Skip to main content

nr3 • 2015 • Interview met dr. G. van den Brink

29e jaargang nr. 3 (nov. 2015)
thema: Wetenschap en een schuivend geloof

Weggevallen uit Gods bedoelingen
Interview met Gijsbert van den Brink

De verhouding tussen geloof en wetenschap heeft al langer de interesse van professor Gijsbert van den Brink, maar sinds het Darwinjaar (2009) is daar in het bijzonder een interesse voor evolutie bijgekomen. Dat heeft hem niet altijd applaus opgeleverd. Toch ziet hij het als zijn bijzondere taak om christenen, in het bijzonder zijn studenten, te laten zien dat je niet hoeft te kiezen tussen geloof òf wetenschap.

In oktober werd bekend gemaakt dat Van den Brink hoogleraar theologie en wetenschap wordt aan de Vrije Universiteit Amsterdam, binnen het programma University Research Chair. Deze leerstoel geeft hem de ruimte om met het thema wetenschap en geloof aan de slag te gaan.
“Ik kom in mijn werk regelmatig studenten uit de reformatorische hoek tegen, die in aanraking komen met de wetenschap. Vaak krijgen zij het gevoel dat ze moeten kiezen: óf het geloof is waar, óf de wetenschap heeft het bij het rechte eind. De discussie over evolutie is daarbij een sjibbolet: als je echt gelooft, dan is de evolutieleer niet waar – en als je de evolutietheorie voor waar houdt, kun je niet echt geloven. Ik wil graag laten zien dat wetenschap en geloof heel goed samengaan, als een vorm van apologetiek, zo je wilt.”

In uw artikel Should We Drop the Fall1 doet u een voorstel om evolutie in de scheppingsleer en in het bijzonder in de leer over de zondeval te integreren. U verwerkt in uw theologie de theorie dat de mens is ontstaan uit een groep voorouders, polygenisme, die zich vanuit Afrika over de wereld heeft verspreid via natuurlijke selectie en de struggle for life. Maar als God in den beginne deze wereld dus niet goed geschapen heeft, waarom zouden we dan van God iets goeds verwachten?
“Op grond van Gods bijzondere openbaring – precies zoals de kerk dat altijd gezien heeft. Deze schepping is Gods schepping. Ik wil niet de kant op van Marcion. Het kwaad is er later bij gekomen, wat dat betreft denk ik heilshistorisch, en dat hebben we ook in de Christelijke dogmatiek gedaan. Ik deel wat Van Ruler zegt, dat het kwaad een incident is, niet inherent aan het mens zijn. Dat is één van de ‘zonnigheden in de zonde’. We zijn geen slachtoffer van onze genen. Bij de schepping is er weliswaar al lijden. Maar God is bezig met zijn schepping, Hij werkt van meet af aan ergens naar toe. Er is een koninkrijk dat komt. En het komt dankzij Christus, in wie God alle dingen – de schepping dus – met zichzelf verzoent (Kol. 1).
Dat we in de Christelijke dogmatiek aansluiting zoeken bij de stand van zaken in de wetenschap (bijvoorbeeld door niet uit te gaan van één oorspronkelijk mensenpaar), is in de traditie van Bavinck en Kuyper. Zij verwerkten de stand van de wetenschap in hun theologie, zij deden voorstellen om die twee bij elkaar te denken. Die passages zijn voor ons niet meer de meest overtuigende, maar dat geeft niet. Wat dat betreft zullen onderdelen van onze Christelijke dogmatiek over een aantal jaren wellicht ook weer achterhaald blijken. We hebben geschreven voor nu. Maar moeten we kiezen tussen Genesis en de biologie? Nee.”

Toch hebben veel mensen het idee dat ze wel moeten kiezen. Carel ter Linden beroept zich in zijn boek Wat doe ik hier in godsnaam op de evolutieleer om zich van het geloof los te maken…
“Ja, en ik hoor dat predikanten dat dan weer voor de voeten geworpen krijgen van twijfelende gemeenteleden. Die predikanten moeten dan niet met de mond vol tanden staan. Want als je kijkt wat het concreet in de evolutieleer is, dat mensen het geloof doet opgeven, dan blijft dat tamelijk associatief. Aan de andere kant van het spectrum, in de reformatorische wereld, wordt het grondidee intussen gedeeld: evolutieleer en geloof kunnen niet samengaan. Op deze manier wordt de zorg van Schleiermacher wel heel actueel, dat de elite er met het ongeloof vandoor gaat en het christendom sektarisch wordt.”

