Skip to main content

nr4 • 2014 • bijbelstudie

28e jaargang nr. 4 (maart 2014)

Hoe (on)gelovig is de kerkganger?

Bijbelstudie
E. Thurneysen
Ik geloof Heer, kom mijn ongelovigheid te hulp
Markus 9:24

“Steeds weer hoort men de menschen zeggen: ik kan niet gelooven. Misschien voegen zij eraan toe: Ik behoor juist niet tot de vromen, ik ben een kind van de wereld. Zij denken zich het geloof als een soort bekwaamheid of begaafdheid, welke de een wel en de ander niet heeft. Ongetwijfeld zijn er religieus aangelegde en niet religieus aangelegde naturen, zooals sommigen muzikaal en anderen onmuzikaal zijn. Maar met geloof of ongeloof heeft dat in het geheel niets te maken. Er zijn volkomen nuchtere, sceptische, wereldsche mensen, die zeer zeker weten wat geloof is, en religieus hartstochtelijke en teedere naturen, die mijlen ver af zijn van elk geloof. Geen mensch mag daarom zeggen: ik kan niet gelooven, noch: ik kan gelooven. Geloof is geen kunde, geen eigenschap van de menschen. Wat is het dan wel? Geloof is een gave; de vrijheid die ik krijg om mij te laten zeggen, wie God is, en wat Hij voor mij heeft gedaan. Vóór ons staat een geweldig gebod. God zegt tot ons: Ik ben de Heere, uw God! De Heere- dat is de Heilige en Machtige, Dien gij niet kunt benaderen, ook niet met uw diepste godsdienstig besef en uw vroomheid. Maar uw God- dat is Hij, die tot u komt, omdat Hij u zoekt, omdat Hij Zijn hand naar u uitstrekt, omdat Hij voor u wil bestaan, zoodat gij tot Hem moogt zeggen: mijn God, en in Wien gij alle vertroosting en vermaning vindt, die gij noodig hebt.

Nu is de vraag van het geloof of ge u dat laat zeggen. Van huis uit zijn wij daar niet toe geneigd. Wij hebben dat toch niet nodig. Wij trekken in twijfel, of God inderdaad bestaat. Of wel: wij zijn reeds zoo vroom, wij kennen en bezitten God immers al, zoodat wij het ons daarom niet meer laten zeggen. Dat is ons ongeloof. – En nu: gelooft gij? Wilt gij tot u laten zeggen in uw zelfvoldaanheid en met uw hunkerend verlangen: Ik ben de Heere, uw God?! Gij zult nog steeds tegenspreken, en uw ongeloof zal er nog steeds zijn. Maar dat andere: Ik ben uw God! is er ook. En bij al uw tegenspraak en in uw ongeloof laat dat u niet meer los. En dat is uw geloof. Gij vraagt: Wordt dit werkelijk tot mij gezegd, dit groote, eenvoudige dat er een God is, die mijn God wil zijn? En ik antwoord u met de naam Jezus Christus. Wie is Jezus Christus anders dat dit: ‘Ik ben uw God,’ zóó tot ons gezegd, dat het waar is in alle eeuwigheid?

En nu zouden wij den eenvoud niet hebben om waar te laten zijn, wat toch in Jezus Christus, ook voor ons, werkelijkheid is geworden?

Heer onze God, wij weten wat Gij bij ons zoekt: slechts één ding, ons geloof. Wanneer wij het geloof als van een mosterdzaad zouden hebben, dan zou ons leven uit de verwarring in Uw licht komen. Bij U is immers het antwoord op al onze vragen. Heer, wij hopen dat ook wij U eenmaal beter leeren begrijpen. Wij gelooven, Heer; kom ons ongeloof te hulp. Amen”

 

Dr. Eduard Thurneysen (1888-1974) uit de bundel, Ik ben het Licht der wereld, J.N. Voorhoeve, Den Haag z.j.