Skip to main content

nr6 • 2014 • Wat is de toekomst van de Gereformeerde Bond?

28e jaargang nr. 6 (juli 2014)
thema: De orthodox-protestantse kerkelijke kaart over 25 jaar

T. van de Lagemaat 

Wat is de toekomst van de Gereformeerde Bond?

Bestaan er in 2040 nog organisaties zoals de Gereformeerde Bond? Feitelijk is dit een niet te beantwoorden vraagstelling. Sociologisch is het doortrekken van trends het maximale haalbare. Theologen en gelovigen kunnen dromen formuleren. Dat zijn geloofsuitspraken en die bieden evenmin zekerheid. In dit artikel wil ik historisch-sociologische ontwikkelingen doortrekken in de vorm van enkele scenario’s voor de toekomst.
In kerken zijn allerlei interne organisaties actief. Hun bestaan is meestal te verklaren vanuit de tijd waarin zij zijn ontstaan. Vanwege hun idealen wordt gesproken over kerkelijke bewegingen: een organisatie die een bredere stroming in de kerk vertegenwoordigt. Momenteel zijn er binnen de Protestantse Kerk in Nederland zowel een Confessionele Vereniging, een Gereformeerde Bond als een Confessioneel Gereformeerd Beraad.
In andere kerkgenootschappen komt dit ook voor. Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken is de vereniging Bewaar het Pand actief. Recent zijn binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt minstens twee websites ontstaan als kanalisering van kritiek op de kerkelijke koers (www.eeninwaarheid.info en www.gereformeerdekerkblijven.nl). Kerkelijke bewegingen lijken een teken van vitaliteit. Men vindt zowel het eigen ideaal als de landelijke kerk de moeite waard.

Verschillende idealen
Kerkgerichte bewegingen zijn in een bepaalde periode ontstaan met idealen en doelen die ook iets van die tijd zeggen. Wanneer ik mij nu verder beperk tot de context van de Protestantse Kerk valt de Confessionele Vereniging (opgericht in 1864) op door een voorzichtige, milde en beschouwende aanpak. Zij is vooral een predikantenbeweging gebleven. De Gereformeerde Bond (opgericht in 1906) is beïnvloed door het werk van A. Kuyper en wil veel actiever invloed uitoefenen. Tegelijk blijft een zeker eigen isolement kenmerkend voor de Bond. In 1995 ontstaat het Evangelisch Werkverband vanuit een diep verlangen naar geestelijke vernieuwing in de kerk, gecombineerd met een aan de evangelische beweging ontleende aanpak. Ik richt mij in dit artikel verder op de stroming van de Gereformeerde Bond. Haar ideaal is de doorwerking van de gereformeerde waarheid in de landelijke kerk en de plaatselijke gemeenten

Het eigen eiland: vijfentwintig jaar terug
Als we vijfentwintig jaar terug gaan in de tijd (1989) is de Gereformeerde Bond een vrij brede en aan invloed winnende beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk geworden. Haar aandeel in het predikantencorps van deze kerk groeit naar bijna 25% en dit leidt tot enige vervaging van de oude grenzen. Kerkpolitiek gezien zijn er een aantal piketpalen geplaatst: de centrale rol van de prediking in het gemeenteleven, een sobere en op de psalmen georiënteerde liturgie, waarbij gezangen niet de voorkeur hebben en een brede inzet van vrouwen in de kerk, maar niet in het ambt. In de landelijke kerk wordt het SOW-proces ten diepste afgewezen en waar mogelijk vertraagd. Feitelijk is de Bond in deze tijd te typeren als een brede middengroep met twee kritische flanken. De middengroep draagt het gezamenlijke ideaal en de vrij gesloten cultuur. Als er al iets verandert, gebeurt dit onopgemerkt. De rechterflank typeer ik als ‘bevindelijk-gereformeerde’ bonders. Zij hebben na een aantal jaren van debat de interne oppositie tegen de koers van de Bond opgegeven. Uiteindelijk leidt dit tot een breuk met de kerk en de Gereformeerde Bond waarbij in 2004 de Hersteld Hervormde Kerk ontstaat. De andere flank typeer ik als open bonders, omdat meer openheid naar de cultuur bestaat en meer wordt geparticipeerd in de landelijke kerk.

