Skip to main content

nr1 • 2013 • Neurocalvinisme en de menselijke verantwoordelijkheid

28e jaargang nr. 1 (sept. 2013)

God, brein en verantwoordelijkheid

Neurocalvinisme en de menselijke verantwoordelijkheid

G. C. den Hertog

De vraag in hoeverre de mens vrij is en op grond daarvan in staat om eigen – niet-voorgeprogrammeerde of opgelegde – beslissingen te nemen is niet van vandaag of gisteren, maar ze speelt vandaag wel op een nieuwe en zelfs ongekende manier.

Het gaat er niet meer over of iemand door God of door druk vanuit de omgeving verregaand in doen en laten wordt bepaald, maar over wat zich daar afspeelt waar we altijd dachten in vrijheid helemaal onszelf te zijn. Ons ‘authentieke ik’ is volgens een heel aantal neurowetenschappers niets dan een kluwen van hersenprocessen die hun eigen autonome gang gaan. 1We zijn niet vrij, we worden geleefd – en we kunnen er de vingers niet achter krijgen. Of beter: er bestaat helemaal geen ‘ik’ dat de vingers ergens achter zou kunnen krijgen. De neurobioloog prof. Dick Swaab gebruikt – plagend – de term ‘neurocalvinisme’. Het woord behoeft nauwelijks enige uitleg. ‘Calvinisme’ staat voor verkiezing, maar dan verstaan als geen eigen wil hebben en helemaal gedetermineerd zijn door God. Die gedachte is een schrikbeeld en Swaab weet dus heel goed wat het betekent als hij er ‘neuro’ vóór zet. Hij bedoelt echt dat we ons dierbare geloof in onze unieke persoonlijke authenticiteit en in ons vermogen ons eigen leven in vrijheid vorm te geven maar gauw moeten opgeven.

Vrij zelfbewustzijn of kwebbeldoos?

‘De vrije wil bestaat niet’, stelt de Amsterdamse hoogleraar cognitieve neurowetenschap Victor Lamme op basis van gerichte onderzoeken met grote stelligheid. Mijn genetische bepaaldheid en daarnaast omgevingsfactoren bepalen wat ik doe (145v).1 Onze gedachten hobbelen er achteraan (211v). Iets dergelijks bedoelt Swaab ook met de titel van zijn bestseller: Wij zijn ons brein. Het brein is niet wat wij denken dat het is, namelijk de plek waar we bewust en vrij beslissen wat we doen. Swaab stelt dat onze hersenen bestaan uit een onvoorstelbaar ingewikkeld geheel van fysische en chemische processen, precies zoals ook onze lever en longen ingenieuze, niet door onszelf bewust aangestuurde ‘fabrieken’ zijn. Wat wij voor een eigen keuze houden en uitgeven is helemaal geen vrije wilsdaad, maar de uitkomst van een ingewikkeld geheel van processen in ons brein. We dénken dat we zelf kiezen, in volle vrijheid, maar in feite wordt er voor ons besloten. Het lastigst is misschien wel dat we zelf helemaal niet kunnen zien hoe dat in zijn werk gaat. Wat zich in ons brein afspeelt onttrekt zich vrijwel helemaal aan onze waarneming. We kúnnen zelf dus helemaal niet weten wat de achtergrond van een beslissing is. Verspil daarom geen moeite door af te dalen in de krochten van je ziel, maar lees eenvoudig de uitslagen van een MRI-scan (274). Die openbaren je waarom je deed wat je deed.

Lamme geeft ons zelfbewustzijn of ons nadenken over wat we zullen doen de weinig vleiende naam: ‘kwebbel­doos’ (206). Wat wij zelf voor bewust nadenken over wat we zullen doen en hoe we zullen beslissen houden, legt geen enkel gewicht in de schaal. We ‘kwebbele­n’ maar een eind weg. Ons hele kennen en willen heeft evenveel om het lijf als het leesvoer bij de kapper. Maar er zit iets ongerijmds in Lamme’s boek. Hij draagt het namelijk op aan zijn vrouw met de woorden: ‘Voor Joke, mijn lief, mijn enige echte vrije wil’. Dat kan natuurlijk niet, daarmee haalt hij zijn hele boek onderuit. Ik denk daarom eigenlijk dat Lamme – net als Swaab – vooral wil prikkelen en provoceren, want het bestaat eigenlijk niet dat ze helemaal in hun eigen fysicalistische benadering geloven. Dat neemt niet weg de discussie heftig is en er veel op het spel staat. We hebben te maken met een nieuwe variant van een determinisme die van de menselijke vrijheid niets meer overlaat.

