nr2 • 2025 • Kerk : wereld = groen : geel?
39e jaargang nr. 2 (maart 2025)
thema: Dona nobis pacem. Over oorlog en vrede
David de Jong
Kerk : wereld = groen : geel?
In het Nederlands Dagblad van 30 november 2024 stond een interview met Dick Wolters. Aanleiding was zijn promotie op een proefschrift over kerk-zijn in een seculiere tijd. Hij vertelt hoe hij de kriebels kreeg van de missionaire strategieën die gemeenten binnen de Protestantse Kerk in Nederland aangeboden werden. Hij miste daarin een bezinning op wat de kerk wel en niet is. Bestudering van de theologie van Stanley Hauerwas hielp hem daar wél bij verder.
Zelf zit ik helemaal niet in Hauerwas. Maar op basis van dat interview dacht ik: dát boek moet ik lezen! Inmiddels heb ik dat dus gedaan. Ben ik nog even enthousiast als toen ik dat interview las? Niet helemaal. Misschien is dat ook niet helemaal eerlijk. Want stiekem hoopte ik toch iets praktisch aangereikt te krijgen dat me helpt mee vorm te geven aan een kerk voor nu. Daar is zo’n systematisch-theologisch studie alleen niet voor…
Succes
Het helpt wel om visie te krijgen op kerk-zijn vandaag. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het op dat vlak een voorbeeldige studie is. Na de bespreking en aanscherping van Hauerwas’ denken over de kerk als contrastgemeenschap, volgt een filosofisch hoofdstuk waarin het gaat over de overgang van – wat Ilse Bulhof noemt – inhoud naar houding. Hauerwas is een theoloog van en voor vandaag als hij stelt dat waarheid moet blijken in waarachtigheid. Maar kun je dan nog wel van waarheid blijven spreken, niet alleen voor jezelf, maar ook voor de ander? Wolters komt er bij uit dat dat zal moeten blijken in het gesprek. Wil zo’n gesprek wederkerig zijn, dan moeten beide partijen voldoen aan drie criteria: coherentie, verbinding met de werkelijkheid en pragmatisme. Dat laatste criterium is een lastige: waar is wat werkt. Maar is succes dan een kenmerk van het ware? Als ik Hauerwas goed genoeg heb leren kennen, zou hij daar zijn bedenkingen bij hebben. En anders heb ik ze zelf wel.
Inmiddels is Donald Trump president van Amerika en als ik hoor hoe hij God voor zijn zegewagen spant, gaan bij mij meteen de stellingen van Barmen door het hoofd zingen. Niet succes, maar Jezus Christus is de enige openbaring van Gods wil. Als zijn weg tekenend is voor de weg van de kerk, dan moet de kerk door veel nederlagen heen om in navolging van Jezus Christus het koninkrijk binnen te gaan.
Op dit punt vindt Wolters het nodig het denken van Stanley Hauerwas te corrigeren met dat van Tom Wright. Bij Hauerwas blijft het kruis de gestalte van het koninkrijk. De kerk is op zijn best een kolonie van de hemel op aarde. Terecht zegt Wolters dat dat een onjuiste exegese van Filippenzen 3:20 is. Desondanks zegt Paulus in die tekst wel dat wij burgers zijn van een rijk in de hémel en niet van een rijk op aarde. Daaraan doet Wright mijns inziens onvoldoende recht. Bij Wright is er in deze wereld al best veel te zien van het komende koninkrijk. Je kunt je afvragen of daardoor het contrast tussen kerk en wereld niet vervaagt. Ongetwijfeld is de theologie van Wright minder ‘sektarisch’ dan die van Wright. Bij hem is de tegenstelling tussen kerk en wereld wat minder zwart-wit dan bij Hauerwas. Groen-geel misschien. Maar wordt het daar wel beter van?
