Skip to main content

nr6 • 2014 • ‘Samen-zijn’ als basisvorm van de kerk

28e jaargang nr. 6 (juli 2014)
thema: De orthodox-protestantse kerkelijke kaart over 25 jaar

H.J. van Wijnen

Samen zijn’ als basisvorm van de kerk
Jongeren van nu en de kerk van 2040

De combinatie kerk en jongeren blijft uitdagend. Soms bekruipt je het gevoel dat het nooit iets wordt om jongeren bij de kerk te houden, laat staan hen weer de kerk in te krijgen. Het laatste SCP-onderzoek ‘Geloven binnen en buiten verband’ laat zien dat jongeren steeds ‘orthodoxer’ worden. Maar dat is natuurlijk een relatieve uitspraak, het betreft (alleen) de groep (nog) kerkelijke jongeren.

In absolute aantallen ligt het aantal jongeren dat lid is van een kerk op een dieptepunt.
Deze waarneming en de achterliggende vragen intrigeren mij al jaren. Volgens mij gaat het uiteindelijk in deze relatie om de wezenlijke zaken van kerk-zijn. De vragen die gesteld kunnen worden over de relatie tussen jongeren en kerk gaan over de kern van het Evangelie. Juist richting jongeren moet de kerk in deze tijd (begin 21ste eeuw) in deze context (post-christelijke westerse samenleving) laten zien waar het werkelijk om gaat in het Evangelie. Lastig misschien, maar wel heel erg waardevol. We kunnen ons niet (meer) verschuilen achter traditie, de leer, gewoontes, dogma’s of wat dan ook.
Een tweede reden waarom de relatie kerk en jongeren mij zo intrigeert is dat het bij dit vraagstuk niet alleen over de kerk van nu gaat maar ook over de kerk van de toekomst. Dan bedoel ik niet dat we de relatie kerk-jongeren moeten (mis/ge-)bruiken voor een strategische agenda van de kerk. Nee, dan bedoel ik dat door goed naar de relatie tussen kerk en jongeren nu te kijken, we als het ware ook al iets kunnen zien van de kerk van de toekomst en zijn we in staat de (grotere) processen waar de kerk onderdeel van is ook sociologisch en theologisch te duiden.

Een blik vooruit
Dit is ook de reden waarom ik op de vraag van de redactie van Kontekstueel ben ingegaan om mijn gedachten te laten gaan over de kerk van over vijfentwintig jaar in relatie tot jongeren van nu. De vraag was of ik eventuele inzichten uit het onderzoek1 dat ik de afgelopen jaren heb gedaan onder jongeren in relatie tot kerk zou kunnen doortrekken naar de kerk over vijfentwintig jaar, zo ongeveer 2040 zeg maar.
Ik heb eerst maar eens geprobeerd me concreet voor te stellen in mijn eigen (gezins)situatie hoe dat zou zijn om vijfentwintig jaar vooruit te kijken. In 2040 zijn - bij leven en welzijn - mijn eigen kinderen 48, 46 en 41 jaar. Dat is dan dezelfde levensfase als mijn vrouw en ik nu hebben. Diverse vragen komen dan naar boven. Waar wonen onze kinderen dan? Hoe ziet hun leven er uit, in welke sociale structuren bewegen zij zich? Zeer waarschijnlijk zullen ze niet alle drie nog in Nieuwegein wonen waar wij nu wonen. Ze zullen ongetwijfeld gaan verhuizen en dus ook de kerkelijke gemeente achter zich laten waar ze nu lid zijn en waar ze gedoopt zijn. Hoe zal dat gaan? Kiezen ze dan een kerk of geloofsgemeenschap om mee te leven, of helemaal niet?
Eén ding weet ik zeker. Het zal anders gaan dan dezelfde tijdspanne terug in de tijd, nu vijfentwintig jaar geleden. Toen zaten wij in dezelfde leeftijdsfase als onze kinderen nu. We waren begin twintig, stonden op het punt te gaan trouwen. We konden twee verdiepingen van een huis in Nieuwegein-Noord huren. Nog voordat we getrouwd waren hadden we al uitgezocht of er een gemeente in Nieuwegein was van de Nederlandse Hervormde Kerk die bij ons paste, een gemeente van ‘ons-soort-mensen’. De hamvraag voor ons, vijfentwintig jaar geleden, was ‘zijn er nog Bonders te vinden in Nieuwegein? Want dan kunnen we lid worden van die gemeente’. Die Bonders bleken er te zijn en we werden – vanzelfsprekend – lid van die Hervormde Gemeente, zonder verder te kijken, zonder vragen te stellen, ook al was dat in Nieuwegein-Zuid. Kerk-zijn betekende voor ons: op zoek naar de herkenbare leer, de herkenbare subcultuur en dus daar lid worden. Zo zal het bij onze kinderen niet meer gaan.