Als we uw artikel lezen, dan lijkt het alsof de zondeval geen radicale breuk meer is. Moeten we het belang van de zondeval relativeren?
“Mijn idee van de zondeval is niet minder radicaal. De mens komt op uit het dierenrijk. Op een gegeven moment krijgt hij de keuze om te beantwoorden aan Gods roeping; hij krijgt een moreel besef – het draait ook in Genesis 3 om deze ‘kennis van goed en kwaad’. Maar dan maakt de mens de radicale keuze om tegen God te kiezen en het verkeerde spoor in te slaan. Het is dan weliswaar geen val vanuit een situatie van volmaakte heiligheid en rechtvaardigheid, maar het blijft wel een bewust nee-zeggen tegen God en Zijn bedoelingen. De mens koos om te blijven bij de agressie die hij heeft geërfd van dierlijke voorouders – terwijl het voor het eerst ook anders had gekund. Zo verloor hij zijn onschuld. Want voordat de mens tot Gods gemeenschap geroepen werd, was hij niet schuldig aan zijn agressieve neigingen. Waar geen wet is, is geen schuld, zegt Paulus.”Is dat een moment in de geschiedenis geweest, dat de mens ontstond en dat hij in zonde verviel?
“Ik denk dat God ook via processen werkt, en dat dat theologisch niet minder is. God makes things make themselves, zeiden christenen die evolutie accepteerden al in de negentiende eeuw. Het unieke van de mens zit er vooral in dat hij beelddrager is van God. Misschien ken je die stickers achterop auto’s wel: ‘ooit een aap achter het stuur gezien?’. Daar zit wel wat in. Mensen hebben unieke vermogens, wat dat betreft blijven bijbelteksten als Psalm 8 onverminderd staan. Het beelddrager zijn zit overigens vooral in het vermogen om relaties aan te gaan, niet zozeer in het verstand en dergelijke.

Wat betekent dit allemaal voor onze toekomst? Kan God ons bijvoorbeeld wel in één keer veranderen en nieuw maken?
“Dat geloof ik zeker. Dat God in het verleden kennelijk via processen heeft gewerkt, wil niet zeggen dat Hij niet ook opeens kan ingrijpen. Dat gebeurt in de Bijbel immers ook voortdurend. De evolutietheorie doet op geen enkele manier afbreuk aan Gods almacht. God kan ons en deze wereld straks in één keer veranderen. Het feit dat het protologisch allemaal geleidelijk ging, wil niet zeggen dat dat eschatologisch ook zo moet zijn.”

Als de zondeval vooral een morele categorie is, hoe verklaart u dan de verstrekkende gevolgen ervan? Er is bijvoorbeeld de vloek voor de man, de vrouw, de slang. Hebben wij, zoals Romeinen 8 suggereert, de hele schepping meegetrokken in onze ellende?
“Ik vind het wat dat betreft opvallend dat er in Romeinen 8 juist geen sprake is van zonde. De schepping zucht als in barensnood, maar wie heeft haar aan vruchteloosheid onderworpen? Dat wordt niet duidelijk; zelf denk ik dat we daar te maken hebben met een passivum divinum, dat God daar de hand in heeft. Dat zou goed passen bij de evolutietheorie, dat God van meet af aan dit lijden van de dierenwereld in de schepping gelegd heeft. Natuurlijk is het wel zo dat de zondeval van de mens het er niet beter op gemaakt heeft. Daar heeft de verdere schepping ook onder te lijden. Wat betreft de vloek van de vrouw: er staat niet dat zij pas vanaf Genesis 3 verdriet en pijn zal hebben bij het baren van haar kinderen, maar dat haar moeite bij het krijgen van kinderen groter zal worden. Het was er dus al. Het idee van een algehele kosmische ineenstorting vanwege de zondeval, is naar mijn idee bijbels-theologisch niet houdbaar.
Het is belangrijk dat te laten zien, want naast bijvoorbeeld het mensbeeld, ligt hier één van de belangrijkste problemen die mensen hebben met de evolutieleer: in de Schriftleer. Mensen hebben het idee dat het gezag van de Schrift gekoppeld is aan een bepaalde uitleg ervan. Bepaalde elementen uit ons scheppingsgeloof zitten diep in ons verankerd – maar ze zijn meegekomen met de kinderbijbels etc. Al van jongs af aan krijgen we daarin allerlei extra’s mee over de schepping, die zo niet in de Bijbel te vinden zijn: een heel idyllische beschrijving van de begintoestand bijvoorbeeld. Daar zit een bron van verzet tegen de evolutieleer. Maar wat staat er nu werkelijk in de Bijbel? En kan dat niet samengaan met theorieën uit de wetenschap? Als we de Bijbel lezen zijn we voortdurend bezig om de theologische boodschap daarvan te vinden, want daar gaat het om, en niet om het wereldbeeld waarin die gecommuniceerd wordt. Als je begint met een blanco velletje en je tekent wat je in de Bijbel leest over schepping, dan teken je een pannenkoek op palen. Er zijn maar weinig christenen die dat wereldbeeld nu serieus nemen.”