Volop in beweging: 2014
De stroming van de Gereformeerde Bond is in 2014 in de situatie terecht gekomen waarin andere delen van de Protestantse Kerk in Nederland al eerder zaten. Enerzijds loopt de organisatie soepel. Er is veel activiteit en regelmatig worden actuele thema’s aangekaart (homoseksualeit, echtscheiding, eigentijdse theologen enz). Tegelijk doen zich in veel gemeenten ingrijpende veranderingsprocessen voor, waarvan de belangrijkste signalen zijn:

a. Een terugloop in leden en predikantsplaatsen. Het ledental van de Bondsgemeenten daalt in vijfentwintig jaar van 435.000 naar 290.000 leden (incl. 55.000 naar HHK). Het aantal predikantsplaatsen vermindert.

b. Veranderingen in kerkelijke betrokkenheid: minder kerkgang, zeker in middagdiensten en het wordt moeilijker ambtsdragers te vinden.

c. Groeiende belangstelling voor evangelische vormen van geloofsbeleving, zoals het zingen van Opwekkingsliederen (via de bundel Op Toonhoogte in meerdere gemeenten ingeburgerd). Overgang van gemeenteleden naar evangelische kerken komt regelmatig voor.

d. De tijd dat gezangen buiten de kerkdiensten worden gehouden blijkt in de meeste gemeenten voorbij. Het veranderingsproces begint met het invoeren van ritmisch zingen, met zangdiensten op christelijke feestdagen en een gezang in de belijdenisdienst. Recent is de behoefte aan een eigen gezangenbundel ter hand genomen via een breed particulier initiatief.

Bovenstaande ontwikkelingen kunnen worden begrepen vanuit veranderingen in de samenleving. Enerzijds is er sprake van een doorgaand secularisatieproces dat nu de orthodox-protestanten echt bereikt. Daarnaast is er sprake van een sterk individualiseringsproces. Mondige individuen willen eigen keuzen maken en nemen afstand van al te vastgelegde tradities. Het eigen gevoel gaat de doorslag geven (‘subjectiveringsproces’). Overdracht van de traditie staat op achterstand. De beleden uniciteit van de eigen geloofsopvatting ontvangt minder vanzelfsprekend steun en moet daadwerkelijk persoonlijk worden ervaren (‘postmoderniteit’). De steun voor de idealen van de beweging verflauwt.

Veelkleurig palet: over vijfentwintig jaar
De vraag hoe bewegingen zich ontwikkelen, is niet simpel. Binnen de stroming van de Bond is er niet alleen de invloed van het hoofdbestuur, de inbreng van zusterorganisaties en opiniemakers, maar ook de ontwikkelingen op het grondvlak die doorwerken. Het hoofdbestuur heeft het afgelopen decennium een terughoudende en niet-vernieuwende koers aangehouden. De eigen standpunten lijken niet te veranderen. Wel wordt in toenemende mate het gesprek in de breedte van de eigen beweging en met gemeenteleden over allerlei thema’s actief gezocht. Dit past in ieder geval bij de geconstateerde mondigheid van gemeenteleden. Het vinden van overeenstemming wordt niet makkelijker in de toekomst. Dit blijkt al uit de manier waarop de Gereformeerde Bond en de HGJB de afgelopen jaren zijn omgegaan met de kritiek vanuit het meest traditionele deel van de achterban op de identiteit van de HGJB. Het is niet gelukt om tot een gezamenlijke visie op jeugdwerk te komen. Verenigingen die sterker afstand nemen van de moderne cultuur hebben zich inmiddels apart georganiseerd. Zij bepleiten ook een veel kernachtiger boodschap (‘Een Middelaar, twee wegen en drie stukken’). Dit voorbeeld verheldert de dilemma’s waarmee de Bond op weg naar 2040 te maken heeft. De huidige veelkleurigheid binnen de Bond bevat spanningen die slechts met moeite binnen één beweging kunnen blijven. Er is sprake van ongelijktijdigheid. De één leeft nog in de tijd van polarisatie en antithese, anderen willen hier ver van blijven.
De huidige koers van het hoofdbestuur van de Bond lijkt een scenario van ‘blijven balanceren tussen alle polen’. Dit lijkt een moeilijk begaanbare weg omdat de ijkpunten die decennia lang voldeden nu intern onder spanning staan. Het brede midden is langzaam aan het verschuiven naar een meer open vorm van kerkelijk leven. Dat roept spanningen op met gemeenten die de oude identiteitskenmerken willen handhaven. Het wordt voor een hoofdbestuur steeds moeilijker om op een aansprekende wijze boven de partijen te staan.
Ik zie twee alternatieve scenario’s voor de Gereformeerde Bond. De ene ontwikkelrichting is: ‘bewust vernieuwen’. Dat zal voorzichtig moeten gebeuren om de achterban mee te krijgen. Ook vraagt het om moed en heldere communicatie. Eerder afgewezen standpunten zullen een nieuwe kans krijgen. Met een positievere waardering van de individualisering onder kerkleden wordt gezocht naar een relevant en levend geloofsleven. Dit vraagt om een combinatie met bewust contra-culturele accenten: geloof en levensstijl moeten schuren in de hedendaagse cultuur.
Het andere scenario is een bewuste ‘hergroepering’. De Gereformeerde Bond kiest dan bewust voor afstand tot de moderne cultuur en samenwerking met de reformatorische zuil. Een deel van de achterban neemt afstand van deze koers en voegt zich met anderen samen tot een breder platform. Op dit moment lijkt het werk van Kontekstueel en van Areopagus, het IZB-platform voor contextuele missionaire prediking, illustratief voor de manier waarop dit kan worden uitgewerkt. Welk scenario zich ook zal ontwikkelen, duidelijk is dat de Bond er in 2040 zeker anders uit zal zien dan zij dat nu doet.