Echt anders is, dat men het niet als een filosofische theorie presenteert, maar als onweerlegbare uitkomst van wetenschappelijke onderzoeken. Het zou met andere woorden niet langer een vraag zijn, waarover je van mening kunt verschillen, maar een niet te ontkennen wetenschappelijk gegeven. Als dat inderdaad zo is, heeft dat onvoorstelbare implicaties. Ik heb me bij het lezen van genoemde boeken en andere soortgelijke publicaties vaak afgevraagd of de schrijvers wel beseffen dat dit geen Spielerei is, een nieuwe theorie uitproberen of vrijblijvend in een intellectueel spel elkaars denken opscherpen, maar een spelen met vuur.

In dit artikel kijken we naar wat het met zich mee brengt voor de vraag naar de menselijke verantwoordelijkheid en wat daar vanuit de gereformeerde theologie van te zeggen valt. Dat ligt overigens niet zo voor de hand, want God komt in het verhaal van de neurowetenschap niet voor. Hooguit is er ergens in onze hersenen een ‘reli-lobje’, maar het zit alleen daar en er beantwoordt buiten onze hersenen geen werkelijkheid aan in de gestalte van de levende God.

Wat dit impliceert voor de menselijke vrijheid is ongekend ingrijpend. Er valt het nodige voor te zeggen dat het afscheid van het geloof in God – ook die van de ‘afschuwelijke’ calvinistische verkiezingsleer – ons van de regen in de drup heeft doen belanden. We hoopten vrij te worden, maar er blijft in het neurocalvinisme eigenlijk niets van ons in vrijheid kiezende ‘ik’ over. Een toch wat sneue uitkomst.

Waar blijft de menselijke verantwoordelijkheid?

Wie de publicaties van mensen als Lamme en Swaab serieus neemt, ziet zich voor de vraag geplaatst wat er nog overblijft van verantwoordelijkheid in het intermenselijk verkeer, wat woorden als toerekeningsvatbaarheid en schuld nog betekenen. De Vlaamse filosoof Jan Verplaetse zegt in zijn twee jaar geleden verschenen boek Zonder vrije wil, met als ondertitel: Een filosofisch essay over verantwoordelijkheid: ‘Ik zal de lezer bewijzen (...) dat een vrije wil niet kan bestaan. En daarmee zijn verantwoordelijkheid en schuld onmogelijk.’ (Amsterdam 2011, blz. 11). Geen ‘vrije wil’, dat is: niet het vermogen hebben zelf je leven gestalte te geven. Dat vermogen ‘kan niet bestaan’. En dan volgt daaruit, dat we mensen ook nergens op kunnen aanspreken. Als dat inderdaad zo is, wordt ieder spreken over schuld en berouw een slag in de lucht.

Wat impliceert dit in de praktijk van alledag? Ik schrijf dit in de dagen dat in het nieuws is dat in de Amerikaanse staat Oklahoma drie jongens zijn gearresteerd die een joggende Australische student ‘uit verveling’ vanuit een rijdende auto doodschoten. De keuze van het slachtoffer was helemaal willekeurig. Hij liep alleen maar op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Ik heb geprobeerd me in die jongens te verplaatsen. Hoe kom je ertoe, met z’n drieën in de auto? Hoe ‘werkt’ dat bij ieder van hen van binnen? Was daar geen ‘ik’, dat tot zichzelf kwam? Hebben ze ook geen moment nagedacht over het vooruitzicht dat ze de rest van hun leven achter de tralies zullen doorbrengen? Vormen deze jongens in zekere zin het bewijs voor het gelijk van Verplaetse? Of is wat die jongens gedaan hebben een signaal dat we ons wel tweemaal moeten bedenken voordat we mensen een als wetenschappelijk getrakteerde vrijbrief voor zulk soort daden aanreiken?

