Skip to main content

nr1 • 2013 • Bijbelstudie

28e jaargang nr. 1 (sept. 2013)

Bijbelstudie
Dichtbij
Deuteronomium 30: 11-14

G.J. van Meijeren

‘De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, … Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, … Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.’

Mozes heeft de geboden voorgelezen aan het volk en aan het eind van zijn toespraak zegt hij iets over de whereabouts van de geboden. Dat is vreemd, waarom zou je iets zeggen over de plek van de geboden? Hebben Gods woorden dan een plek? En zo ja, waarom benadrukt Mozes dan dat deze woorden niet in de hemel, noch aan de overkant van de zee zijn?
Niet aan de overkant van de zee en niet in de hemel. Onze eerste intuïtie is misschien dat Mozes iets zegt over de mogelijkheid om volgens deze woorden te leven, om deze te verkrijgen. We hoeven niet te klimmen naar de hemel en de zee over te steken om de geboden te verkrijgen en ze eigen te maken. Nee, ze worden ons gegeven tot een zegen.
Geloof is in zekere zin eenvoudig en bescheiden. We hoeven geen metafysische bouwwerken te ontwerpen, in mystieke hogere sferen te verkeren, om God te benaderen en het leven in zijn hoede te verstaan. Nee, Gods woord is ons gegeven, dichtbij, om het op te nemen en eigen te maken. Het is verstaanbaar. Andere vertalingen lezen: het is in uw mond en in uw hart. Wanneer we verdwalen als pelgrims op deze aarde, wanneer we God kwijtraken in de kronkels van onze gedachten, in de krochten van wat het leven soms is, dan wijzen Mozes’ woorden ons terug naar de eenvoud van geloof in God. Dat geeft rust.
De woorden van Mozes wijzen ons niet alleen op de eenvoud van Gods gebod, maar ze zeggen ook wat over de plek van die geboden. Niet in de hemel, niet aan het uiterste van de zee. Het tegengestelde is waar, Gods woord is onder ons, op ons niveau. De hemel en de zee zijn ten diepste duistere en raadselachtige plekken, waar we niet bij kunnen. Gods woorden zijn echter vrijelijk en openlijk beschikbaar. Ze zijn dichtbij en liggen voor het oprapen, ze zijn verstaanbaar, ze bevinden zich onder de hemel en aan de oppervlakte van de zee. Gods woord bevindt zich midden in het leven, in alle openheid, hier en nu. Dat klinkt triviaal, maar dat is het niet. Eerder in Deuteronomium wordt opgeroepen om de Thora te bevestigen aan de deurpost van je huis en aan je handen. Gods woord kom je tegen als je de drempel van een huis passeert en bij wat je hand doet. Daar spelen ze een rol, in alle openheid, aan de oppervlakte van het bestaan, in het hier en nu. Waar mensen elkaar treffen, waar ze met elkaar en met God leven, waar ze liefhebben en zondigen, treuren en vreugde beleven.
Gods woord instrueert niet de hemelse engelen en ook niet de zeemonsters. Het leven, daar waar wij zijn, daar gaat het de schrift om, daar is Gods woord op gericht. God wordt mens, de mens wordt niet God. Het is Paulus in Romeinen 10, die de woorden va Mozes interpreteert met het oog op Christus.‘Zeg niet bij uzelf: Wie zal opstijgen naar de hemel?’ – en dat betekent: wie zal Christus naar beneden brengen? Of: ‘Wie zal afdalen naar de onderwereld?’ – en dat betekent: Christus bij de doden vandaan naar boven brengen. Maar vervolgens zegt Mozes: ‘Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart’ – en dat betekent: de boodschap van het geloof die wij verkondigen, is dicht bij u.’ Het is Christus die wij liefhebben en in hem herkennen wij God. Hij is het woord onder ons, dichtbij in onze mond en in ons hart.
Het is Augustinus die over God zegt: interior intimo meo. Heel dichtbij. Zetelt God dan misschien in ons, in ons brein? Moeten we een stap verder gaan: Gods woord is niet in onze mond en in ons hart, maar in ons brein. Het zou een nieuwe vorm van kenotische theologie zijn, de openbaring gaat verder en God laat zich uiteindelijk kennen als ons brein. Zijn Geest is onze geest.
Nee, Mozes zou er tegen protesteren. Mozes zegt het volk dat ze niet naar de hemel op hoeven te stijgen om Gods woord te zoeken en te verstaan, en dat ze ook niet naar de overkant van de zee hoeven te gaan. Daaraan kun je toevoegen dat we ook niet hoeven af te dalen in de diepten van het brein en van onszelf om Gods woord te zoeken, want daar is het niet te vinden.
Een reis naar boven, de hoogte in, naar de verte de zee over, of naar binnen het brein in, ze dragen allen een eindeloos karakter. Het kan altijd hoger, verder, of kleiner/dieper. Gods woord is niet ver weg, niet in ons, maar het is dichtbij. God is in Christus dichtbij gekomen.
Dichtbij ons betekent dat het ons op de huid zit, dat het aan ons appelleert en het respons verwacht zonder uitstel of omwegen. Mozes snijdt omwegen af, hij verbiedt uitstel. Hij verbiedt ons om Gods woord te zoeken via de hemel, via het uiterste van de zee. Alsof we eerst de hemelsferen moeten bestormen om te zoeken en te luisteren naar Gods stem, alsof we eerst de mogelijkheid tot authentiek geloof moeten opdiepen uit het brein voordat we ons overgeven aan God.
De hemel, de zee en het brein, het is uitstel. Alsof we het daar zouden vinden. We worden daarin de pas afgesneden, Christus snijdt onze zoektochten de pas af. Want Hij is er al. Zijn woord is ons al gegeven, openlijk en bereikbaar, hier en nu. Dichtbij betekent dat Christus ons op de huid zit, hij spreekt ons nu aan. Direct en onmiddellijk. Wij hebben hem niet gevonden, waar dan ook, maar hij vindt ons.
Dit is ook de eenvoud van geloof: het woord van God is er, het komt niet, het moet niet gevonden worden, maar het is er. Het duldt geen uitstel door middel van een omweg via de hemel, noch via het brein. Het duldt geen omweg van elke wetenschap of techniek, maar het vraagt om geloof. Nu.
Mozes wijst ons op de hoogte en de verte, Paulus is de expert als het gaat om het binnenste, daar vinden we alleen ons hopeloze zelf. Hij zegt, verstrikt in zijn geest: Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat (Rom. 7:15). We moeten opkijken naar Christus die dichtbij is, hij is binnen bereik. Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Heer (Rom 7:24, 25).

Geert van Meijeren MA is proponent binnen de PKN. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.