Een aantal sociologische reflecties
Deze gedachteoefening uit mijn eigen gezinsleven laat al een aantal (sociologische) observaties en reflecties zien, die ik tijdens mijn onderzoek heb gedaan. De verandering in de afgelopen vijfentwintig jaar is te duiden als een sociologische verandering van (i) een geleidelijke transitie van een institutioneel georganiseerde samenleving (de verzuiling) naar een netwerksamenleving en daarbinnen ook nog (ii) de (snelle) opkomst van het maakbaarheidsideaal in de jaren ’80 en ’90 en de afbraak hier weer van gedurende de afgelopen jaren sinds 2008.
Deze transitie heeft uiteraard ook gevolgen voor de wijze waarop de kerk zich heeft ontwikkeld. Kort samengevat maak ik in mijn onderzoek onderscheid in drie sociologische vormen van kerk-zijn: de kerk als instituut (georganiseerd door bijvoorbeeld een kerkorde gebaseerd op een geografische structuur met leden), de kerk als organisatie (de opkomst van ‘ondersteunende’ organisaties met professionals die strategieën en beleidsplannen ontwikkelen en denken in projecten en doelgroepen, producten en diensten) en de kerk als organisme, als netwerk (de meer of minder spontane initiatieven die door gemeenteleden of anderen zelf worden georganiseerd).
Deze (sociologische) reflecties leverden het beeld op dat de (sociologisch) georganiseerde vormen van kerk-zijn (bijvoorbeeld lid zijn van een plaatselijke gemeente) heel vaak samenvallen met theologische beelden die er leven van kerk-zijn (bijvoorbeeld onderdeel van het verbond zijn). Deze sociologische vormen van kerk-zijn kunnen dan normerend en voorschrijvend zijn voor de theologische vormen van kerk-zijn. Dit kan twee nogal grote consequenties hebben: (i) ‘levende’ geloofsgemeenschappen worden niet als zodanig erkend door de kerk, omdat ze niet binnen het theologisch en (sociologisch) georganiseerde kader vallen en (ii) (sociologisch) achterhaalde georganiseerde vormen waar weinig leven meer in zit, worden (angstvallig) in stand gehouden (ook voor jongeren). Beide consequenties doen volgens mij tekort aan de theologische ruimte die er is voor de kerk en de ontwikkeling van de kerk in de toekomst.
In het verlengde van deze waarnemingen kun je dus op drie manieren spreken over de relatie tussen kerk en jongeren. Jongeren zijn (potentiele) leden, of jongeren zijn een doelgroep die bereikt moeten worden, of jongeren bevinden zich in een netwerk. Mijn stelling is, dat wanneer je naar de toekomst kijkt en de vraag stelt hoe jongeren zich verhouden tot de kerk, je dan zeker sociologische trends in ogenschouw moet nemen.

Netwerken en ‘small groups’
Omdat de sociologische categorie ‘lidmaatschap’ in een ernstige crisis2 terecht is gekomen, is de afgelopen decennia een andere sociologische categorie (die van ‘doelgroep’) ingezet om jongeren te bereiken met werkvormen, activiteiten, festivals, muziek, entertainment. Vaak gebeurt dit met de intentie om de categorie ‘lidmaatschap’ veilig te stellen of om nieuwe leden te krijgen. Het (kerkelijk) jeugdwerk wordt dan een activiteiten- en evenementenorganisatie om aan ledenbinding te doen. Hierbij bestaat het risico dat het jeugdwerk als een ‘business case’ wordt gezien, waarbij investeringen in het jeugdwerk terugverdiend moeten worden in de vorm van toekomstige collecteopbrengsten en Kerkbalans.