Deze drie jongens staan niet op zichzelf. De Engelse psychiater Theodore Dalrymple heeft in Engelse gevangenissen en achterstandswijken gewerkt en daar ook een verbijsterend en schrikbarend afnemen van ieder gevoel van verantwoordelijkheid waargenomen. Hij heeft een delinquent het verwijt horen uiten dat de kerken hun collectegeld niet safe genoeg opbergen en dat hij het daarom niet kon laten aan de lopende band inbraken in kerken te plegen. Een man die een ander doodde om niets, zei met een stalen gezicht: ‘het mes ging erin’, alsof hij te laat zag dat het mes actie zelfstandig actie ondernam om het nog te kunnen tegen te houden.

Als het waar is wat neurowetenschappers als Lamme en Swaab ons willen doen geloven, hebben wij tegen al die mensen niets meer te zeggen. Tien jaar geleden noteerde A. Mooij op de tweede bladzijde van zijn boek Toerekeningsvatbaarheid. Over handelingsvrijheid:

‘In de notie van toerekeningsvatbaarheid ligt een gedachtewereld besloten waarin begrippen voorkomen als ‘wilsvrijheid’, ‘handelingsvrijheid’, ‘de mens als persoon’. In deze gedachtewereld ligt een bepaald mensbeeld vervat. Dit mensbeeld is thans niet meer vanzelfsprekend, omdat het op gespannen voet staat met de dominante biologische richting in de gedragswetenschappen en de eveneens sterk in opkomst zijnde neurowetenschappen, waarin voor deze begrippen weinig ruimte lijkt te zijn.’2

Het is met de nodige wetenschappelijke objectiviteit geformuleerd, maar het lijdt geen twijfel dat hier de noodklok geluid wordt. Als voor noties als ‘wilsvrijheid’, ‘handelingsvrijheid’ en ‘de mens als persoon’ niet veel ruimte meer is, hoe moeten we dan verder in de samenleving, in de opvoeding? Hoe pakken we als politie en justitie voetbalgeweld aan en excessief geweld in het uitgaansleven? Docent strafrecht Ferry de Jong merkte recentelijk op:

‘De huidige tijd wordt gekenmerkt door een bevreemdende ambivalentie in het denken over straffen. Terwijl enerzijds een luide roep om steeds hardere bestraffing valt te vernemen, krijgen wij anderzijds van sommige representanten van empirisch-analytische wetenschappen op steeds luidere toon te horen dat de concepten straf en vergelding onzinnige concepten zijn, en wel omdat hun object, de subjectieve verantwoordelijkheid, een verzinsel is. Mensen beschikken, net als alle andere voortbrengselen van de natuur, niet over een “vrije wil”.’3

De Jong heeft gelijk. Het is niet alleen de roep uit de samenleving dat er strengere en zwaardere straffen geëist worden, maar het is ook de lijn in de politiek. Maar wat is het nuttig effect? De Jong noemt de verwachtingen weinig realistisch. Met andere woorden: zwaarder straffen haalt weinig tot niets uit. Maar wat moeten we dan met die drie jongens in Oklahoma en die misdadigers die Dalrymple 1tijdens zijn werkzame leven voorbij heeft zien komen? 1Als neurowetenschappers als Lamme en Swaab gelijk hebben, moeten we maar vergeten dat mensen ergens op aangesproken kunnen worden, berouw kunnen hebben en kunnen veranderen. Is dit echt de onweerlegbare uitkomst van een wetenschap die ‘slechts’ de harde feiten op tafel legt?

