de slag gaan’ of ‘scheppen’ in? Hier gebruikt Van Ruler zijn geliefde metafoor van het ‘spel’. Diep, origineel, gracieus en tegelijk speculatief, is Van Rulers uitweiding over de Leviathan (Psalm 104) als ‘de mythische samenvatting van alle chaotische elementen in de geschapen werkelijkheid’, door God geschapen om mee te spelen: “Alle spel is gracieuze dwang, bedwinging van het chaotische.”

Belangrijk is hier uit te spreken dat ‘chaos’ in deze context niet synoniem is aan ‘slecht’. Te denken is aan de ‘duistere chaos-werkelijkheid’ die de oud-oosterse volken veronderstelden als ‘voorgegeven oersituatie’ en ‘tegenbeeld’ van de goddelijke schepping (zie bijv. C. Westermann in zijn Genesis-commentaar; BK, p. 144-145). Bij Van Ruler gebeurt er meer met het begrip: chaos is het tegendeel van kosmos. Kosmos staat voor een afgeronde gestalte; het is “de gesloten eenheid, welke zichzelf genoeg is. Dat alles wil de God van de bijbel niet.” Niet alleen in de menselijke geschiedenis treedt God op als de mens een dergelijke kosmos probeert te bereiken (de toren van Babel), ook zijn scheppingswerk geeft hier blijk van. Chaos – als datgene dat de dingen uit elkaar drijft en in beweging zet – heeft hier een, op zijn minst gedeeltelijke, positieve inhoud en functie. Het gaat niet vooraf aan het scheppend handelen van God, maar heeft daarbinnen een plek gekregen.

In de betekenissen die Van Ruler aan de begrippen geeft, wil God namelijk noch pure chaos noch pure kosmos. Hier komt het begrip ‘ordening’ om de hoek kijken. De scheppende God, wiens wezen Van Ruler als ‘de orde zelf’ typeert, is permanent bezig “om in de chaos hier en ginds en elders een aantal vaste punten uit te zetten en er zo enige orde in op te richten.” Dit ordenende werk van God voltrekt zich in de dubbelheid van ‘vormen en gestalte-geven’ enerzijds en ‘uiteenwerpen, scheiden en oordelen’ anderzijds.

Liefde als antwoord

Het handelen va God is dus mede door chaos-elementen gekenmerkt. Dit handelen van God gaat volgens Van Ruler onze rede en ons hart te boven, hoezeer onze existentie er ook door gestempeld is. Maar dit is geen laatste woord: “Wanneer de existentie, het hart en de rede in en door de liefde verenigd en gericht worden, kan ook de mens – met God mee – de chaos aan. De liefde is opgewassen tegen de chaos. Zij is het enige dat er tegen opgewassen is.” Zo is de liefde van 1 Korintiërs 13 – in het artikel wel enigszins onverwacht ‘als uit de hoge hoed getoverd’ ingebracht – ‘de oplossing’ van het probleem van ‘God en de chaos’. Hier krijgt ook de verzoening door Jezus Christus als historische goddelijke werkelijkheid in de geschiedenis het volle pond. Deze liefde houdt ons in de chaos vast dankzij de orde en ordening van de verzoening. Door haar staan wij aanvaardend – want liefhebbend - in het chaotische van deze wereld, in de verwachting dat deze wereld – die Gods wereld is en God is goed en heilig – niet zo kan blijven als ze is.

Wat levert het ons op?

Wat is de winst van het herlezen van een 55 jaar oud artikel voor de moderne discussie die in dit nummer van Kontekstueel aan de orde is? We lopen het gevaar Van Ruler te ‘overvragen’. Relatief onschuldige tussenzinnetjes als “De sterren en de dingen, de planten en de dieren chaotiseren niet zoveel…” en “In de geschiedenis is de chaos veel groter dan in de natuur en in het heelal” krijgen in onze moderne setting opeens een vreemde toegespitste klank. Toch bevat Van Rulers gedachtegang elementen die ons mogelijk van dienst zijn. Als aanzetten en ‘hulplijnen’ zet ik er een paar op een rij:

1. Chaos is niet hetzelfde als zonde en komt daar niet vanzelfsprekend uit voort. Chaos functioneert als tegendeel van kosmos, waarbij het begrip (o.a. als ‘mogelijkheid’) een positieve rol kan vervullen.

2. Chaos is geen ‘lot’, dat ons buiten God om overkomt. Ze heeft een plek en functie in het scheppende handelen van God en komt daar ten diepste uit voort.

3. De metafoor van het spel (hoe ernstig ook) relativeert de plaats en de macht van de chaos.

4. Kernwoord in Gods voortgaande scheppende handelen is het begrip ‘ordening’. Temidden van de tegenstelling tussen chaos en kosmos (die beiden niet Gods doel zijn) brengt God ordening aan.

5. In deze ordening gaat het (op zijn Van Ruleriaans) over ‘de wording van het rijk’ en ‘de orde der verzoening’. Liefde is hier een hoofdwoord en een antwoord op wat ons als chaos moge bedreigen en toegrijnzen.

En het kwaad? En God zelf?

Problematisch blijft bij dit alles de relatie tussen ‘chaos’ en ‘kwaad’. Al lezend vraag ik me af hoe luisteraars naar Van Rulers lezingen – met de Watersnoodramp van 1953 nog in hun collectieve herinnering – dit ervaren zullen hebben. Hoe al dat vreselijke, door natuurgeweld aangerichte leed theologisch te verstaan? Is de chaos dan toch niet heel grimmig, zo niet wreed? Of is dat dan opeens weer de chaos ‘in zoverre’ die het gevolg is van de (gebrokenheid door) de zonde? We trekken de lijn door naar de grimmigheid en wreedheid die zich in het al dan niet chaotische proces van evolutie aan ons voordoet. Helpt Van Rulers metafoor van ‘het spel’ ons hier de zaken te verhelderen? Omdat we uiteindelijk beter af zijn met een visie waarbij het allemaal een plek heeft in Gods scheppend handelen, dan dat het buiten hem om zou gaan?

Hier is het Godsbeeld zelf in het geding. Het is opmerkelijk dat Van Ruler die consequentie in dit artikel niet wilde trekken. Schrok hij daarvoor terug? En tussen alle zinnen over chaotiserend handelen en scheppen van God, lezen we: “Toch is Hij geen chaos en is er ook niets chaotisch in God.” Maar is dat houdbaar in het licht van alles wat Van Ruler over Gods scheppende handelen heeft gezegd? Zal dit alles dan ook niet moeten samenhangen met wie God ‘in wezen’ is?

Het spant en wringt hier aan alle kanten. Toch lezen we in de Bijbel (met name in het Oude Testament) wel degelijk over donkere en ‘vrees-wekkende’ aspecten in God als de ‘Ontzagwekkende’. Het Godsbeeld is daar niet zo gepolijst en afgerond als in vele latere dogmatieken. Tegelijk leerde Israël hem wel kennen als de betrouwbare God van het verbond. Liefde, gemeenschap en genade zijn de kern van zijn wezen. Hij laat niet los wat zijn hand begon. Hier liggen sporen die, met het oog op thematiek van dit nummer, de moeite waard lijken verder te doordenken.

Dr. Wim de Bruin is predikant (PKN) te Stolwijk; hij heeft tijdens zijn theologiestudie een specialisatie gedaan over A.A. van Ruler. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

1  A.A. van Ruler, Theologisch Werk, deel V, uitg. Callenbach Nijkerk 1972, p. 32-45.