Mijn onderzoek liet zien dat jongeren tegenwoordig inderdaad weinig beeld of beleving hebben bij de categorie ‘lidmaatschap’. Tegelijk viel ook op dat de categorie ‘doelgroep’ niet of nauwelijks functioneerde als middel om de categorie ‘lidmaatschap’ te borgen. Tevens viel op dat jongeren zich niet eenvoudig als ‘doelgroep’ laten aanmerken of benaderen voor kerkelijke of geloofsactiviteiten. Wat ook opviel was dat jongeren in de categorie ‘netwerk’ op onbevangen en natuurlijke wijze over hun geloof spraken en hun geloof konden delen. Dit gebeurde juist in informele situaties in het dagelijks leven en niet zozeer in georganiseerde settings.

Concluderend kan gezegd worden dat naast de categorieën ‘lidmaatschap’ en ‘doelgroep’ de categorie ‘netwerk’, in mijn onderzoek ‘small groups’ genoemd, ook een sociologische categorie zijn om rekening mee te houden. Juist omdat deze categorie aansluit bij de wijze van (geloofs)beleving van jongeren en ook nog eens theologisch goed te onderbouwen is.

Kerk in 2040
Theologisch is er heel veel gezegd en geschreven over kerk-zijn. Ik kan dit onmogelijk hier samenvatten. Ik volsta met een visie die mij erg geïnspireerd heeft, omdat deze visie bruikbaar is in relatie tot de omschreven trends en waarnemingen. Het is een (ogenschijnlijk) eenvoudige visie op kerk-zijn die ik heb geleerd van Leonardo Boff. In zijn prachtige boek Ecclesiogenesis schrijft hij dat het wezen van kerk-zijn gerelateerd zou moeten worden aan het ontstaan van de kerk. Volgens Boff is de kerk ontstaan omdat een (bestaande) gemeenschap van apostelen de beslissing nam om de impulsen van de Geest van Jezus Christus zichtbaar te maken in een vorm van samenkomen, handelen en manier van leven. De kerk ‘wordt’, ‘gebeurt’ en ‘ontstaat’ steeds weer op plekken waar een dergelijke beslissing zoals bij de apostelen in nieuwe situaties door nieuwe groepen wordt gemaakt. Volgens Boff is er kerk op elke plek en in elke gemeenschap waar een groep besluit deze beslissing te hernieuwen. Waar dan ook en hoe dan ook. Er is dus sprake in zo’n situatie van een (kleine) groep die een beslissing neemt, geïnspireerd door de Geest als een onzichtbare Bron, om zich als groep te gaan zien als het lichaam van Christus. Je kunt dit samenvatten als: ‘samen-zijn gaat voor organiseren’, en ‘kerk ontstaat waar de impulsen van de Geest worden beantwoord, waar dan ook’.

Dit proces van ‘samen zijn gaat voor organiseren’ kan (meso)sociologisch worden geduid als het proces van een natuurlijke informele socialiteit, die vooraf gaat aan welke vorm van organisatie dan ook. Deze informele socialiteit is een bron die als het ware de wortels van instituten en organisaties voedt. Small groups (ook wel sociologisch neotribes genoemd) met een natuurlijke socialiteit gaan (dus) vooraf aan instituten met hun regels en organisaties met hun beleid en strategie. Wat de inrichting van de samenleving betreft (macro-sociologisch), kunnen we dus zeggen dat er nieuwe verhoudingen zullen ontstaan tussen (i) politieke en andere machtsinstituten, (ii) economische en belangenorganisaties en (iii) spontane groepen en netwerken. De samenleving wordt meer en meer een hybride vorm van instituten, organisaties en netwerken, waarin er steeds weer een nieuwe balans tussen deze sociale vormen zal plaats vinden.

Kerk-zijn zal in 2040 plaatsvinden in een landschap van verschillende ‘small groups’ en netwerken. Groepen die midden in de praktijk van alle dag hun verhaal als volgelingen van Jezus Christus leven, geïnspireerd door de Geest. Kerk-zijn zal met name plaatsvinden in de ruwheid van het dagelijks bestaan met op (vaste) momenten een ‘heilig’ samenkomen rond rituelen en liturgie om ‘de lofzang gaande te houden’ en om op adem te komen. Het instituut zal er in 2040 nog steeds zijn, als schatbewaarder van een rijke traditie, waar de rijkdommen van de traditie, die begon bij die eerste beslissing genomen door de apostelen, worden bewaard, doorgegeven en geleerd. Ook zal een (lichte) vorm van organisatie nodig blijven om het instituut te ondersteunen, dat hoeft niet in een grote organisatie in een groot kantoor, maar kan in 2040 ook voor een groot gedeelte in de cloud worden georganiseerd.

