nr6 • 2021 • Geen woord over het klimaat
35e jaargang nr. 6 (juli 2021)
thema: De klimaatcrisis in de kerk gemist?
Derk-Jan Hoogenboom
Geen woord over het klimaat
Jesaja 32:15
Het was niet in me opgekomen het klimaat aan de orde te stellen vanuit deze tekst. Toch spreekt die duidelijk over klimaatverandering door de Geest van God. Ben ik (onbewust) een klimaatontkenner of ‘mag’ het in de verkondiging van deze tekst niet gaan over het klimaat?
De context bood wel gelegenheid om over het klimaat te spreken. Het was tweede pinksterdag en dan gaat het per definitie over het werk van de Heilige Geest. Niet alleen in de wedergeboorte maar ook in de bekering, in onze omgang met elkaar en de aarde. En klimaat is ook wel een thema in de gemeente.
Het is ook niet zo dat er geen literatuur is die me erop had kunnen wijzen. De Groene Bijbel heeft een dikke groene streep voor deze tekst. Die zegt dus blijkbaar iets over ‘de manier waarop God en mensen omgaan met de aarde’ (het criterium voor de groene strepen).
Nu kun je zeggen dat je als gereformeerde, witte man misschien geneigd bent om vooral gevoelig te zijn voor thema’s als zonde en genade. Maar gevoeligheid voor het perspectief van de verdrukte was wel degelijk aanwezig. Dat Jesaja hier vrouwen aanspreekt (vers 9) verwonderde me en markeerde ik in de preek:
Waarom vrouwen? Er zijn er die suggereren dat Jesaja vanwege de feestdag zich eindelijk kan richten tot een groep die normaal afwezig is in het maatschappelijk leven. Hiervoor richtte Jesaja zich tot de mannen die veiligheid zochten in de politiek (een verbond met Egypte). Nu richt hij zich tot hen die vormgaven aan de huisgodsdienst die — blijkt uit opgravingen — zich richt op vruchtbaarheid en rust. Dit woord komt dus binnen waar wij te midden van de drukte en spanning toch proberen het goede leven te vieren: een glas whisky met vrienden in je man cave, een babyshower met je vriendinnen.
Waarom dan geen aandacht voor het klimaat? De context speelt mee. Het was een doopdienst en de lijn van het water op het droge naar het water van de doop lag voor het oprapen. De Geest is de bewerker van een overvloed die ons in Christus wordt toegezegd.
Daar komt bij, de woorden over de natuur in dit vers zijn metaforen. Metaforen voor wat er gebeurt als de Heilige Geest wordt uitgestort. Jesaja 32 vers 15 tot 20 bevat een heilsprofetie. Er komt een moment dat God de Geest schenkt. Die werkt recht en gerechtigheid (vers 16) met als gevolg duurzame vrede, rust en veiligheid (vers 17). Die belofte wordt verpakt in een beeld van water dat wordt uitgegoten op de woestijn. Wat voorheen ongeschikt was voor gewas wordt nu vruchtbaar, terwijl wat vruchtbaar was een ware jungle wordt. Het zijn krachtige en prachtige beelden, die verhelderen en versterken. Maar ze moeten niet de boodschap naar zich toetrekken.
Toch over klimaat?
Het belangrijkst lijkt me echter wat er in de tekst op het spel staat. Dat is een belofte aan mensen die aan het einde van hun eigen kunnen zijn gekomen. Vertrouwen op Egypte of een druivenoogst brengen geen duurzame rust, het brengt onheil, oordeel: doorns en distels. Maar waar God het leven afkeurt, veroordeelt, spreekt Hij met twee woorden. Daar ontstaat ruimte, de ruimte van de Geest uit de hoogte. Alleen bij God vandaan komt vrede doordat Hij recht en gerechtigheid bewerkt.