Kerk en organisatie in 2040: verbindingen leggen
De vraag of de Gereformeerde Bond in 2040 nog zal bestaan en hoe zij dan functioneert, hangt uiteraard sterk samen met de positie van de kerk in het algemeen. Het gaat om de kerk van Christus. Gerard Dekker schreef in 2010 een uitgebreid essay met de veelzeggende term: ‘Heeft de kerk zichzelf overleefd?’ Hij benadrukt de trend naar lichte organisatievormen. Voor hem is de vormgeving van de Protestantse kerk en haar Dienstencentrum achterhaald. Alle bureaucratie blokkeert de ontwikkeling van de plaatselijke gemeente. Dit vraagstuk is voor de toekomst van kerken van groot belang: hoe moet de balans zijn tussen de lokale gemeente en de landelijke organisatie? Zijn organisaties, met hun structuren en regels ondersteunend voor het kerkelijk leven? De Protestantse kerk weet haar idealen sterker dan ooit te formuleren, maar blijft worstelen met haar missie. Gaat het om de landelijke kerk of de plaatselijke gemeente en is alles daarop afgestemd?

Landelijk organisaties zoals kerken en bonden hebben een bepaald infrastructuur en zijn in staat een krachtig aanbod te doen voor de ondersteuning van het gemeenteleven. Grace Davie benadrukt dat de rol van kerken in de toekomst vooral die van een geestelijk ‘service instituut’ in een seculariserende samenleving is. Ook de Bond heeft door haar vele vertakkingen en onderlinge verbondenheid een krachtig potentieel te bieden. De vormgeving ervan zal in de toekomst echter moeten passen bij de richting waarin de samenleving zich ontwikkelt. Daarin staat het begrip ‘netwerksamenleving’ centraal. Mensen willen inspiratie opdoen van elkaar en bemoedigd worden in ontmoetingen (platforms) en informele groepen. Verbindingen lopen via relaties en veel minder via ledenorganisaties.
Deze ontwikkeling vraagt om een vorm van leiderschap die het vermogen heeft tot verbinden en tot het overbruggen van verschillen. Predikanten en gemeenteleden zullen zeker behoefte blijven voelen aan inspiratie en toerusting voor hun betrokkenheid bij kerk en geloof. Wie gaan hen dat aanbieden? Wat de toekomst betreft heeft de traditie van de Bond inhoudelijk veel rijkdom te bieden. Dit vraagt, zoals aangegeven, blijvende inhoudelijk bezinning tegen de achtergrond van een veranderende tijd. Daarnaast moeten organisatorisch de juiste vormen worden gevonden.

Dr. Teus van de Lagemaat is docent sociologie en onderzoek aan de Academie Theologie van de CHE. Hij promoveerde op ‘De stille evolutie. Individualisering in de Gereformeerde Bond’.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.  

Om dit nummer te bestellen, klik hier