Lid zijn van de kerk in 2040

Lid zijn’ van de kerk in 2040 zal voor jongeren van nu dus geen eenduidig begrip zijn. ‘Lid zijn’ van een plaatselijke gemeente zoals we dat nu kennen zal nauwelijks meer bestaan. ‘Lid zijn’ is in 2040 in de eerste plaats jezelf aantreffen in een groep van vrienden of geestverwanten, die samen het Verhaal van Jezus Christus leeft, beleeft en deelt in daad en woord. ‘Lid zijn’ anno 2040 kan ook betekenen dat je ingeschreven staat bij het instituut (niet perse plaatselijk, kan ook alleen landelijk), dat kan als ‘lid’ maar ook als ‘vriend’ of ‘begunstigde’. ‘Lid zijn’ is in 2040 ook af en toe eens deelnemer of gebruiker zijn van een (al dan niet betaalde) activiteit, dienst of product van de organisatorische vorm van kerk.

Is het erg dat we in deze transitie zitten? Nee, helemaal niet. In de bijna tweeduizend jaar kerkgeschiedenis is steeds sprake van veranderingen en transities. De sociale structuur van kerk-zijn beweegt mee met de sociale structuren van de omgeving. Ik vind dat eigenlijk wel heel erg mooi om te zien. Het onzichtbare werk van de Geest van Jezus Christus wordt op de meest onverwachte plekken zichtbaar. Daar waar (bestaande) groepen mensen het besluit nemen om in de Geest van Jezus Christus te ‘zijn’ en te ‘handelen’. En in welke structuur of vorm dat gebeurt, maakt niet zoveel uit.

Aanbevelingen voor kerkenraden

Hoe zou je nu concreet iets kunnen doen in de praktijk van de kerkelijke gemeente in 2014 met bovenstaande in het achterhoofd? Ik geef hieronder een aantal aanbevelingen (die ik ook vorig jaar heb gedaan aan de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland):

  • Sluit aan op natuurlijke sociale verbanden van kinderen (bijv. gezinnen) en jongeren (bijv. vriendengroepen), zowel in georganiseerde vorm als in de vorm van eigen initiatieven en spontane initiatieven.

  • Zet in op karaktervorming vanuit het ‘handelen’ en ‘zijn’ in het dagelijks leven, in de eigen natuurlijke sociale omgeving, gerelateerd aan kernnoties van het verhaal van Gods liefde voor deze wereld.

  • Blijf investeren in het ontsluiten en overdragen van de specifieke bronnen van de Protestantse Kerk, zoals de bijbelverhalen en het samenhangende verhaal van Gods liefdevolle toewending naar deze wereld: scheppend, helend, verzoenend en herscheppend. Doe dit in de eerste plaats narratíef, zo goed mogelijk aansluitend bij het eigen leven van de kinderen en jongeren met een kwalitatief hoogwaardige hermeneutiek.

  • Blijf investeren in het aanreiken van rituelen, ervaringen, muziek en andere liturgische elementen specifiek gericht op kinderen en jongeren, waarbij zowel bestaande als nieuwe elementen worden gebruikt en kinderen en jongeren zèlf creatief worden betrokken.

  • Blijf investeren in het overdragen van een referentiekader en kennisraamwerk van de specifieke protestantse (gereformeerde!) traditie waarmee de bijbelverhalen ook geduid kunnen worden in begrippen. Gebruik hiervoor zowel de traditionele begrippen uit de traditie en het belijden van de kerk en nieuw ontwikkelde begrippen. In de vorm van gelééfde kennis.

Drs. Harmen van Wijnen is voorzitter van het College van Bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

1 Faith in Small Groups of Adolescents – een sociologisch en praktisch theologisch onderzoek naar (informele) groepen jongeren, zie ook http://www.ojkc.nl/nl/onderzoeksprojecten/30-small-groups-van-jongeren.html.

2 De volgende conclusie uit het genoemde SCP-rapport over de cijfers van lidmaatschap van een kerk en kerkbezoek spreekt duidelijke taal: “Het zijn cijfers die zich laten lezen als de beurskoersen van een bedrijf dat rechtstreeks op een faillissement afstreeft”.

 

 

Om dit nummer te bestellen, klik hier