Getemde leeuw
Het wonderlijke van Wolters’ studie is dat hij juist door het begrip ‘contrastgemeenschap’ bij Hauerwas gegrepen is. Maar van de kritiek die er op dat begrip gekomen is, in Nederland van onder anderen Wim Dekker en Stefan Paas, lijkt hij zoveel onder de indruk, dat hij er de nodige reparaties aan verricht om het ook in de Nederlandse context te kunnen gebruiken. Het gekke is alleen dat het begrip waardoor hij zelf zo gegrepen was (het is zelfs het titelwoord van zijn boek geworden: De kerk als contrastgemeenschap) toch wat afgevlakt wordt. Was dat nu nodig? Naar aanleiding van een citaat uit een Pinksterpreek van Hauerwas zegt Wolters zelf: ‘Wanneer [Hauerwas] de kerk als een contrastgemeenschap positioneert, dan doet hij dat niet om een sterke grens tussen kerk en wereld te plaatsen. Ook wil hij niet een bepaalde superioriteit of hiërarchie claimen. De kerk is er ten dienste van de wereld. Ze vertelt het verhaal van God reddend handelen – niet van de kerk, maar van de wereld. En dat verhaal vertelt ze met als doel de scheiding te helen, zowel tussen God en wereld, als tussen wereld en kerk.’
De waarheid ligt niet in het midden, maar in de ene tijd bij de ene eenzijdigheid en in de andere tijd bij de andere eenzijdigheid. Profeten voelen aan welk accent er nú gezet moet worden en Hauerwas is, denk ik, zo’n profeet. Een brullende leeuw die in het boek van Wolters wat getemd is.
Pacifisme
Het zijn boeiende hoofdstukken in zijn boek als Wolters het denken van andere theologen tegen dat van Hauerwas aanzet om te kijken of de aanzetten die bij Hauerwas te vinden zijn verder uitgewerkt kunnen worden. Ik noem bijvoorbeeld Bonhoeffer over de christologie en Miskotte over de schepping. Dat zijn in elk geval de hoofdstukken die mijn eigen nadenken stimuleren. Daar ben ik Wolters dankbaar voor, ook als ik soms een andere taxatie maak dan hij.
Zo vraag ik me af of Wolters wel gelijk heeft als het kruis volgens hem bij Hauerwas tot een principe wordt en bij Bonhoeffer niet. Van Hauerwas haalt Wolters deze woorden aan die ik voor het gemak maar even vertaal: ‘Zeker geloven noch Yoder (Hauerwas’ pacifistische leermeester, DdJ), noch ik dat Jezus alleen maar een voorbeeld ter navolging is. Integendeel: zonder de ontologische verandering, veroorzaakt door Christus’ opstanding, zou er geen mogelijkheid zijn om te leven als Hij.’ Terecht zegt Wolters dat daaruit blijkt dat Hauerwas wil waken voor het verbleken van de persoon van Jezus binnen de theologie. Of anders gezegd: hij wil waken voor het ondergeschikt maken van logos aan het ethos, van de leer aan het leven. Terwijl Wolters van Bonhoeffer, ook niet ten onrechte, zegt dat bij hem genade en gebod samenvallen.
Ik ben het ook niet zo met Wolters eens als hij de indruk wekt dat de weerloosheid en geweldloosheid waartoe Hauerwas oproept toch een wat magere doorwerking van de persoon van Jezus in het nu is. Blijft Wolters daarbij gezien de verwoestingen die Israël heeft aangericht in Gaza? Wordt juist de weerloze gestalte van een gekruisigde Messias niet deerlijk gemist in Israël? Maar diezelfde gedachte schiet soms door me heen als ik zie tot welke onthutsende vormen van kerkpolitiek mannen komen die menen dat de regeermacht in de kerk alleen aan hen toekomt. De wet van de graankorrel die alleen vrucht draagt als ze in de aarde valt en sterft, wordt door Hauerwas op een indrukwekkende manier begrepen als hij zegt dat een christen niet moet doden, maar moet sterven.