Volgens mij staat dat ook op het spel in de gemeente. Aan het einde(?) van de coronapandemie halen we opgelucht adem vanwege vaccins of perspectief op vakantie. Geestelijk was het ook een taaie tijd en we hopen dat een volle kerk weer wat schwung in ons geloofsleven brengt. Maar het is allemaal wat angstig. De Geest schenkt gerechtigheid zodat we als verzoende mensen recht voor Hem staan. Dat geeft duurzame vrede.
Toch ben ik bij nader inzien nog niet helemaal klaar met het klimaat en deze tekst. Het beeld uit vers 15 blijft de hele perikoop een rol spelen. In vers 16 gaat het weer over de woestijn en een vruchtbaar veld, in vers 17 wordt de uitwerking van de gerechtigheid die de Geest brengt als ‘vrucht’ beschreven. En er lijkt in vers 20 zelfs sprake te zijn van een staaltje voedselverspilling. In een beeld dat doet denken aan Psalm 1 en Openbaring 22 wordt gesproken over bomen aan het water, altijd verzekerd van groeizaam vocht. Zij dragen zoveel vrucht dat je je os en ezel er gewoon kunt laten grazen: de overvloed van Gods Geest is zo groot dat er altijd voldoende te genieten blijft. Een zo consequent volgehouden metafoor trekt aandacht maar roept ook de vraag op of het beeld zelf niet in het geding betrokken wordt.
Daar komt bij dat in de voorgaande verzen ook gesproken wordt over de natuur maar dan niet als beeld maar als reëel onheil. In vers 9 tot 14 wordt voorzegd dat volgend jaar de oogst zal tegenvallen en de aarde dorens en distels zal bevatten. Dorens en distels roepen Genesis 3 vers 18 op: ze zijn een vloek vanwege de zonde. Overigens heb ik het klimaat daar wél aan de orde gesteld. Blijkbaar ben ik geneigd om het thema vooral onder de aandacht te brengen vanuit het perspectief van de onheilsprofetie, als oordeel. En opvallend: voor vers 13 heeft de Groene Bijbel nou juist geen dikke groene streep. Maar waar het om gaat: als het oordeel een reële dystopie inhoudt, zou de belofte dan misschien ook een reële utopie bevatten?
Eigenlijk spelen er dan twee lijnen een rol in deze tekst. Die van gerechtigheid van de Geest die wordt geschonken en die van overvloed die dat tot stand brengt. Onheil en heil staan tegenover elkaar, oordeel en belofte, valse hoop staat tegenover recht en gerechtigheid die door de Geest tot stand worden gebracht. En een slechte oogst staat tegenover het beeld van een overvloedige natuurlijke weelde. Kortstondige vreugde tegenover blijvende vreugde en rust. Vertrouwen op wat je overkomt of op je eigen daden, staat tegenover het geschenk van Gods nabijheid. Leven vanuit de angst dat het zomaar verkeerd kan gaan, dat jezelf en de wereld tekortschiet, tegenover de overvloed van Gods genade.
Daarom zou ik gerechtigheid en overvloed een volgende keer dat ik over deze tekst preek nauwer op elkaar betrekken. Misschien zoals Samuel Wells dat doet. Als wij ons leven uit handen geven en ontdekken dat de Geest in ons en in deze wereld woont en werkt, kunnen we God en mensen recht in de ogen kijken. Maar ook de wereld om ons heen. Want dat is de wereld die die Geest geschapen heeft, de wereld die ons wordt beloofd als Gods nieuwe wereld. Als de Geest ons leert dat de aarde en haar volheid van de Heere zijn (Psalm 24) dan hoeven wij onszelf niet meer te redden maar ook de wereld niet. Dan gaat het niet meer alleen over wat we tekort komen in onze omgang met het klimaat maar ook over wat God ons in de schepping geeft. De gerechtigheid die Gods Geest ons schenkt, opent het perspectief op een onvoorstelbare overvloed en schenkt moed om nu al te leven alsof die overvloed werkelijkheid is. Want wat op het spel staat mag uitgespeeld worden.
D.J.T. Hoogenboom is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Utrecht-West (wijk Mattheuskerk). Mailadres:
- Raadplegingen: 1456