Theorie en ervaring

De vraag is: moeten we capituleren voor de neurowetenschap? Nee, is mijn antwoord, en om meer dan één reden. Daar is, om te beginnen het ervaringsgegeven dat het er gewoon niet in wil dat ons hele ‘ik’ een fictie is. Net zoals in kerkelijke kringen mensen wel een deterministische visie op de verkiezing met het verstand aanvaarden, maar in de praktijk van het leven wel degelijk blijven spreken van eigen verantwoordelijkheid, is dat ook hier het geval. Wat men ook aan ‘bewijs’ op tafel legt, we geloven eenvoudig niet dat we niet meer zijn dan een bundel biochemische processen. En terecht. Recentelijk las ik de roman van een jonge Israëlische schrijver, geboren in 1977: Nir Baram, Goede mensen, Amsterdam 2012. In die roman cirkelt het om verantwoordelijkheid en falen. Hij roept een aangrijpend beeld op van hoe twee jonge mensen in Duitsland en Rusland in de jaren 1938 tot 1941 corrumperen en verloederen. Hoe op een heel andere manier dan de neurowetenschap aanwijst, verantwoordelijkheid verschrompelt – en er toch blijft. Alleen al zo’n roman zou niet geschreven zijn en niet gelezen worden, als de generatie van de schrijver ervan echt geïnternaliseerd zou hebben dat er niets is dan onpersoonlijke processen. H.W. de Knijff laat in zijn recente boek zien dat de basisthese van neurowetenschappers als Lamme en Swaab onder de buitenkant van ‘hard feitenmateriaal’ een theorie is, zelfs een geestelijke keuze.4 Net als bij eerdere vormen van determinisme is het toch een filosofie, hoezeer ook getrakteerd als ‘wetenschappelijk feit dat geen tegenspraak duldt’. 1Het zal een heel gevecht zijn om tegenover deze dwingende benadering nog iets van de ‘geest’ te ‘redden’, maar het is meer dan nodig.

God – oorsprong van echte vrijheid?!

Ik noem nog een reden om niet het vaantje te strijken voor de beweringen van mensen als Lamme en Swaab. In hun ‘neurocalvinisme’ is er één werkelijkheid: die van de langs natuurwetenschappelijke weg te traceren processen. Van de twee ‘spelers’ die we meenden te zien – het ‘ik’, het ‘zelfbewuste ik’, enerzijds en de werkelijkheid waarin dat ik is ingebed en waar het deel van uitmaakt anderzijds – blijkt er per saldo maar één er echt toe te doen.

En God? In onze westerse cultuur – zeker in de kringen van de wetenschap – is God tot quantité négligeable gereduceerd. Waar men God ter sprake brengt is het – ook bij intellectuelen – vaak gekenmerkt door een grote mate van primitiviteit. Hij is iemand daar boven, maar het is gelukkig enkel een idee, een achterhaalde ook, want Hij bestaat ‘gelukkig’ niet. In het achter ons liggende decennium hebben christenen zich uitgeput in het aandragen van argumenten voor het bestaan van een hoger wezen die deze wereld een ‘intelligent ontwerp’ heeft meegegeven.

Het heeft niet overtuigd. Het lijkt me – ook vanuit de Reformatie – meer geraden om in te zetten bij de vragen van vrijheid en verantwoordelijkheid. De Reformatie leert ons niet op een abstracte manier over God denken en spreken, maar vanuit de bevrijding van onze verkeerde basis-richting. We praten niet over één ‘ik’, maar over een ‘oude mens’ die uitzichtloos slaaf van de zonde is en een nieuw bestaan in ware vrijheid. De inwerking van God op ons leven en denken – de wedergeboorte, het geloof, het werk van de Heilige Geest – staat niet op één lijn met het bepaald zijn van onze hersenfuncties door allerlei biochemische processen. Het geloof in Gods verkiezende liefde en het werk van de Heilige Geest is van een andere orde en voltrekt zich in een ander krachtenveld.

Vrijheid is er dankzij Gods bevrijdend handelen, dat ons niet weghaalt uit al die processen waaraan wij onderhevig zijn en waarvan de neurowetenschap ons ook iets laat proeven, maar ons vernieuwt door ons te doen delen in de krachten van de toekomende eeuw. We wórden geest, door Hem die een levendmakende geest is. Er is verantwoordelijkheid en dus ook schuld – maar wat meer is: er is vergeving en leven.

Prof. dr. Gerard den Hertog is rector van de Theologische Universiteit Apeldoorn en hoogleraar systematische theologie. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

1 Victor Lamme, De vrije wil bestaat niet. Over wie er echt de baas is in het brein, Amsterdam 2011, nummers tussen haken verwijzen naar pagina’s in dit werk.

2 A. Mooij, Toerekeningsvatbaarheid. Over handelingsvrijheid, (Psychiatrie en filosofie deel 4), Amsterdam 2004, 9.

3 Ferry de Jong, Straf, schuld & vrijheid. Pijlers van ons strafrecht, Oratio nr. 3, Amsterdam 2012, 10.

4 Zie het thema-interview in dit nummer. Vgl. over dit boek mijn: ‘Klemmend pleidooi voor de vernieuwing van de geest van Euro­pa’, Theologia Reformata 56 (2013) 262-269.