Zelfverlies en mis
Is het hoofdstuk waarin een gesprek met theologen wordt gevoerd al boeiend, het hoofdstuk waarin het gesprek aangegaan wordt met seculiere denkers is misschien nog wel boeiender. Het meest vond ik dat bij het gesprek dat Dick Wolters voert met Bas Heijne, schrijver en journalist bij NRC. Die signaleert dat van de broederschap uit de trits ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’ weinig is overgebleven nu er geen gemeenschappelijk groot verhaal meer is. Er zijn alleen nog bubbels van gelijkgezinden. Angst voor zelfverlies maakt het moeilijk je nog aan een ander te binden. Het zal duidelijk zijn dat het christelijk geloof in dit gesprek wel wat in te brengen heeft. Wolters’ conclusie van zijn gesprek met drie seculiere denkers luidt dat de kerk in een seculiere samenleving een plek kan zijn waar geoefend kan worden in relaties die niet draaien om zelfvervulling, maar om dienstbaarheid en verantwoordelijkheid nemen voor de ander.
Dan gebeurt er iets merkwaardigs. Wolters lijkt toe te zijn aan zijn conclusies, maar schuift er nog een paragraaf tussen waarin hij de schrijver en dichter Willem Jan Otten aan het woord laat over de mis als contrastpraktijk. Wolters schrijft dat zijn boek geen praktisch-theologisch onderzoek is en dat hij daarom niet in kan gaan op de vraag hoe dat oefenen er in de praktijk uit kan zien. In plaats daarvan Ottens beschrijving van de mis.
Otten is niet in gesprek met mensen van de kerk, maar met de kerk zelf. Die blijkt de plek te zijn waar God het immanente frame doorbreekt. ‘De meerwaarde van de kerk ligt simpelweg in het kerk-zijn: een fysieke plek waar het verhaal van Christus wordt verteld, waar mensen God en elkaar kunnen ontmoeten. [In de ontmoeting] oefent men zich in het aangesproken worden, luisteren, tot bekering komen, verzoenen, vredestichten, zelf-verlies en tot zegen zijn.’ Had Hauerwas dat ook kunnen zeggen? Hij was het wel die Wolters op dit spoor gezet heeft. Je zou bijna zeggen: De kerk moet dus gewoon ‘haar ding’ doen en maar afwachten hoe God er met zijn zegen bij wil zijn. De vraag is alleen wat dat ‘ding’ is en of de kerk dat doet…
Huis van gebed
Dan is de inrichting van een kerkzaal veelbetekenend. Die leek vroeger het meest op een collegezaal en tegenwoordig het meest op een concertzaal. Maar een huis van gebed (Mat. 21:13) is het nog steeds is niet. Is het een vooruitgang dat bij de vorming van één protestantse gemeente het gereformeerde kerkgebouw met zijn vergaderzalen meestal de deuren sluit en het historische kerkgebouw overblijft, waarin je eigenlijk alleen kerkdiensten kunt houden?
Ik was eigenlijk van plan om ook nog wat te mijmeren over het boek Van ver gekomen, waarin Kristien Hemmerechts onder andere vertelt over haar terugkeer naar de kerk. Maar mijn ruimte is bijna op. Daarom volsta ik met een citaat van de laatste bladzijde van haar boek: ‘De wereld heeft mensen nodig die gebeden prevelen of zingen, die samenkomen om te voelen dat we niet alleen zijn, dat er iemand is die over ons waakt, dat we vertrouwen moeten hebben, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.’
Dick Wolters, De kerk als contrastgemeenschap. Kerk-zijn in een seculiere tijd (Skandalon, 2024);
Kristien Hemmerechts, Van ver gekomen (De Geus, 2024).
D. de Jong is predikant van NCGK De Haven in Harlingen en redactielid van Kontekstueel.
Mailadres:
- Raadplegingen: 49