Heeft dit alles gevolgen voor de manier waarop u preekt? Bent u bijvoorbeeld in uw preken ook bezig om mensen te leren wat er werkelijk over schepping staat in de Bijbel? Is het ook uw roeping om op de kansel wetenschap en geloof samen te denken?
“Op de kansel let ik vooral op wat ik níetzeg. Dan kom je volgens mij veel sneller uit bij de eigenlijke boodschap van een Schriftgedeelte. Het woord evolutie noem ik daarom doorgaans bewust niet, of heel weinig. Het roept veel te veel gevoelens op die op dat moment niet aan de orde zijn. Vergeet ook niet dat je je in de preek in een ongelijke positie bevindt; mensen kunnen dan niets terug zeggen. Daarom kies ik liever voor een bijbelkring, een leerhuis, of andere plekken waar mensen iets terug kunnen zeggen. Als je met mensen over dit onderwerp doorpraat, dan valt het ze vaak mee.
Daarom is het belangrijk dat wij in onze tijd deze slag weten te maken, zoals het in de tijd van Voetius belangrijk was om de slag rond het heliocentrisme te maken. Voetius meende dat er ook allerlei theologische gronden waren om de theorie af te wijzen dat de aarde om de zon draait. Maar na hem is er bijna niemand meer die dat nog durft te beweren. De orthodoxie heeft het heliocentrisme geleidelijk geaccepteerd. Ik hoop dat wij dat in onze tijd rondom de evolutietheorie ook kunnen doen.”

Toch lijkt er in de wetenschap wel een hang te zijn om alles te verklaren. Hawking beweert dat het moment niet ver meer is dat de wetenschap alles kan verklaren. De ontdekking van Higgs noemen ze het god-deeltje. Gaan ze daarmee niet over een grens?
“Als je ziet wat er allemaal in de wetenschap gebeurt, dan kun je daar inderdaad diep van onder de indruk raken. Dan vallen al gauw religieuze of pseudo-religieuze gedachten in. Het is niet voor niets dat kosmologen vaak godsdienstig zijn. Vaak vanuit het idee; dit is zo gigantisch indrukwekkend, hier moet wel een ontwerp aan ten grondslag liggen. En dat vind ik ook terecht. Daar zie ik ook apologetisch gezien wel de waarde van in. Het kan een hulplijn zijn bij het geloof. Een interessant boek is The Heavens Declare van Rodney Holder, die als natuurwetenschapper en theoloog onderzoekt hoe er met Barth’s kritiek op natuurlijke theologie is omgegaan. Zijn conclusie is dat je met de wetenschap best enig zicht op God kunt geven.
Tegelijk heb je mensen als Dawkins die met hun retoriek de indruk wekken dat wetenschap alleen maar samen kan gaan met atheïsme. Als je dan aan de andere kant orthodox gelovigen hebt, die eigenlijk hetzelfde zeggen, dan moet ik altijd denken aan wat De Knijff ons leerde: als twee uitersten elkaar raken, dan klopt er iets niet. In dit geval wordt dan bij voorbaat uitgesloten dat evolutie en geloof samen kunnen gaan.”

Een paar jaar geleden was er de hype rond Cees Dekker en Intelligent Design. Als ik u zo hoor praten, zijn we daar nu wel weg…
“Ja, ik denk dat het hele idee dat je met wetenschappelijke argumenten God kunt bewijzen niet meer houdbaar is. Cees Dekker is daar zelf ook op terug gekomen. Maar de evocatieve kant is wel gebleven: als je met natuurwetenschap bezig bent, kan je wel het gevoel krijgen: er moet iets zijn. Dat is een intuïtie die leeft bij veel mensen, en daar moeten we maar niet teveel op afgeven. Het is moeilijk om atheïst te zijn. De gedachte aan een ontwerper dringt zich op. Darwin zelf geloofde ook in dat ontwerp, zelfs voor hem was de gedachte onontkoombaar.”

In die zin is het jammer dat je tegenwoordig in zekere zin met een 2-1 achterstand begint. Op televisie wordt de gedachte aan een god volledig genegeerd, bij praatprogramma’s worden opvattingen op basis van religie niet serieus genomen; ‘geloof je dat nog?’.
“Het blijft belangrijk om ook als theoloog je met de wetenschap bezig te houden. Het meest gebruikte excuus om het geloof los te laten is altijd nog ‘ik kan het niet met de wetenschap rijmen’. Dat is vaak wel een wat makkelijk excuus. Dan moet je doorvragen: wat is het in de wetenschap, waardoor je tot die keuze kwam? Dat weet men vaak niet te formuleren. Of het is iets, dat helemaal niet zo desastreus hoeft te zijn. Een bekend voorbeeld is Franca Treur, die er tijdens haar studie achter kwam dat de bijbel niet het enige boek is met een zondvloed, maar dat er nog meer zondvloedverhalen bestaan. Toen dacht ze: ja, dan kan ik dus wel ophouden. Maar je zou ook kunnen denken dat dat juist pleit voor de betrouwbaarheid van het zondvloedverhaal in de Bijbel. Het gesprek begint dan dus pas, in plaats van dat het zou moeten eindigen.”

Niels den Hertog is predikant (CGK) te Surhuisterveen en Desiree Prins-van den Bosch is proponent (PKN) te Heinenoord.
Mailadressen: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. en Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

1 ‘Should We Drop the Fall? On Taking Evil Seriously’, in: Eddy van der Borght & Paul van Geest (eds.), Strangers and Pilgrims on Earth. Essays in Honour of Abraham van de Beek, Leiden 2011, 761-778.